Kruisverwijzing
vlieg
lemma | meaning |
---|---|
abu-虻 | daas; paardenvlieg; horzel |
agehibari-揚げ雲雀 | een leeuwerik die hoog in de lucht vliegt |
agekaji-上げ舵 | een ruk naar achteren aan de stuurknuppel van een vliegtuig (om het omhoog te laten vliegen) |
ago-飛魚 | vliegende vis |
aiki-愛機 | eigen apparatuur (camera, computer, vliegtuig, enz.) die iemand altijd graag gebruikt |
akufu-悪婦 | een vrouw met een slecht [opvliegend] karakter [humeur; temperament] |
amagakeru-天翔る | hoog vliegen; zweven |
aobae-青蠅 | bromvlieg; aasvlieg (Calliphora) |
bijinesu・kurasu-ビジネス・クラス | businessclass (in vliegtuig) |
boisu・rēkōdā-ボイス・レコーダー | cockpit voice recorder (in vliegtuigen) |
chakuchi-着地 | (vliegtuig) landing |
chakuriku-着陸 | landing (van vliegtuig, etc.) |
chakusui-着水 | landing op [in] water; waterlanding (van een watervliegtuig, e.d.) |
chakusui-着水 | noodlanding op [in] het water (van een vliegtuig); landing in zee (van een ruimtevaartuig) |
datchi・rōru-ダッチ・ロール | Dutch roll (een vliegtuigbeweging) |
dekigokoro-出来心 | een plotselinge opwelling; gril; bevlieging |
dōtai-胴体 | romp (van een lichaam, boot vliegtuig, etc.) |
eabasu-エアバス | airbus (vliegtuig) |
eabasu-エアバス | Airbus (Europese vliegtuigbouwer) |
eapōto-エアポート | vliegveld; luchthaven |
ea・pējento-エア・ページェント | het optreden van een vliegtuig tijdens een vliegshow |
ea・poketto-エア・ポケット | luchtzak (bij snelle daling van een vliegtuig) |
ekonomī・kurasu-エコノミー・クラス | economyclass (goedkoopste klasse in vliegverkeer) |
ekonomī・kurasushōkōgun-エコノミー・クラス症候群 | economyclass-syndroom; vliegtuigtrombose (door te krappe beenruimte) |
entāpuraizu-エンタープライズ | USS Enterprise (Amerikaans vliegdekschip) |
epuron-エプロン | (luchthaven) platform voor vliegtuigen |
faitā-ファイター | gevechtsvliegtuig |
fezā・purēn-フェザー・プレーン | ultralichtgewicht modelvliegtuig |
fukinagashi-吹き流し | wimpel; vaantje; windzak (bij vliegveld) |
furai-フライ | vlieg |
furaikyū-フライ級 | (boksen) vlieggewicht |
furaingu-フライング | vliegen; vlucht |
furaingu-フライング | (zeilen, autoracen) vliegende start (i.t.t. stilstaande start) |
furaingu-フライング | (fig.) vliegende start; goede start; goed [snel] van start gaan |
furaingu・stāto-フライング・スタート | (zeilen, autoracen) vliegende start (i.t.t. stilstaande start) |
furaingu・stāto-フライング・スタート | (fig.) vliegende start; goede start; goed [snel] van start gaan |
furaito-フライト | vlucht; vliegreis |
furaito・dekki-フライト・デッキ | vliegdek |
furaito・kontorōru-フライト・コントロール | vliegtuigbesturingssysteem |
furappu-フラップ | vleugelklep (vliegtuig) |
furōto-フロート | boei; drijvend vlot; drijver (o.a. van een watervliegtuig) |
geigekiki-迎撃機 | jachtvliegtuig (dat vijandelijke projectielen moet onderscheppen) |
gekkō-激昂 | opvliegendheid; razernij; grote opwinding |
gekkōsuru-激昂する | opvliegend [heetgebakerd] zijn; een kort lontje hebben; snel aangebrand zijn |
genjibotaru-源氏蛍 | Japans vuurvliegje [glimworm] (Luciola cruciata) |
genkanguchi-玄関口 | toegangspoort tot een land (b.v. een zeehaven, vliegveld, e.d.) |
gentei-舷梯 | tijdelijke trap of plank (voor het in- en uitstappen van vliegtuigen en schepen); vliegtuigtrap; loopplank, valreep |
gin'yoku-銀翼 | zilveren vleugels [vliegtuig] |
gō-号 | (als achtervoegsel) naam (voor voertuigen, schepen, vliegtuigen, dieren, etc.) |
guraidā-グライダー | zweefvliegtuig |
haari-羽蟻 | vliegende [gevleugelde] mier(en) |
habukūkō-ハブ空港 | hub luchthaven (centraal vliegveld waar men overstapt op andere vluchten) |
hae-蠅 | vlieg |
haijakku-ハイジャック | (vliegtuig) kaping |
haneari-羽蟻 | vliegende mier |
hangā-ハンガー | hangaar; vliegtuigloods |
hangu・guraidā-ハング・グライダー | deltavlieger |
hariā-ハリアー | Harrier gevechtsvliegtuig (dat zowel horizontaal als verticaal kan opstijgen) |
hatchi-ハッチ | vliegtuigdeur |
hatsuhikō-初飛行 | de eerste vlucht (van een bepaald vliegtuig); luchtdoop |
hentai-編隊 | formatie (van vliegtuigen, e.d.) |
hentaihikō-編隊飛行 | het in formatie vliegen; formatievlucht |
hichō-飛鳥 | een vliegende vogel; vogel in vlucht |
hidan-飛弾 | projectiel; rondvliegende kogels |
hien-飛燕 | een zwaluw tijdens de vlucht; vliegende zwaluw |
hien-飛燕 | een eenpersoons jachtvliegtuig van het voormalige Japanse leger |
hikōjikan-飛行時間 | vliegtijd; vlieguur |
hikōjō-飛行場 | vliegveld; luchthaven |
hikōki-飛行機 | vliegtuig |
hikōkigumo-飛行機雲 | condensspoor (vliegtuigstrepen) |
hikōkikyōfushō-飛行機恐怖症 | aviofobie; vliegangst |
hikōkinshikūiki-飛行禁止空域 | no-fly zone; vliegverbod in bepaald gebied |
hikōshi-飛行士 | piloot; vlieger; vliegenier |
hikōtei-飛行艇 | vliegboot; vliegende boot |
hitodama-人魂 | een (kleding)rekwisiet bij Kabuki om de illusie te wekken dat men door de lucht vliegt |
hiyō-飛揚 | het hoog in de lucht (vliegen); vlucht |
hōkōda-方向舵 | verticaal roer (in de staart van een vliegtuig) |
hotaru-蛍 | vuurvlieg(je); glimworm |
hotarubi-蛍火 | het licht van een vuurvliegje |
hotaruika-蛍烏賊 | (vuurvlieg-) pijlinktvis (Watasenia scintillans) |
hotto・furasshu-ホット・フラッシュ | opvlieger(s) |
iebae-家蠅 | huisvlieg (Musca domestica) |
ienken-以遠権 | landingsrecht dat een luchtvaartmaatschappij toestaat om na aankomst in het land dat het reisdoel is, door te vliegen en te landen in een ander land |
ijōsekkin-異常接近 | een bijna-botsing van vliegtuigen die elkaar rakelings passeren in de lucht |
ikanobori-凧 | vlieger (aan een touw) |
ikkokumono-一刻者 | heethoofd; koppig [opvliegend] persoon |
ikkyoryōtoku-一挙両得 | twee vliegen in één klap |
inkasuru-引火する | ontbranden; vlamvatten; in brand vliegen |
intāseputā-インターセプター | jachtvliegtuig (dat vijandelijke projectielen moet onderscheppen) |
issekinichō-一石二鳥 | (spreekwoord) twee vliegen in één klap slaan |
jairokoputā-ジャイロコプター | gyrokopter; autogiro; molenvliegtuig |
jairopairotto-ジャイロパイロット | (op vliegtuigen en schepen) automatische piloot (een instrument dat automatisch een bepaalde koers aanhoudt) |
jōkyaku-乗客 | passagier (in boot, trein, vliegtuig, auto, e.d.) |
jōmu-乗務 | het dienstdoen [werkzaam zijn] als bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
jōmuin-乗務員 | bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
kaigunhikōyokarenshūsei-海軍飛行予科練習生 | de aspirant piloot of leerling vlieger op die opleiding |
kakkūki-滑空機 | zweefvliegtuig |
kakunōko-格納庫 | hangaar; vliegtuigloods |
kansaiheri-艦載ヘリ | marinehelikopter; vliegdek(schip) helikopter |
kansaiki-艦載機 | marinevliegtuig; vliegdek(schip) vliegtuig |
kanseitō-管制塔 | verkeerstoren (vliegveld) |
kasshōsuru-滑翔する | (door de lucht) zweven; zweefvliegen |
kassō-滑走 | het taxiën (van een vliegtuig |
katashiki-型式 | type; model (vliegtuig, auto, machine, e.d.) |
kebin-ケビン | cabine (in een vliegtuig) |
ki-機 | vliegtuig |
kibaya-気早 | opvliegend [ongeduldig] karakter |
kieuseru-消え失せる | (uit het zicht) verdwijnen; spoorloos verdwijnen; vervliegen |
kikō-寄港 | aanleghaven (voor schepen); tussenlanding (voor vliegtuigen) |
kimijika-気短 | opvliegendheid; lichtgeraaktheid; ongeduldigheid |
kinbae-金蠅 | een bromvlieg, Chrysomya megacephala |
kinohayai-気の早い | opvliegend; kortaangebonden; kortaf; lichtgeraakt |
kōkūbokan-航空母艦 | vliegdekschip; vliegkampschip |
kōkūki-航空機 | luchtvaartuig (zoals luchtballon, luchtschip, vliegtuig e.d.) |
kōkūkōgaku-航空工学 | luchtvaarttechniek; vliegtuigbouwkunde |
kōkūro-航空路 | luchtweg; (aan)vliegroute |
kokusaikūkō-国際空港 | internationaal vliegveld; internationale luchthaven |
kontororu・tawaa-コントロール・タワー | verkeerstoren (vliegveld) |
kōryō-亢竜 | hemelse [vliegende] draak |
kōryū-亢竜 | hemelse [vliegende] draak |
kōtei-航程 | (van een vliegtuig) vliegafstand; vlucht |
kūchūburanko-空中ブランコ | (vliegende) trapeze |
kūchūkyokugeishi-空中ブランコ曲芸師 | (vliegende) trapezeartiest |
kūchūkyūyuyōhikōki-空中給油用飛行機 | tankvliegtuig |
kūkō-空港 | vliegveld; luchthaven |
kūro-空路 | luchtroute; (aan)vliegroute |
kusakagerō-草蜉蝣 | gaasvlieg (Chrysopidae) |
kyabin-キャビン | cabine (in een vliegtuig) |
kyūkō-休航 | opschorting [uitstel] van een veerdienst [vliegdienst] |
kyūmeiikada-救命筏 | vlot; opblaasboot; reddingsvlot; (opblaasbare) reddingsboot (van vliegtuigen of schepen) |
mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
mania-マニア | manie; voorliefde, bevlieging |
manseki-満席 | vol(geboekt) zijn; alle stoelen bezet (in theater, trein, vliegtuig, e.d.) |
mau-舞う | dwarrelen; ronddraaien; rondvliegen |
meisai-迷彩 | camouflage (van een uniform, schip, tank, vliegtuig, etc.) |
moeageru-燃え上がる | ontvlammen; in de brand vliegen; in vlammen opgaan |
moetsuku-燃え付く | in de brand vliegen; ontsteken; ontbranden; vuur [vlam] vatten |
monozuki-物好き | grilligheid; bevlieging; rage |
musasabi-鼯鼠 | witkelige vliegende eekhoorn (Petaurista leucogenys) |
musensōjū-無線操縦 | (van een vliegtuig) radiografisch bestuurd zijn; radiografische besturing |
natsumushi-夏虫 | een vuurvliegje |
niamisu-ニアミス | een bijna-botsing van vliegtuigen die elkaar rakelings passeren in de lucht |
noboriryū-昇り竜 | een draak die omhoog de lucht in vliegt |
ōbābukkingu-オーバーブッキング | overboeking (te vol boeken, b.v. vliegtuig) |
ōbāran-オーバーラン | het doorschieten van een vliegtuig op een landingsbaan |
ou-追う | opjagen; doen vliegen (van vogels e.d.) |
pairotto-パイロット | piloot; vlieger; vliegenier |
pāsā-パーサー | hoofd van het cabinepersoneel (in een vliegtuig) |
pōtā-ポーター | kruier; drager van bagage (station, hotel, vliegveld, etc.) |
pōtā-ポーター | valet (iemand belast met het parkeren en ophalen van auto's van gasten van restaurants, hotels, vliegvelden, etc.) |
raitofuraikyū-ライトフライ級 | lichtvlieggewicht (gewichtsklasse boksen) |
rakugan-落雁 | een wilde gans die komt aanvliegen en neerstrijkt op een veld |
rapukon-ラプコン | radar approach control (controleert aanvlieg- en vertrekroutes van het luchtverkeer) |
rimujin-リムジン | pendelbus (b.v. van vliegveld of hotel) |
risui-離水 | het opstijgen uit [vanaf] het water (van een watervliegtuig, e.d.) |
rosen-路線 | route (voor autorit, treinrels, vliegbestemming e.d.) |
ryokakuki-旅客機 | passagiersvliegtuig |
sagekaji-下げ舵 | het omlaag duwen van de stuurknuppel van een vliegtuig |
sentōki-戦闘機 | gevechtsvliegtuig |
sesuna-セスナ | Cessna, (Amerikaans) licht vliegtuig |
shiden-紫電 | gevechtsvliegtuig van de voormalige Keizerlijke Japanse Marine |
shikō-試航 | (bij schepen) proefvaart; (bij vliegtuigen) proefvlucht; testvlucht |
shissoku-失速 | overtrokken vlucht (van een vliegtuig) |
shōkaiki-哨戒機 | (landmacht, marine) verkenningsvliegtuig; patrouillevliegtuig |
shukkasuru-出火する | brand uitbreken; vlam vatten; in brand vliegen; ontbranden |
shūkō-就航 | in gebruiksname [in werkingstelling] (van b.v. schepen, vliegtuigen) |
sōjūshi-操縦士 | piloot; vliegenier |
suijōki-水上機 | watervliegtuig |
sukaijakku-スカイジャック | (vliegtuig) kaping |
sukaimeito-スカイメイト | skymate is een kortingssysteem (voor jongeren) op vliegtarieven van Japanse luchtvaartmaatschappijen |
sukaisupōtsu-スカイスポーツ | luchtsport(en) (zweefvliegen, ballonvaren, etc.) |
sukuranburu-スクランブル | opstijgen wegens alarm (gevechtsvliegtuigen) |
supin-スピン | (vliegtuig) tolvlucht; duik |
surumeika-鯣烏賊 | vliegende inktvis (Todarodes pacificus) |
suterusugijutsu-ステルス技術 | stealth-technologie (om een vliegtuig of een voertuig minder makkelijk detecteerbaar te maken) |
sutōru-ストール | overtrokken vlucht van een vliegtuig (door vergroting van de invalshoek van een vleugel); het afslaan van een motor |
tābopuroppu-ターボプロップ | turbopropvliegtuig |
tako-凧 | vlieger (aan een touw) |
tāminaru-ターミナル | (vliegveld) vertrekhal; aankomsthal |
tāminaru・biru-ターミナル・ビル | (vliegveld) terminalgebouw |
tanki-短気 | opvliegend [driftig; ongeduldig] karakter [humeur] |
tanpatsu-単発 | eenmotorig (vliegtuig) |
tanpatsuki-単発機 | eenmotorig toestel (vliegtuig) |
teikuofu-テイクオフ | het opstijgen (vliegtuig) |
tekki-敵機 | vijandelijk vliegtuig |
tobiagari-飛び上がり | sprong; het opspringen; opstijgen; opvliegen; start (van vliegtuig) |
tobiagaru-飛び上がる | springen; opspringen; opschrikken; opstijgen; opvliegen; starten (van vliegtuig) |
tobichigau-飛び違う | rondvliegen; rondfladderen |
tobichiru-飛び散る | wegvliegen; rondvliegen; alle kanten opvliegen |
tobidasu-飛び出す | wegvliegen; uitvliegen |
tobihi-飛び火 | rondvliegende vonken [vlammen]; zich verspreidend [overspringend] vuur |
tobikau-飛び交う | rondvliegen; rondfladderen |
tobiko-飛子 | vliegviskuit; vliegviskaviaar |
tobimawaru-飛び回る | rondvliegen; rondcirkelen (in de lucht) |
tobitatsu-飛び立つ | wegvliegen; opvliegen; de lucht invliegen |
tobiuo-飛び魚 | vliegende vis |
tōjō-搭乗 | boarding (instappen in vliegtuig) |
tōjōguchi-搭乗口 | (vliegveld) boarding gate; instapbalie |
tōjōken-搭乗券 | instapkaart (vliegtuig); boardingpass |
tōjōsuru-搭乗する | baarden (instappen in vliegtuig) |
toransufā-トランスファー | transfer; overstap (bij vliegreis) |
tsukkomu-突っ込む | (snel of hard) induiken; invliegen; inrammen; opbotsen; bestormen; aanvallen |
udonge-優曇華 | de eitjes van de gaasvlieg |
uingu-ウイング | (vogel; vliegtuig) vleugel |
unkō-運航 | verbinding; (lijn)dienst (vliegtuigen, schepen, bussen, etc.) |
yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
yokka-翼下 | onderzijde van vleugels (van een vogel of vliegtuig) |
yokoyure-横揺れ | het slingeren [rollen] (van een schip, vliegtuig, e.d.) |
yūfō-ユーフォー | ongeïdentificeerd vliegend voorwerp (unidentified flying object) |
yūgun-遊軍 | reservetroepen; mobiele eenheid; vliegende brigade |
zōbin-増便 | toename van openbaar vervoer (bus, trein, vliegtuig) |