Kruisverwijzing
verliezen
lemma | meaning |
---|---|
agumu-倦む | het moe [zat] worden; interesse verliezen; er genoeg van hebben; er geen zin meer in hebben |
aguneru-倦ねる | iets moe worden [zat zijn]; interesse verliezen; teveel zijn voor (iemand); buiten iemands controle liggen; niet weten wat te doen |
chikaramakesuru-力負けする | verliezen door verkeerd gebruik van je eigen kracht |
chikaramakesuru-力負けする | verliezen door overmacht |
chikaraotoshi-力落とし | de moed [kracht; energie] verliezen |
chimayou-血迷う | de controle over zichzelf verliezen; in razernij ontsteken; door het lint gaan; gek worden |
dogimagisuru-どぎまぎする | opgewonden raken; boos zijn; nerveus worden; de tegenwoordigheid van geest verliezen |
hakkyō-発狂 | het verstand verliezen; zinsverbijstering; waanzinnigheid; krankzinnigheid |
hansokumake-反則負け | verliezen vanwege een overtreding van de regels (diskwalificatie) |
hazusu-外す | missen; verliezen |
hazusu-外す | nalaten te pakken; niet nemen; verliezen; express ontwijken; ontduiken |
hekomu-凹む | verliezen; verslagen worden |
hekomu-凹む | bezwijken; toegeven; de moed verliezen; gedeprimeerd worden |
horeru-惚れる | verliefd worden op; je hart verliezen |
iradatsu-苛立つ | geïrriteerd raken; het geduld verliezen |
ishitsu-遺失 | verlies; vergetelheid; het verliezen; vergeten; (per ongeluk) achterlaten (b.v. een paraplu in de bioscoop) |
jōki-上気 | teveel worden; controle verliezen over jezelf |
jōkisuru-上気する | controle verliezen over jezelf |
kachimake-勝ち負け | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
karakuji-空籤 | een niet (een niet in de prijzen vallend lot); een verliezend lot |
kawasesason-為替差損 | valutaverliezen; (wissel)koersverliezen |
koiniochiru-恋に落ちる | verliefd worden (op); zijn hart verliezen (aan) |
koisuru-恋する | verliefd zijn [worden] (op); zijn hart verliezen (aan); |
kuiage-食い上げ | je baan verliezen; geen inkomsten meer hebben; niet meer in je levensonderhoud kunnen voorzien |
kuihagureru-食い逸れる | zijn baan [inkomsten] verliezen |
kuikomu-食い込む | wegstromen; (geld) verliezen |
makegirai-負け嫌い | een hekel hebben aan verliezen; altijd willen winnen; competitief zijn |
makekosu-負け越す | meer verliezen hebben dan overwinningen |
makeru-負ける | verliezen; verslagen worden; zich overgeven |
makezugirai-負けず嫌い | een hekel hebben aan verliezen; altijd willen winnen; competitief zijn |
mayou-迷う | misleid worden; de controle verliezen |
miotosu-見落とす | over het hoofd zien; voorbijzien; uit het oog verliezen |
miushinau-見失う | uit het oog verliezen |
mugamuchū-無我夢中 | zichzelf verliezen [helemaal opgaan] in; totaal in beslag genomen door |
nakusu-亡くす | (door de dood) verliezen (van een naaste) |
nakusu-無くす | iets kwijtraken; verliezen |
nakusuru-無くする | iets kwijtraken; verliezen; laten verwijderen (een ander woord voor nakusu) |
narisagaru-成り下がる | aan lager wal raken; status verliezen; geruïneerd zijn; laag vallen |
natsubatesuru-夏ばてする | lichamelijke kracht verliezen door zomerhitte |
natsuhaze-夏櫨 | een bladverliezende struik van de het plantengeslacht Azalea |
natsutsubaki-夏椿 | een zomercamellia [Stewartia pseudocamellia], een in de zomer bloeiende, bladverliezende boom (die vaak ten onrechte shara no ki [シャラノキ] wordt genoemd |
noboseru-逆上せる | zijn kalmte verliezen |
nukeru-抜ける | verliezen; missen; ontbreken |
ōbābaransu-オーバーバランス | onevenwichtigheid; het evenwicht verliezen |
okuru-送る | afscheid (moeten) nemen; (een naaste) verliezen |
otosu-落とす | laten vallen [zakken]; verliezen |
rakusensuru-落選する | (verkiezingen) verliezen; geslagen worden |
rakuyōju-落葉樹 | een bladverliezende boom; boom die zijn blad verliest in de herfst |
reihai-零敗 | (sport) verliezen zonder te scoren |
sekihai-惜敗 | een nipte nederlaag; het met een kleine marge verliezen |
shisshinsuru-失神する | flauwvallen; het bewustzijn verliezen |
shōbu-勝負 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
shōhai-勝敗 | winnen of verliezen; overwinning of nederlaag; winst of verlies |
sureru-擦れる | onschuld verliezen |
torikobosu-取り零す | (onverwacht) verliezen (van een makkelijke tegenstander) |
ukiagaru-浮き上がる | het contact verliezen; uit het oog verliezen; vervreemden |
ushinau-失う | verliezen; missen |
yabureru-敗れる | verliezen; verslagen worden |
yakedasareru-焼け出される | door brand zijn huis (moeten) verlaten [verliezen] |
yaseru-痩せる | afvallen; gewicht verliezen |
yasume-安め | een verliezende worp bij het dobbelspel |