vallen / val-len ( ww )
1落ちる [(ook sneeuw, bladeren, etc.)]
2転ぶ [(struikelen)]
3倒れる [(omvallen, achterover vallen)]
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
met vallen en opstaan leren; al doende leert men
七転び八起き。
七転び八起き。
Kruisverwijzing
vallen
lemma | meaning |
---|---|
abaraya-荒ら屋 | vervallen [bouwvallig] huis |
abarekomu-暴れ込む | binnendringen; binnenvallen |
abuhachitorazu-虻蜂取らず | tussen de wal en het schip vallen [geraken]; noch het een nog het ander (twee dingen tegelijkertijd proberen te doen, maar in geen van beide slagen) |
amadare-雨垂れ | (vallende) regendruppels |
amaochi-雨落ち | plek waar regendruppels van de dakrand vallen |
ansho-暗所 | een donkere plek; een onopvallende plek |
arasu-荒らす | binnenvallen; binnendringen; inbreken |
asagake-朝駆け | iem. vroeg in de morgen thuis lastig vallen voor een interview |
asagakesuru-朝駆けする | iem. vroeg in de ochtend thuis lastig vallen voor een interview |
battari-ばったり | (onomatopee) vallend met een doffe klap [met een knal] |
boroboro-ぼろぼろ | (onomatopee) het vallen van druppels [stukjes]; brokkelig (worden); vergaan [versleten] raken; gerafeld worden |
bōshi-帽子 | aanvallende zet bij het spel go |
bunretsu-分裂 | het uiteen vallen; desintegratie; opsplitsing; ontbinding |
chājingu-チャージング | (sport) aanvallen; uitvallen |
chiru-散る | vallen; neerdwarrelen; verstrooien |
daikō-代講 | plaatsvervangende docent; invallende leerkracht |
daiyōkyōin-代用教員 | een vervangende [invallende] leraar |
damarikokuru-黙りこくる | in stilzwijgen verzinken; stilvallen; niets meer zeggen |
damashiuchi-騙し討ち | een verrassingsaanval; iemand met een list afleiden en dan aanvallen; vals spel |
dōdōmeguri-堂堂巡り | alsmaar maar weer op hetzelfde terugkomen (in gesprekken); in herhalingen vallen |
doroppu-ドロップ | val; achteruitgang; verval; laten vallen; uitvallen |
doroppu-ドロップ | (bij golf) een bal (die in een vijver was gevallen) op een plek aan de kant laten vallen om van daaruit verder te spelen |
doroppu-ドロップ | (computer term) een document in een map zetten (door het eerst met de muis op te pakken en dan te laten vallen in de juiste map) |
engoshageki-援護射撃 | iemand steunen [bijvallen] tijdens een discussie |
fīrudingu-フィールディング | (honkbal) het veldspelen (= verdedigen, i.t.t. aanvallen = de slagbeurt) |
fugōsuru- 符合する | overeenkomen; samenvallen; corresponderen; overeenstemmen |
fuku-覆 | omvallen; omverwerpen |
fumikomu-踏み込む | binnenstappen; binnenvallen; een inval doen |
furikakaru-降りかかる | neervallen [neerkomen; uitstorten] (over; op) |
furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
furu-降る | vallen (van regen, sneeuw, etc.) |
fusetsusuru- 符節する | overeenkomen; samenvallen met |
geki-撃 | (in kanji combinaties) (hard) slaan; (met kracht) aanvallen; schieten; hard raken (ook fig.) zien; voelen; tasten |
hāfubakku-ハーフバック | (voetbal) middenvelder; halfspeler; (American football) aanvallender middenspeler |
haiji-廃寺 | vervallen [bouwvallige] tempel (zonder inwonende monniken) |
hairaito-ハイライト | in het oog springend detail; opvallend kenmerk |
haisetsu-排雪 | sneeuwruimen; het verwijderen van gevallen sneeuw |
hanaochi-花落ち | jonge vruchten zoals aubergines en komkommers, die worden geoogst kort nadat de bloemen zijn afgevallen |
hanareru-離れる | wegvallen; verdwijnen |
happōbijin-八方美人 | opvallende schoonheid; onberispelijke mooie vrouw |
hazakura-葉桜 | een kersenboom waar de bladeren zijn uitgekomen (nadat de bloesem is afgevallen) |
heishisuru-斃死する | sterven; overlijden; doodgaan; doodvallen; het loodje leggen |
hekomu-凹む | invallen; hol worden; inzakken |
higure-日暮れ | zonsondergang; schemering; het vallen van de avond |
hikage-日陰 | onbekendheid; onopvallendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
hikaru-光る | schijnen (fig.); opvallen; uitblinken |
hisoyaka-密やか | heimelijk; ongrijpbaar; onopvallend |
hōkai-崩壊 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
hōraku-崩落 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
hōzuru-崩ずる | afbrokkelen; vervallen |
ichijirushii-著しい | opvallend; opmerkelijk; merkwaardig |
inemuri-居眠り | het (zittend) in slaap vallen; indutten; indommelen; knikkebollen |
ionbin-イ音便 | (taalkunde) eufonische verandering (waarbij de medeklinkers k, g, sh, of r voor de -i wegvallen, b.v. 聞きて wordt 聞いて) |
jikokenji-自己顕示 | het de aandacht trekken; aandacht op zichzelf vestigen; proberen op te vallen |
jitchūhakku-十中八九 | met grote waarschijnlijkheid; negen van de tien keer; in negen van de tien gevallen |
jōshūhan-常習犯 | recidive; herhaling van strafbare feiten; het opnieuw vervallen in dezelfde zonde [fouten] |
jukusuisuru-熟睡する | in (een diepe) slaap vallen |
kaishōsuru-解消する | oplossen; opgelost worden; annuleren; ontbinden; uiteenvallen |
kakōsuru-下降する | (af)dalen; naar beneden gaan; zinken; vallen; duiken |
kamitsuku-噛み付く | iem. afsnauwen [aanvallen]; uitvaren tegen iemand |
karakuji-空籤 | een niet (een niet in de prijzen vallend lot); een verliezend lot |
karamitsuku-絡みつく | (iem.) lastig vallen; dwars zitten |
kattoin-カットイン | tussen beide komen; in de rede vallen |
kawaru-代わる | vervangen worden; invallen; de plaats innemen (van); vertegenwoordigen |
kensū-件数 | het aantal zaken [gevallen; gebeurtenissen] |
kenzen-顕然 | duidelijkheid; opvallendheid |
kin'ōmuketsu-金甌無欠 | sterke natie die nog nooit is binnengevallen door een buitenlandse macht |
kira-綺羅 | luxe [opvallende; opzichtige] dingen |
kireru-切れる | (tijd) verlopen; verstrijken; vervallen |
kirihitoha-桐一葉 | één (vallend) blad van de Anna Paulownaboom (als teken van het begin van de herfst) |
kirikomu-切り込む | aanvallen; door de vijandelijke linies vechten |
kiwadatsu-際立つ | opvallen; er bovenuit steken; opvallend zijn |
kōgekisuru-攻撃する | aanvallen; een aanval [inval] doen; bekritiseren |
kōgekiteki-攻撃的 | agressief; aanvallend; strijdlustig |
kokeru-痩ける | afvallen; invallen; dun worden |
koremiyogashi-此れ見よがし | opvallend; opzichtig |
korobasu-転ばす | (laten) struikelen [vallen; draaien] |
korobu-転ぶ | vallen; struikelen |
koshitantan-虎視眈々 | waakzaamheid; alertheid; klaar zijn om toe te slaan [aan te vallen] |
kubitsuka-首塚 | begraafplaats [grafheuvel] voor de hoofden van gevallen strijders of veroordeelden |
kubomu-窪む | inzakken; hol worden; invallen |
kubonda-凹んだ | hol (geworden); ingestort; ingedeukt; (in)gevallen |
kūchūbenkai-空中分解 | het uiteenvallen (desintegreren) in de lucht |
kuitsumeru-食い詰める | niet meer kunnen overleven; niet meer kunnen voorzien in je levensonderhoud; tot armoede vervallen |
kurayami-暗闇 | een onopvallende [geheime] plaats; geheim(houding) |
kure-暮れ | zonsondergang; schemering; het vallen van de avond |
kuregata-暮れ方 | (bij) het vallen van de avond; zonsondergang |
kuregure-暮れ暮れ | (bij) zonsondergang; het vallen van de avond |
kuremutsu-暮れ六つ | (term gebruikt in de Edo-periode voor) het vallen van de avond, ca. 18.00 uur |
kuroko-黒子 | toneelassistent die helemaal in het zwart is gekleed (om niet op te vallen) |
kuzureru- 崩れる | in elkaar storten; afbrokkelen; uit elkaar vallen |
kyōshūsuru-強襲する | bestormen; iem. of iets fel aanvallen; stormenderhand veroveren |
kyū-朽 | (in kanji combinaties) rotten; vergaan; vervallen, |
kyūsuru-窮する | arm worden; tot armoede vervallen; geldgebrek hebben |
madoromu-微睡む | in slaap vallen; wegdoezelen |
maenomeri-前のめり | het naar voren leunen [hangen; buigen; vallen] |
maeukemi-前受身 | een val voorover; voorover vallen |
makugire-幕切れ | het einde van een opvoering [optreden]; het vallen van het doek |
meboshii-めぼしい | opvallend; opmerkelijk; belangrijk |
medatsu-目立つ | opvallen; in het oog vallen; de aandacht trekken |
medatta-目立った | opvallend; opmerkelijk; zichtbaar; waarneembaar |
mekimeki-めきめき | opvallend; duidelijk zichtbaar; steeds meer |
mezamashii-目覚ましい | opvallend; spectaculair; prachtig |
mimidatsu-耳立つ | opvallen; opvallend zijn |
mizugiwadatsu-水際立つ | prachtig [schitterend] zijn; opvallen |
momu-揉む | hardnekkig aanvallen; duwen |
monomonoshii-物物しい | opvallend; opzichtig; de aandacht trekkend; pretentieus |
nagareboshi-流れ星 | vallende ster; meteoor |
namidabashi-涙箸 | eetstokjes waar druppels afvallen (b.v. soep of saus) tijdens het eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
nanakorobiyaoki-七転び八起き | (spreekwoord) met vallen en opstaan (leren); al doende leert men (lett. 7 keer vallen, 8 keer opstaan) |
narisagaru-成り下がる | aan lager wal raken; status verliezen; geruïneerd zijn; laag vallen |
natsuyase-夏痩せ | gewichtsverlies in de warme zomer (door gebrek aan eetlust, slaap, e.d.); afvallen in de zomer wanneer het warm [heet] is |
neiru-寝入る | in slaap vallen; in diepe slaap zijn |
neshizumaru-寝静まる | in slaap vallen; in (een diepe) slaap zijn |
nesobireru-寝そびれる | niet in slaap kunnen vallen; wakker liggen |
netsuku-寝つく | in slaap vallen |
netsuku-寝付く | in slaap vallen; naar bed gaan |
nikuzure-煮崩れ | het inkoken [zacht koken] van voedsel; het uit elkaar vallen van voedsel tijdens het koken |
nikuzure-荷崩れ | het omvallen [verschuiven] van lading [vracht] (tijdens transport) |
ninsanpu-妊産婦 | zwangere vrouwen en vrouwen die (net) bevallen zijn; zwangere vrouwen en moeders die borstvoeding geven |
nomerikomu-のめり込む | voor iets gaan [vallen]; in beslag genomen worden door; bezeten worden van |
nomeru-のめる | voorover vallen [buigen; leunen; struikelen] |
nukege-抜け毛 | haarverlies; haaruitval; verharing; afgevallen haar |
nukeru-抜ける | uitvallen; loslaten; loskomen |
ōbārappu-オーバーラップ | overlapping; gedeeltelijk samenvallen |
ochiba-落ち葉 | (af)gevallen [dode] bladeren; het vallen van de bladeren |
ochibo-落ち穂 | gevallen (rijst)aren |
ochiru-落ちる | vallen; laten vallen |
ochiru-落ちる | in elkaar vallen; instorten |
ōji-往事 | eerdere [vroegere] gebeurtenissen [voorvallen] |
onboro-おんぼろ | vervallen; bouwvallig; gammel; versleten |
oriru-下りる | naar beneden komen; dalen; vallen; (b.v.gordijn; luiken; lift) |
oriru-下りる | opgeven; (zich) terugtrekken; stoppen (met); vallen (fig.) |
oriru-下りる | beginnen; neerdalen; invallen (vorst; dooi; duisternis) |
oshikakeru-押しかける | (onuitgenodigd) binnenvallen; zichzelf uitnodigen |
oshikomu-押し込む | binnenvallen; inbreken |
ōte-王手 | schaak (positie waarbij de koning van de tegenstander direct wordt aangevallen; bij schaakspel, shogi, e.d.) |
otoshi-落とし | het (iets of iemand) laten vallen |
otosu-落とす | laten vallen [zakken]; verliezen |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
pitto-ピット | gat achter een bowlingbaan waar de omgevallen kegels in vallen |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
pororito-ぽろりと | per ongeluk [onbedoeld] (iets onthullen, laten vallen, b.v. een geheim) |
potapota-ぽたぽた | (onomatopee) druppelend; druppel na druppel vallend |
rakka-落花 | vallende [gevallen] bloesems [bloemblaadjes] |
rakkyūsuru-落球する | (honkbal) een (vang)bal laten vallen |
rakubasuru-落馬する | van een paard vallen [geworpen worden] |
rakugo-落伍 | het uitvallen; achterop raken; opgeven; niet meer mee kunnen doen |
rakuseki-落石 | vallend gesteente; steenval |
rakuyō-落葉 | (af)gevallen [dode] bladeren; het vallen van de bladeren |
reireishii-麗麗しい | opzichtig; opvallend |
ryūsei-流星 | vallende ster; meteoor |
saigaihoken-災害保険 | ongevallenverzekering |
sanpu-産婦 | kraamvrouw; een vrouw die gaat bevallen [op het punt staat te bevallen; net bevallen is] |
sansuru-産する | (een kind) baren; bevallen (van een kind) |
seikisuru-生起する | gebeuren; voorkomen; voorvallen |
sekisetsu-積雪 | sneeuwdek; laag sneeuw; gevallen sneeuw |
semeotosu-攻め落とす | een vijandelijk leger aanvallen en verslaan |
shichitenhakki-七転八起 | met vallen en opstaan |
shikkō-失効 | ongeldigheid; verlies van effectiviteit [geldigheid]; het verlopen [vervallen] |
shikome-醜女 | onopvallende vrouw; grijze muis |
shikōsakugo-試行錯誤 | met vallen en opstaan; proefondervindelijk |
shingekisuru-進撃する | (de vijand) aanvallen; bestormen; opmarcheren |
shinkōsuru-進攻する | aanvallen; oprukken |
shinryakusuru-侵略する | binnenvallen; een inval doen; binnendringen |
shirimochi-尻餅 | op zijn [haar] achterste [bips] vallen |
shisshinsuru-失神する | flauwvallen; het bewustzijn verliezen |
shūjo-醜女 | onopvallende vrouw; grijze muis |
shussansuru-出産する | bevallen (van een kind); een kind baren |
sokkōsuru-速攻する | direct aanvallen; snel aanvallen |
sōshin-瘦身 | het afvallen; afslanken |
sukuranburudo・māchandaijingu-スクランブルド・マーチャンダイジング | tactiek in de detailhandel waarbij een handelaar artikelen verkoopt die doorgaans buiten zijn assortiment vallen |
takeochiba-竹落葉 | het (af)vallen van (oude) bamboebladeren (in de zomer wanneer er nieuwe jonge bladeren komen) |
taoreru-倒れる | omvallen; achterover vallen; in elkaar zakken |
tentō-転倒 | val; tuimeling; het vallen |
tobikakaru-飛びかかる | zich op iemand [iets] storten; aanvallen |
toraiaru・ando・erā-トライアル・アンド・エラー | met vallen en opstaan; proefondervindelijk |
torinigasu-取り逃がす | missen; misgrijpen; laten vallen; door de vingers laten slippen |
toriotosu-取り落とす | (uit je handen) laten vallen [glippen] |
toritsuku-取り付く | bezeten [geobsedeerd] zijn; ten prooi vallen aan; het slachtoffer worden van (een ziekte, etc.) |
tosshutsu-突出 | iets dat ergens bovenuit steekt (fig.); opvallend (beter) zijn |
tosshutsusuru-突出する | ergens bovenuit steken (fig.); opvallend (goed; beter) zijn |
tsui-墜 | (in kanji combinaties) vallen; verdwijnen |
tsuirakusuru-墜落する | vallen; tuimelen; neerstorten |
tsuishisuru-墜死する | doodvallen; sterven door een val (van een hoge plek) |
tsukkomu-突っ込む | (snel of hard) induiken; invliegen; inrammen; opbotsen; bestormen; aanvallen |
tsurubeotoshi-釣瓶落とし | het snel vallen van de avond (als een dalende putemmer) |
uchikomu-打ち込む | binnenvallen; binnendringen |
ukiagaru-浮き上がる | opvallen; afsteken tegen |
ukidasu-浮き出す | opvallen; afsteken tegen (b.v. een achtergrond) |
ukideru-浮き出る | uitsteken; afsteken; opvallen |
ukitatsu-浮き立つ | opvallen; opvallend zijn |
umiotosu-産み落とす | (een kind) baren; bevallen; ter wereld brengen |
untei-雲梯 | een lange ladder die werd gebruikt om kastelen aan te vallen; stormladder |
ushiroukemi-後受身 | een val achterover; achterover vallen |
wazurawasu-煩わす | lastig vallen; tot last zijn |
yainoyaino-やいのやいの | het lastig vallen; fel aandringen; dwingen |
yase-瘦せ | het afvallen; dunner worden |
yase-瘦せ | iemand die afgevallen [dun] is |
yaseru-痩せる | afvallen; gewicht verliezen |
yattsukeru-やっつける | en aanval plaatsen; aanvallen; achter iemand aangaan; (neer)slaan; verslaan; opruimen; vermoorden |
yattsukeru-やっつける | aanvallen (fig.); bekritiseren |
yūgun-遊軍 | reserve; vervanger; iemand die stand-by staat om in te vallen |
yuyase-湯瘦せ | vermagering [afvallen] door overmatig [vaak] baden in heet water |
zasetsusuru-挫折する | falen; mislukken; ineenstorten; uit elkaar vallen |
zōka-雑歌 | diverse [gevarieerde] (waka) gedichten, die niet in een seizoen categorie vallen |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zukkokeru-ずっこける | naar beneden glijden [slippen; vallen]; loslaten; loskomen |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |