uitzicht / uit-zicht ( het (o) | znw | uitzichten )
1眺め; 景色 [(mooi) vergezicht]
2展望 ; 見通し [(vrij zicht op; perspectief)]
Kruisverwijzing
uitzicht
lemma | meaning |
---|---|
an-案 | een gedachte; idee; een plan; een vooruitzicht; verwachting |
antan-暗澹 | somber; wanhopig; uitzichtloos |
ate-当て | hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht |
bāzu・ai・byū-バーズ・アイ・ビュー | vogelvluchtperspectief; panoramisch uitzicht |
bisuta・kā-ビスタ・カー | panorama wagon (van trein, met mooi uitzicht) |
fuen-不縁 | weinig vooruitzichten [kans] op een huwelijk |
fūkei-風景 | landschap; uitzicht; vergezicht |
hatairo-旗色 | situatie; omstandigheden; vooruitzicht(en); kansen; perspectief |
jōkei-情景 | tafereel; uitzicht; aanblik |
kakei-佳景 | mooi landschap; mooi uitzicht |
kasho-佳所 | plaats [plek] met goed uitzicht |
keikan-景観 | mooi landschap [uitzicht]; schilderachtige plek |
keisei-形勢 | situatie; stand van zaken; ontwikkelingen; vooruitzichten |
keshiki-景色 | mooi landschap [uitzicht] |
kōsho-高所 | hoog perspectief; uitzicht van bovenaf [vanaf een hoge plek] |
maegeiki-前景気 | verwachting; hoop; vooruitzicht(en) |
makkura-真っ暗 | uitzichtloosheid |
medo-目処 | vooruitzicht; verwachting |
midokoro-見所 | goed teken [vooruitzicht] |
miharashi-見晴らし | uitzicht; vergezicht; zichtbaarheid |
miharasu-見晴らす | uitkijken (op; over); overzien; een mooi uitzicht hebben |
miharukasu-見晴るかす | uitkijken (op; over); overzien; een mooi uitzicht hebben |
mikoshi-見越し | verwachting; vooruitzicht |
mitooshi-見通し | gezichtspunt; uitzicht; vergezicht |
mitoosu-見通す | een vrij [ononderbroken] uitzicht hebben over; vrij zicht hebben op |
nagame-眺め | uitzicht; vergezicht; landschap |
omowaku-思惑 | verwachting; anticipatie; vooruitzicht; voorspelling; prognose |
panorama-パノラマ | panorama; weids landschap; weids uitzicht |
sakiyuki-先行き | toekomst; toekomstperspectief; vooruitzicht |
shīn-シーン | landschap; uitzicht |
shōchi-勝地 | plaats met goed uitzicht; schilderachtige plek; plaats van historisch belang |
supekutakuru-スペクタクル | aanblik; uitzicht |
yakei-夜景 | aanzicht [uitzicht] bij nacht; nachtelijk aanzicht [uitzicht] |
yami-闇 | hopeloosheid; uitzichtloosheid |
yosō-予想 | verwachting; vooruitzicht; voorspelling; veronderstelling |
yūbō-有望 | goede vooruitzichten; veelbelovend zijn |
yūbōkabu-有望株 | een veelbelovend persoon; persoon met goede vooruitzichten |
yūbōkigyō-有望企業 | een veelbelovende onderneming; een onderneming met goede vooruitzichten |
zekkei-絶景 | prachtig uitzicht; schitterend landschap |
zento-前途 | toekomstperspectief; vooruitzicht |
zentotanan-前途多難 | sombere vooruitzichten; problemen in de toekomst |
zentoyōyō-前途洋洋 | veelbelovende toekomst; goede vooruitzichten |
zettaizetsumei-絶体絶命 | uitzichtloze situatie; situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is; in een hoek gedreven zijn |