Kruisverwijzing
ui
lemma | meaning |
---|---|
a-あ | uitroep (van verbazing, ontroering, etc.); ja (zich iets herinnerend, of bevestigend antwoord) |
aa-ああ | (uitroep) ah; och; op die manier; zo |
abangyarudo-アバンギャルド | avant-garde; vooruitstrevend; zijn tijd vooruit |
abaraya-荒ら屋 | vervallen [bouwvallig] huis |
abarenbō-暴れん坊 | wild [druk] kind; agressieve [onbesuisde] jongen |
abekawamochi-安倍川餅 | Japanse mochi (rijstcake) met kinako (sojameel) en suiker |
abekobe-あべこべ | omgekeerd; binnenstebuiten; tegenovergesteld |
abunakkashii-危なっかしい | er gevaarlijk [onbetrouwbaar] uitzien |
aburamushi-油虫 | bladluis |
aburasashi-油差し | olieblik; oliekan; oliespuit |
aburashō-脂性 | (van huid) vettigheid; vettig zijn |
aburazemi-油蝉 | een grote bruine cicade (Graptopsaltria nigrofuscata) |
abusutorakuto-アブストラクト | uittreksel; samenvatting |
adanami-徒波 | (het geluid van) onstuimige golven |
adobansu-アドバンス | voorschot; vooruitbetaling |
adobokashīkōkoku-アドボカシー広告 | een advertentie met het doel een bepaalde mening of overtuiging uit te dragen (Eng.: Advocacy advertising)i |
afureko-アフレコ | het indubben (van geluid bij film) |
afutā・rekōdingu-アフター・レコーディング | indubben (van geluid bij film) |
agaki-足掻き | het worstelen (b.v om uit een moeilijke situatie te komen) |
agaki-足掻き | het ondeugend en luidruchtig zijn (van een kind) |
agarigamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agariguchi-上がり口 | ingang [toegang] (via een opstap) van (de kamer; gang; trap; van) een huis |
agarikamachi-上がり框 | houten plint langs het verhoogde vloerdeel van de kamers in de entree [hal] (waar de schoenen worden uitgedaan en neergezet) van een Japans huis |
agarikomu-上がり込む | een huis [kamer] binnenstappen [binnengaan] |
agarime-上がり目 | schuin oplopende ogen |
agaru-上がる | (een kamer; huis) binnengaan; binnenstappen |
agebuta-上げ蓋 | losse, verwijderbare vloerplank (met opbergruimte eronder) |
agechō-揚げ超 | een overschot aan schatkist inkomsten door betalingen uit de publieke sector; netto ontvangsten |
ageita-上げ板 | losse, verwijderbare vloerplank (met opbergruimte eronder) |
ageita-上げ板 | houten afdruipplaat [roosterplaat] (op badkamervloer, of op het aanrecht in de keuken) |
agekaji-上げ舵 | een ruk naar achteren aan de stuurknuppel van een vliegtuig (om het omhoog te laten vliegen) |
ageku-挙げ句 | uiteindelijk; ten slotte |
agemaki-揚巻 | dameskapsel uit de Meiji-periode |
agemaki-揚巻 | Kabuki pruik |
agesage-上げ下げ | opzetten en wegruimen; buitenzetten en binnenhalen |
ageuma-上げ馬 | het laatste paard als afsluiting bij een wedstrijd boogschieten te paard |
agitopunkuto-アギトプンクト | (Eng.: agitating point) schuilplaats; onderduikadres; geheim (commando)centrum |
aguneru-倦ねる | iets moe worden [zat zijn]; interesse verliezen; teveel zijn voor (iemand); buiten iemands controle liggen; niet weten wat te doen |
agura-胡坐 | kleermakerszit; met gekruiste benen zitten |
ah-あっ | (uitroep) oeps; o jee(tje) |
ahaha-あはは | haha (geluid van vrolijk gelach) |
ahōbarai-阿呆払い | een straf voor een samoerai in de Edo periode: zijn 2 zwaarden werden afgepakt (of hij werd uitgekleed), waarna hij werd verjaagd |
ahōzura-阿呆面 | een domme [dwaze] gelaatsuitdrukking |
ai-間 | leegte; tussen (in de ruimte) |
aibeya-相部屋 | een kamer delen (hotel; ziekenhuis, e.d.) |
aichō-愛聴 | het graag ergens naar luisteren |
aichōsuru-愛聴する | graag luisteren (naar) |
aida-間 | tussenruimte; middelste |
aidoka-アイドカ | AIDCA (een marketingmodel met acroniem: attention (aandacht), interest (belangstelling), desire (verlangen), conviction (overtuiging), action (actie)) |
aigamo-間鴨 | kruizing tussen een wilde en een tamme eend |
aigandōbutsu-愛玩動物 | troeteldier; huisdier |
aigo-愛語 | (boeddh.) vriendelijke woorden (één van de 4 methoden die bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha) |
aigo-愛護 | pruik voor een jongen in het Kabuki-theater |
aihansuru-相反する | contrasteren; conflicteren; in tegenspraak zijn; elkaar wederzijds uitsluiten |
aiki-愛機 | eigen apparatuur (camera, computer, vliegtuig, enz.) die iemand altijd graag gebruikt |
aiko-相子 | gelijkspel; quitte |
aikuchi-合口 | (metselwerk) steunpunt; gezamenlijk uiteinde |
aikyōbeni-愛敬紅 | rouge [lipstick; oogschaduw] (om de charme te vergroten [het uiterlijk te verfraaien]) |
aikyōbi-愛敬日 | uitstel van betaling |
aimaimoko-曖昧模糊 | obscuur [vaag; onduidelijk; onbestemd; wazig; dubbelzinnig] zijn |
ainakabasuru-相半ばする | in evenwicht zijn; salderen; sluitend zijn (balans); tegen elkaar afstrepen |
ainame-鮎並 | Hexagrammos otakii (een straalvinnige vissensoort uit de familie van groenlingen) |
ainokesshō-愛の結晶 | een kind uit een liefdesrelatie; de vrucht der liefde |
ainoko-合いの子 | kruising; mengsel; hybride |
aisowarai-愛想笑い | een beleefde glimlach; een vriendelijke glimlach uit beleefdheid |
aita-愛他 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugi-愛他主義 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
aitashugisha-愛他主義者 | altruïst |
aitedoru-相手取る | de strijd aangaan met; iemand uitdagen [aanklagen] |
aiyō-愛用 | favoriete (gebruiks)voorwerp; het voorwerp dat men altijd graag gebruikt |
aiyōsha-愛用者 | (vaste) gebruiker |
aiyōsuru-愛用する | (een voorwerp) graag [vaak] gebruiken |
aiyotsu-相四つ | (sumo) gevecht tussen twee worstelaars die beiden dezelfde hand bij voorkeur gebruiken (dus beiden rechtsaf beiden links) |
aizuchi-相槌 | instemmende geluiden [gebaren]; tussenwerpsels (om te laten merken dat je luistert en om het gesprek op gang te houden) |
ai・shī-アイ・シー | (computerterm) IC, geïntegreerde schakeling (Integrated circuit) |
ai・tān-アイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers uit het platteland in grote steden gaan werken |
ajito-アジト | schuilplaats; onderduikadres |
ajitsuke-味付け | gekruid; met toevoeging van smaakmakers |
aka-垢 | vuil; viezigheid |
aka-淦 | ruimwater (water in het ruim van een schip) |
aka-赤 | totaal; volledig; duidelijk |
akabikari-垢光り | glimmende plek op kleding (door aangekoekt vuil) |
akabō-赤帽 | stationskruier; witkiel |
akacha-赤茶 | roodbruin |
akachakeru-赤茶ける | roodbruin worden; verkleuren |
akachōchin-赤提灯 | goedkope eet- en drinkgelegenheid (vaak herkenbaar aan een rode lantaarn als uithangbord) |
akadensha-赤電車 | persoon die vaak 's avonds laat pas naar huis gaat |
akagaeru-赤蛙 | bruine kikker (Ranidae) |
akagaeru-赤蛙 | Japanse bruine kikker (Rana japonica) |
akagi-赤木 | een boom met rood hout (zoals pruim, palissander, kweepeer, e.d.) |
akagire-皹 | kloofje (in de huid); barst; scheur |
akahada-赤肌 | geschaafde (rode) huid |
akahara-赤腹 | Tribolodon hakonensis (een straalvinnige vissensoort uit de familie van karpers) |
akahon-赤本 | (kusasōshi) prentenboekje uit Edo periode |
akahon-赤本 | triviaalliteratuur; goedkoop boek (qua inhoud of uitgave) |
akajikokusai-赤字国債 | speciale staatsobligaties (uitgegeven om begrotingstekorten in Japan te dekken) |
akajimiru-垢染みる | vuil [vies] worden; bevuild raken |
akamaishi-赤間石 | roodbruine [paarse] tufsteen (uit de Yamaguchi Prefectuur, wordt gebruikt om inktstenen van te maken) |
akamiso-赤味噌 | donkerbruine miso-pasta |
akamon-赤門 | bijnaam voor de Universiteit van Tokio, waar de oude rode poort (de Goshudenpoort 御守殿門 uit de Edo periode) zich nu bevindt |
akamuke-赤剥け | geschaafde, rode huid |
akanbē-あかんべえ | gezichtsuitdrukking waarbij men het onderste ooglid met een vinger naar beneden drukt en het rode gedeelte zichtbaar maakt (minachtend of afkeurend) |
akasabi-赤錆 | rode roest; roodbruine roestaanslag |
akaseru-飽かせる | verspillen; veel geld uitgeven |
akasu-証す | verduidelijken; verhelderen |
akasu-証す | bewijzen; getuigen; onthullen; verzekeren |
akasu-飽かす | veel kosten maken; veel geld uitgeven aan iets; niet bezuinigen op |
akazatō-赤砂糖 | bruine suiker |
akebi-通草 | schijnaugurk (Akebia quinata) |
akeharau-開け払う | ontruimen; leegruimen |
akeru-空ける | open laten; leeg maken; ruimte maken; ontruimen |
akeshime-開け閉め | het openen en sluiten |
aketate-開け閉て | het openen en sluiten |
aki-空き | opening; gat; spatie; (tussen)ruimte; vrije plaats; vacature |
akiaji-秋味 | gezouten zalm (uit noordelijke streken van Japan) |
akima-空き間 | een vrije [onbezette] kamer [ruimte] |
akinoōgi-秋の扇 | een waaier die niet meer wordt gebruikt wanneer het herfst wordt |
akinoōgi-秋の扇 | herfstwaaier, metafoor voor een vrouw die de genegenheid of interesse van een man heeft verloren (uit een oud Chinees verhaal) |
akiraka-明らか | duidelijk; helder; onbetwistbaar; onomstotelijk |
akisame-秋雨 | herfstregen; najaarsregenbui |
akisu-空き巣 | een leeg [verlaten] huis |
akisu-空き巣 | een inbreker; insluiper |
akitainu-秋田犬 | Akita hond (hondenras uit Akita) |
akitaken-秋田犬 | Akita hond (hondenras uit Akita) |
akiya-空き家 | een leeg [onbewoond; leegstaand] huis |
akka-悪化 | achteruitgang; verslechtering; degeneratie; neergang |
akki-悪鬼 | duivel; boze geest |
akkigai-悪鬼貝 | een stekelslak [purperslak] (Murex troscheli) (wordt ook wel gebruikt als amulet) |
akōsutikku・saundo-アコースティック・サウンド | akoestisch geluid |
aku-悪 | lelijk; onooglijk; vuil [vies] |
aku-灰汁 | loog; schuim (in soep, e.d.) |
aku-開く | leeg [geleegd] worden; ontruimd worden |
akuarangu-アクアラング | aqualong (duikersuitrusting) |
akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
akufu-握斧 | een stenen handbijl (gebruiksvoorwerp uit het stenen tijdperk) |
akugen-悪言 | laster; vulgair [ruw] taalgebruik; scheldwoord; belediging |
akugon-悪言 | laster; vulgair [ruw] taalgebruik; scheldwoord; belediging) |
akuki-悪鬼 | duivel; boze geest |
akukigai-悪鬼貝 | een stekelslak [purperslak] (Murex troscheli) (wordt ook wel gebruikt als amulet) |
akuma-悪魔 | een duivel; een boze geest |
akuma-悪魔 | Satan [de duivel] (in het christelijke geloof) |
akumabarai-悪魔払い | exorcisme; het uitdrijven van een kwade geest |
akumade-飽くまで | tot het bittere einde; tot het uiterste; volhardend |
akumashugi-悪魔主義 | satanisme; duivelverering; zwarte kunst |
akumateki-悪魔的 | duivels; demonisch; kwaadaardig |
akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
akushōgane-悪性金 | geld dat in een rosse buurt wordt uitgegeven |
akushogane-悪所金 | geld dat wordt uitgegeven in een rosse buurt |
akushu-握手 | een (handdruk ter) verzoening [vrede-sluiting]; samenwerking |
akusō-悪相 | een kwaadaardig [boosaardig] uiterlijk |
akusui-悪水 | water dat niet geschikt is voor consumptie; vuil water |
akuta-芥 | afval; rommel; vuilnis |
akutare-悪たれ | met opzet kattenkwaad uithalen; een schelmenstreek uithalen; zich slecht [wild] gedragen |
akutaremono-悪たれ者 | iemand die kattenkwaad uithaalt; een deugniet |
akutareru-悪たれる | kattenkwaad uithalen |
akutareru-悪たれる | beledigingen uiten; beledigende [vulgaire] taal gebruiken |
akutareru-悪たれる | pruilen; mokken |
akutō-悪投 | een buitengewoon slechte [afzwaaiende] worp van een (verre) veldspeler bij honkbal |
akuun-悪運 | het geluk van de duivel hebben; er goed vanaf [mee weg] komen; zwijnen |
akuyō-悪用 | misbruik; verkeerd gebruik |
akuyōsuru-悪用する | misbruiken; verkeerd gebruiken |
ama-尼 | (hatelijke aanduiding voor vrouw) wijf; mens; trut |
ama-海人 | mannelijke duiker [visser] |
ama-海女 | vrouwelijke duiker [visser] |
amaashi-雨脚 | overdrijvende regen(bui); de snelheid van een passerende regenbui |
amacha-甘茶 | een Japanse kruidenthee gemaakt van gefermenteerde bladeren van Hydrangea macrophylla |
amadare-雨垂れ | uitroepteken |
amado-雨戸 | luik; rolluik |
amaeru-甘える | gebruik [misbruik] van iemand maken |
amagu-雨具 | regenuitrusting; watervaste uitrusting (bv. paraplu, regenjas, laarzen, etc.) |
amakawa-甘皮 | opperhuid; epidermis |
amakudari-天下り | neerdalen uit de hemel |
amakudari-天下り | vanuit een (hoge) overheidspositie overgaan naar een goedbetaalde functie in semi-overheidsorganisatie of private organisatie |
amamoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amamoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amana-甘菜 | Amana edulis (bolgewas uit de leliefamilie, met eetbare bol) |
amaneku-普く | over het algemeen; overal; van heinde en verre; uitgebreid; wijdverbreid |
amani-甘煮 | voedsel (vis, vlees, groenten, e.a.) gekookt met suiker of mirin |
amanojaku-天の邪鬼 | Amanojaku (duivel of boze geest in Japanse sprookjes) |
amanojaku-天の邪鬼 | bij Japanse tempel de duivel die door de tempelwachters vertrapt wordt |
amari-余り | te; te zeer; zo(veel); meer dan (na getallen); buitengewoon; uiterst |
amariaru-余りある | ruimschoots zijn |
amaru-余る | overtreffen; te boven gaan; buiten je macht liggen |
amattareru-甘ったれる | je kinderachtig gedragen; je gedragen als een verwend kind; je vastklampen aan iemand; krampachtig [kruiperig] proberen vrienden te maken |
amattareru-甘ったれる | gebruik [misbruik] van iemand maken |
amayadori-雨宿り | het schuilen voor de regen |
amearare-雨霰 | hagelbui |
amedasu-アメダス | Japans meteorologisch instituut AMeDAS (Automated Meteorological Data Acquisition System) |
ameiro-飴色 | amber(kleur); (half)transparant lichtbruin |
amemoyō-雨模様 | een dreigende lucht; lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amemoyoi-雨催い | lucht die eruit ziet of het gaat regenen; regenachtig weer |
amenbō-飴ん棒 | de langwerpige ronddraaiende rood-wit-blauwe staaf die buiten op de muur hangt bij kapperszaken |
ameni-飴煮 | een gerecht waarin vis, etc. is gekookt met suiker |
ameushi-黄牛 | rund met geelbruine vacht |
ameyu-飴湯 | zoete moutstroop gekookt met kaneel en andere kruiden tot een drank (medicijn of zomerdrankje) |
amezaiku-飴細工 | iets dat mooi van buiten is, maar geen inhoud heeft |
amiage-編み上げ | vetersluiting |
amibune-網船 | vissersboot [vissersschip] uitgerust met vangnetten |
amidasu-編み出す | ontwerpen; bedenken; uitvinden |
āmuchea-アームチェア | leunstoel; fauteuil |
an-庵 | klooster; kluizenaarscel |
an-暗 | het donkere gedeelte; donkerte; duisternis |
an-暗 | het uit het hoofd leren |
an-案 | een gedachte; idee; een plan; een vooruitzicht; verwachting |
an-諳 | (in kanji combinaties) uit het hoofd leren; onthouden |
an-闇 | (in kanji combinaties) duisternis |
ana-穴 | open plek; schuilplaats |
anaba-穴場 | een hele goede plek (voor duiken, vissen, kamperen, e.d.), die niet bekend is bij het grote publiek |
anaboko-穴ぼこ | gat; kuil (in de weg) |
anakashiko-あなかしこ | een respectvolle uitdrukking aan het eind van een brief |
anbai-塩梅 | (lett. zout en pruimazijn) smaakmaker |
anbu-暗部 | donker [duister] gedeelte [aspect]; verborgen [slecht; lelijk] deel |
anchū-暗中 | in het donker [duister] |
anchūmosaku-暗中模索 | in het duister (rond)tastend zijn |
anchūmosakusuru-暗中模索する | in het duister tasten (fig.); in het wilde weg iets doen |
andon-行灯 | andon, een traditionele Japanse lamp (bestaande uit washi-papier over een frame van bamboe, hout of metaal gespannen) |
andorojinasu・rukku-アンドロジナス・ルック | androgyne stijl [mode; uiterlijk] |
angai-案外 | onverwacht [onvoorzien] zijn; buiten verwachting |
angira-アンギラ | Anguilla (Brits eiland in de Caribische zee) |
aniki-兄貴 | (informeel) iemand die op natuurlijke wijze de baas is (bij jeugd(bendes), vaklui, yakuza e.d.) |
animaru・serapī-アニマル・セラピー | therapeutische inzet van huisdieren (therapie waarbij huisdieren worden betrokken bij de behandeling) |
anjiru-案じる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
anjunnō-暗順応 | donker-adaptatie, de aanpassing van de ogen als men vanuit een lichte in een donkere ruimte komt |
ankasshoku-暗褐色 | donkerbruine kleur |
anki-暗記 | (iets) uit het hoofd leren |
anki-暗鬼 | een monster in de duisternis (d.w.z. die er lijkt te zijn, maar niet echt bestaat) |
anki-暗鬼 | angst uit onzekerheid [twijfel; illusie] |
ankisuru-暗記する | (iets) uit het hoofd leren |
ankō-暗香 | een onbestemde [duistere] geur [parfum]; een aroma [geur] (van bloemen, e.d.) waarvan je niet weet waar die vandaan komt |
ankō-鮟鱇 | zeeduivel (vis) |
ankogata-あんこ型 | de dikke buik van een sumoworstelaar; een dikke sumoworstelaar |
ankoku-暗黒 | duisternis; pikzwart zijn |
ankoku-暗黒 | (fig.) duisternis [het donker zijn] (vanwege het morele verval) |
ankoku-暗黒 | duister (fig.); geheimzinnig |
ankokumen-暗黒面 | donkere [duistere; lelijke] kant [schaduwkant] van de samenleving, het leven, etc. |
anmai-暗昧 | vaag [onduidelijk] zijn |
anmaku-暗幕 | een verduisteringsgordijn |
anmitsu-餡蜜 | een kommetje met verschillende zoete ingrediënten (vruchten, zoete bonen, e.a.), bedekt met suikerstroop |
anmonaito-アンモナイト | ammonieten (uitgestorven soort inktvissen) |
annai-案内 | een uitnodiging [invitatie] sturen |
annaijō-案内状 | een aankondiging(sbrief); een uitnodingsbrief; uitnodigingskaart |
annaisuru-案内する | (iem.) de weg wijzen; rondleiden; uitnodigen; te zien vragen (voor iem. anders); bemiddelen voor een ontmoeting; mededelen; laten weten |
anni-暗に | indirect; onuitgesproken; stilzwijgend; impliciet |
annindōfu-杏仁豆腐 | amandeltofu (Chinees dessert, soort gelatinepudding gemaakt van abrikozenpitmelk, agar en suiker) |
annonzoku-アンノン族 | een term die rond 1970-1980 werd gebruikt voor jonge vrouwen die alleen of in kleine groepen reisden (met modetijdschriften en reisgidsen in de hand) |
anone-あのね | (tussenwerpsel, aan het begin van een zin) kijk; nou; trouwens; ik zal je eens wat vertellen; wacht even; luister; let op |
anorakku-アノラック | anorak, winddicht jack met capuchon (zonder voorsluiting) |
anpu-暗譜 | het uit het hoofd leren van muzieknoten |
anpuku-按腹 | buikmassage; massagetechniek waarbij over de buik wordt gewreven |
anpusuru-暗譜する | muzieknoten uit het hoofd leren |
anrakkī-アンラッキー | onfortuinlijk; ongelukkig |
anrakuisu-安楽椅子 | gemakkelijke [comfortabele; lekker zittende] stoel; luie stoel |
anshachizu-暗射地図 | een blanko kaart (zonder plaatsnamen zoals wordt gebruikt op scholen) |
anshitsu-庵室 | kluizenaarscel; kluizenaarshut |
anshitsurampu-暗室ランプ | safelight; een lichtbron voor gebruik in een (fotografische) donkere kamer |
anshokyōfushō-暗所恐怖症 | nyctofobi (beklemmende vrees voor duisternis) |
anshutsu-案出 | een vinding; uitvinding; vindingrijkheid |
anshutsusuru-案出する | uitvinden; bedenken |
antaido・rōn-アンタイド・ローン | een lening waarbij niet vastgelegd is waarvoor die gebruikt mag worden |
antan-暗澹 | somber; wanhopig; uitzichtloos |
anten-暗点 | een gedeeltelijke uitval van het gezichtsveld; blinde vlek; scotoom |
anten-暗転 | een verduistering op het toneel bij een scène- [decor] wisseling zonder het doek neer te laten |
antena・shoppu-アンテナ・ショップ | een winkel waar producenten en lokale overheden nieuwe producten verkopen om uit te proberen hoe de trends zich ontwikkelen bij consumenten |
antensuru-暗転する | het toneel verduisteren voor een scène- [decor] wisseling; en ongunstige wending nemen; (plotseling) verslechteren |
antīku-アンティーク | antiek; een antiquiteit |
anza-安座 | kleermakerszit; met gekruide benen [de benen over elkaar] zitten |
anzansuru-暗算する | (iets) uit het hoofd berekenen [uitrekenen] |
anzen-暗然 | donker; onduidelijk; vaag |
anzenben-安全弁 | veiligheidsklep; uitlaatklep |
anzuru-按ずる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
anzuru-案ずる | denken; plannen maken; uitdenken; uitvinden |
an'an-暗暗 | geheim; verborgen; vaag; onduidelijk |
an'an-暗暗 | donker; duister |
an'itsu-安逸 | het nietsdoen; het luieren; luiheid; gemakzuchtigheid |
aobukure-青膨れ | een blauwe (opgezwollen) plek (op de huid) |
aogari-青刈り | het oogsten van gewassen terwijl ze nog groen [niet rijp] zijn (voor gebruik als veevoer of meststof) |
aoi-葵 | (plant) malve; kaasjeskruid; stokroos |
aoitori-青い鳥 | ook gebruikt in de betekenis van: geluk (dat men niet bemerkt ook al is het dichtbij) |
aoki-青木 | Japanse bontbladige laurierstruik (Aucuba japonica) |
aoru-煽る | aanwakkeren; aanzetten (tot); uitlokken; stimuleren |
aotenjō-青天井 | het de pan uit rijzen (van prijzen); grenzeloos zijn |
aoume-青梅 | onrijpe pruim |
aoyagisō-青柳草 | wilgkruid |
aozorachūsha-青空駐車 | het (buiten) op straat [aan de kant van de weg] parkeren |
aparutoheito-アパルトヘイト | (Zuid-Afrikaans) apartheid; segregatie; rassenscheiding |
aporia-アポリア | aporie; besluiteloosheid; radeloosheid; onoplosbaar probleem |
ara-あら | (uitroep) o; oh; ach |
arabian・raito-アラビアン・ライト | lichte ruwe olie uit Saoedi-Arabië (de standaard bij het bepalen van de olieprijs) |
arabia・gomu-アラビア・ゴム | Arabische gom (kleefstof uit acacia bomen) |
araebisu-荒夷 | wildeman; barbaar (denigrerende term die door mensen in de hoofdstad wordt gebruikt om te verwijzen naar mensen uit het oosten van Japan) |
arafō-アラフォー | een veertiger; iemand die ongeveer veertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de veertig) |
arai-洗い | het wassen van de vis met koud water of ijs (gebruikt voor sashimi) |
araidashi-洗い出し | het grondig wassen; uitwassen; afwassen |
araidasu-洗い出す | grondig wassen; uitwassen; afwassen |
araihari-洗い張り | een kimono eerst uit elkaar halen en dan de delen apart wassen en uitgespreid [uitgerekt] laten drogen |
araiotosu-洗い落とす | uitwassen; afspoelen |
araiso-荒磯 | een ruige kust |
araizarai-洗い浚い | alles; geheel en al (zonder uitzondering) |
arajotai-新所帯 | nieuw huishouden (na huwelijk); nieuw gezin |
arakawa-粗皮 | (ongelooide) dierenhuid; pels |
arame-粗目 | ruwe [grove] kristalsuiker |
aramono-荒物 | diverse huishoudelijke artikelen (zoals bezem, stoffer,emmer, etc.) |
arani-粗煮 | gerecht van visafval (kop, staart, graten, etc.), gekookt in sojasaus met suiker |
arankagiri-あらん限り | alle macht; al het mogelijke; zijn uiterste best; alles bij elkaar |
arasā-アラサー | een dertiger; iemand die ongeveer dertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de dertig) |
aratamano-新玉の | (uitdrukking voor) de verwelkoming [begroeting] van een nieuw begin (het nieuwe jaar, de nieuwe lente, etc.) |
araumi-荒海 | ruige [woeste] zee |
araundo・fōtī-アラウンド・フォーティー | een veertiger; iemand die ongeveer veertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de veertig) |
araundo・sātī-アラウンド・サーティー | een dertiger; iemand die ongeveer dertig jaar is (vaak gebruikt voor een ongehuwde vrouw van in de dertig) |
araware-表れ | uitdrukking; uiting; teken; uitkomst; resultaat |
arawasu-現す | uiten; weergeven; voorstellen |
are-彼 | (een woord dat een persoon of ding aanduidt dat ver verwijderd is) die; dat; daar; toen |
are-荒れ | huidkloven |
are-荒れ | verwoesting; verval (van een huis, e.d.) |
areare-あれあれ | (uitroep, van verbazing, verbijstering, ergernis, etc.) hé; (nee) hè? |
arehada-荒れ肌 | ruwe huid |
arekashi-有れかし | (de gebiedende wijs van het werkwoord ある, drukt uit: hoop; wens; graag willen |
areshō-荒れ性 | (van huid) droogheid; droog zijn |
ariadone-アリアドネ | Ariadne (figuur uit de Griekse mythologie) |
ariarito-ありありと | duidelijk; helder; levendig |
aridaka-有り高 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
arimaki-蟻巻 | bladluis |
arinomama-ありの儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
aru-有る | bevatten; omvatten; insluiten |
arugamama-有るが儘 | werkelijkheid; zoals het (werkelijk) is; duidelijk; rechtlijnig |
aruheitō-有平糖 | decoratief (vaak kleurrijk) snoepgoed gemaakt van suiker en zetmeelsiroop (ook vaak als zuurstok of lolly) |
arusachian-アルサチアン | Elzasser; herdershond; Duitse herder |
arutairu-アルタイル | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
aruto・haideruberuku-アルト・ハイデルベルク | Oud-Heidelberg (Duits romantisch toneelstuk door Wilhelm Meyer-Förster) |
asadora-朝ドラ | Japans televisieserie (drama) uitgezonden in ochtend |
asagake-朝駆け | iem. vroeg in de morgen thuis lastig vallen voor een interview |
asagakesuru-朝駆けする | vroeg in de ochtend een verrassingsaanval op de vijand uitvoeren |
asagakesuru-朝駆けする | iem. vroeg in de ochtend thuis lastig vallen voor een interview |
asaguroi-浅黒い | donker(gekleurd); donkere huidkleur; gebruind (door de zon) |
asai-浅い | oppervlakkig; onbeduidend |
asameshimae-朝飯前 | heel gemakkelijk; een fluitje van een cent; kinderspel |
asane-朝寝 | het uitslapen [lang slapen]; lang in bed blijven liggen |
asanesuru-朝寝する | uitslapen; lang slapen; lang in bed blijven liggen |
asean-アセアン | Associatie van landen in Zuidoost Azië (Association of Southeast Asian Nations) |
asebi-馬酔木 | Japanese andromeda struik (Pieris japonica) |
asemo-汗疹 | hitte-uitslag; miliaria; gierstuitslag |
asetori-汗取り | zweet-absorberende stof (op de huid gedragen, b.v. als ondergoed) |
ashibi-馬酔木 | Japanese andromeda struik (Pieris japonica) |
ashibue-葦笛 | rietpijp; rietfluit |
ashidamari-足溜り | verblijfplaats; uitvalbasis; hoofdkwartier |
ashidome-足止め | huisarrest |
ashioto-足音 | het geluid van voetstappen |
asobu-遊ぶ | niets doen; luieren |
assai-圧砕 | vergruizing; verbrijzeling |
assaigan-圧砕岩 | een myloniet (een metamorfe steensoort, d.w.z. ontstaan uit een ander gesteente door metamorfose) |
assen-斡旋 | [een aanbeveling; referentie; getuigschrift |
asunaro-翌檜 | Thujopsis dolabrata (boom uit de cipresfamilie) |
asutorinzento-アストリンゼント | astringent (huidlotion) |
asutoronōto-アストロノート | astronaut; ruimtevaarder |
atai-私 | (eerste persoon enkelvoud, gebruikt door vrouwen of kinderen uit de kasteelstad (shitamachi), of de demi-monde) ik; mij |
atamawari-頭割り | het delen van de kosten [uitgaven] (per persoon) |
atan-亜炭 | bruinkool; ligniet |
atarimae-当たり前 | juist; geschikt; vanzelfsprekend; logisch; normaal |
ate-当て | hoop; kans; mogelijkheid; gissing; veronderstelling; verwachting; vooruitzicht |
ategai-宛てがい | het uitdelen [toewijzen]; een (toegewezen) (aan)deel [portie; quotum] |
ategau-宛てがう | (juist) verdelen; distribueren; uitdelen; toewijzen; toekennen |
ateji-当て字 | het gebruik van karakters naar klank en niet naar betekenis; een fonetisch equivalent van een kanji |
atekko-当てっこ | het (spel van het ) raden [gissen; gokken]; een quiz |
atekomu-当て込む | rekenen op een goed resultaat; verwachten; uitzien naar |
aterareru-当てられる | liefdesbetuigingen [in het openbaar] aanschouwen |
ateru-当てる | verdelen; uitdelen; toekennen; bestemmen; aanwijzen |
atetsukeru-当て付ける | (demonstratieve) liefdesuitingen in het openbaar |
ateuma-当て馬 | een hengst die wordt gebruikt om te zien of een merrie bronstig [tochtig] is |
ato-跡 | overblijfsel(en); ruïne |
atobarai-後払い | uitgestelde betaling; nabetaling; krediet |
atojisari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atokatazuke-後片付け | het opruimen; afruimen; schoonmaken; op orde brengen |
atomawashi-後回し | uitstel |
atoshimatsu-後始末 | het op orde brengen; herschikken; rechtzetten; afwikkelen; sorteren; opruimen |
atozusari-後退り | het terugtreden; terugtrekken; terugkrabbelen; een stap terug doen; achteruitgaan |
atozusarisuru-後退りする | achteruitgaan |
atozusaru-後退る | terugdeinzen; terugwijken; achteruit deinzen [wijken] |
atto・hōmu-アットホーム | huiselijk; gezellig |
autarukī-アウタルキー | autarkie; autarkische staat (met gesloten staatshuishouding) |
auto-アウト | uit |
autodoa-アウトドア | buitenshuis; in de open lucht |
autokābu-アウトカーブ | (honkbal) een curveball (effectbal) met een draaibeweging naar buiten |
autokōnā-アウトコーナー | buitenste hoek; buitenhoek (sportterm) |
autokōsu-アウトコース | buitenbaan (sport) |
autoputto-アウトプット | (computerterm) output; uitvoer |
autosaidā-アウトサイダー | outsider; buitenstaander |
autosaido-アウトサイド | buitenkant |
autosaido-アウトサイド | (sport) buiten de baan; buitenspel |
autosōshingu-アウトソーシング | uitbesteding; outsourcing |
auto・obu・baunzu-アウト・オブ・バウンズ | buiten de grenzen [perken] (fig); verboden terrein; taboe |
awa-泡 | (lucht)belletjes; bubbel; schuim (van zeep, bier, etc.) |
awadatsu-泡立つ | bubbelen; schuimen |
awai-間 | tussenruimte; pauze; interval |
awamori-泡盛 | awamori, gedestilleerde drank uit Okinawa op basis van rijst |
aware-哀れ | Ah; Oh; (als tussenwerpsel: een woordje dat uitdrukking geeft aan diepe gevoelens van bewondering [vreugde; geluk; verdriet]; |
awatsubu-粟粒 | iets heel kleins; kruimeltje |
awaya-あわや | bijna; op het punt (staan te) (wordt niet gebruikt bij voorspoedige gebeurtenissen) |
awaya-あわや | (arch.) verhip (uitroep van schrik of verbazing) |
ayamatte-誤って | per ongeluk; per abuis; bij vergissing |
ayame-菖蒲 | (Siberische) iris (ris sanguinea) |
ayumi-歩み | vooruitgang; ontwikkeling |
ayumiashi-歩み足 | (judo; kendo) stap(pen) vooruit en achteruit |
azawarau-嘲笑う | uitlachen; bespotten; voor joker zetten |
azumaebisu-東夷 | ruige krijger [samoerai] uit Oost-Japan |
azumakudari-東下り | historische term voor het vanuit Kyoto naar de oostelijke provincies (en Edo) reizen |
azumaotoko-東男 | een man uit Edo, regio Kanto (werd beschouwd als sterk en mannelijk) |
azumauta-東歌 | oude volksliedjes uit de regio Kanto |
azumaya-東屋 | prieel; paviljoen; tuinhuisje |
ba-ば | (na de izenkei van een ww. in modern Japans en achter de mizenkei in klassiek Japans wordt er een voorwaarde [conditie] uitgedrukt) als; indien |
ba-ば | (drukt uit een oorzaak of gevolg) wanneer; toen |
ba-ば | (in klassiek Japans drukt het uit: reden, oorzaak) omdat; doordat |
ba-ば | (in de combinaties naraba, iwaba, tatoeba, etc. gebruikt als bijwoord) namelijk; wat betreft; als het |
ba-罵 | (in kanji-combinaties) beledigen; uitschelden |
baa-ばあ | (onomatopee) troostend geluid (voor een kind) |
baba-糞 | vuil; vuilnis; stront; ontlasting; rotzooi |
bachisukāfu-バチスカーフ | bathyscaaf (duiktoestel voor diepzeeonderzoek) |
bāgen・sēru-バーゲン・セール | uitverkoop |
bagu-馬具 | paardentuig |
bai-梅 | (Prunus mume) Japanse abrikoos; Chinese pruim |
baiasu-バイアス | diagonaal; schuinte (van stof) |
baibaisaeki-売買差益 | handelswinst; winst uit koop- en verkoop |
baibaisason-売買差損 | handelsverlies; verlies uit koop- en verkoop |
baien-梅園 | pruimenboomgaard |
baika-梅花 | pruimenbloesem(s) |
baikyakueki-売却益 | verkoopwinst; winst uit verkoop |
bairin-梅林 | pruimen boomgaard |
baishū-買収 | aankoop; acquisitie, overname (bedrijf) |
baita-売女 | neerbuigende uitdrukking; scheldwoord |
baito-バイト | byte (eenheid van informatie bestaande uit 8 bits) |
baizai-媒材 | kunstmedium; (een van de) gebruikte [toegepaste] materialen in de kunst |
bājin-バージン | zuiver; kuis; rein; onontgonnen; onbewerkt |
bajitōfū-馬耳東風 | onverschilligheid; het niet willen luisteren |
bajō-馬上 | paardrijder; ruiter |
bakageru-馬鹿げる | er dom [dwaas; absurd; belachelijk] uitzien |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: bakari ni): (het kwam) alleen maar door(dat)...; slechts vanwege; eenvoudigweg omdat |
bakari-ばかり | (achter een ww.) drukt een handeling uit die op het punt staat [stond] te beginnen |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: ww.-vorm -ta+bakari geeft het aan een handeling die net is voltooid) pas; net (klaar) |
bakka-幕下 | ondergeschikte; volgeling; dienaar; huisbediende |
bakku-バック | terug; achteruit |
bakkunetto-バックネット | een scherm [net] achter de thuisplaat (honkbal en softbal) |
bakkusutoppu-バックストップ | een scherm [net] achter de thuisplaat (honkbal en softbal) |
bakku・mirā-バック・ミラー | achteruitkijkspiegel (auto) |
bakku・sukurīn-バック・スクリーン | een donker scherm achter het middenveld in een honkbalstadion (zodat de slagman duidelijker het veld kan overzien) |
bakoso-ばこそ | achtervoegsel gebruikt voor nadruk |
baku-漠 | vaag [wazig; onduidelijk; ondefinieerbaar] zijn |
baku-爆 | uitbarsting; ontploffing; explosie |
baku-爆 | uitbundig gelach [geschreeuw] |
bakubaku-漠漠 | uitgestrekt; grenzeloos; eindeloos |
bakugatō-麦芽糖 | maltose; moutsuiker |
bakuhatsu-爆発 | explosie; ontploffing; uitbarsting |
bakuon-爆音 | zoemend [brullend] geluid; motorgeluid |
bakuon-爆音 | geluid van een explosie |
bakuretsu-爆裂 | explosie; ontploffing; uitbarsting |
bakusho-曝書 | het (buiten) luchten [drogen] van boeken (tegen schimmel en insecten) |
bakushō-爆笑 | schaterlach; lachsalvo; luidruchtig gelach |
bakuzen-漠然 | vaag [onduidelijk; ongedefinieerd] zijn |
ban-番 | (op) wacht; uitkijk |
ban-蕃 | (in kanji combinaties) buitenland; (onbeschaafde) buitenlanders |
banchi-番地 | huisnummer; straatnummer; perceelnummer |
bandai-番台 | uitkijkpost [uitkijktoren] bij de ingang van een openbaar badhuis |
bandai-番台 | degene die op de op wacht zit in die uitkijkpost |
bandai-盤台 | een ondiepe teil [kuip], die wordt gebruikt om vissen in te vervoeren, of om sushi-rijst in te mengen |
bangai-番外 | een extra [buitengewone] editie, voorstelling, maat, etc.]; een uitzonderlijk [ongewoon] iets |
bangarō-バンガロー | bungalow; vakantiehuis |
bango-蛮語 | (Edo periode) buitenlandse taal (soms ook met afkeurende bijbetekenis) |
bangoya-番小屋 | wachtpost; wachthuisje; wachthok |
banishingu・kurīmu-バニシング・クリーム | cosmetische crème (met een laag vetgehalte, die goed in de huid intrekt) |
bankotsu-万骨 | duizenden doden [skeletten] |
bannō-万能 | universeel; voor alle doeleinden te gebruiken |
banpaia-バンパイア | vampier; bloedzuiger |
banpaia-バンパイア | vampier vleermuis |
banpaia・batto-バンパイア・バット | vampier vleermuis |
banri-万里 | een lange afstand (tienduizend ri); ver weg |
banryoku-万緑 | tienduizenden groene bladeren; een zee van groene bladeren |
bantō-番頭 | plaatsvervangend hoofd in een handelshuis |
bantō-番頭 | opzichter in een badhuis |
bāntoshenna-バーントシェンナ | gebrande sienna (roodbruin) |
bānto・anbā-バーント・アンバー | gebrande omber (roodbruine kleur) |
banzai-万歳 | gejuich (met handen in de lucht); hoera; gefeliciteerd; lang zal ze leven |
ban'ya-番屋 | wachtpost; wachthuis |
baraniku-肋肉 | ribstuk zonder bot (m.n. van varkens- of rundvlees); uitgebeend ribstuk |
baren-馬楝 | baren, een Japans gereedschap dat wordt gebruikt bij het afdrukken van een houtsnede op papier zonder pers |
bareru-ばれる | uitlekken (van iets, b.v. een geheim); openbaren; onthullen; aan het licht brengen |
bariki-馬力 | uithoudingsvermogen; energie |
baseki-場席 | ruimte; plaats |
basha-馬車 | paardenkoets; paard-en-wagen; rijtuig |
bashauma-馬車馬 | rijtuigpaard; koetspaard; trekpaard |
basho-場所 | plaats; plek; ruimte |
bassui-抜粋 | abstract; uittreksel; samenvatting |
basue-場末 | buitenwijk (van een stad) |
basuketto・bōru-バスケット・ボール | de bal die gebruikt wordt bij basketballen |
bātā-バーター | ruilen |
bātābōki-バーター貿易 | ruilhandel |
batakusai-バタ臭い | (lett. ruikend naar boter) westers; Europees; exotisch; on-Japans |
bātā・shisutemu-バーター・システム | ruilhandel systeem |
batchiri-ばっちり | perfect; uitstekend; precies goed; voldoende; genoeg |
bateren-バテレン | Portugese jezuïet priester |
batsu-抜 | (in kanji combinaties) verwijderen; uittrekken; uitsteken boven; superieur zijn |
batsugun-抜群 | weergaloos [uitstekend; subliem; ongeëvenaard] zijn |
batto-バット | ton; kuip |
baumukūhen-バウムクーヘン | Duitse laagjescake (lijkt op boomringen) |
baundo-バウンド | (ge)stuiter (van ballen) |
baya-ばや | (drukt een wens [plan] van de spreker uit om iets te doen) wil; zou willen |
bāzu・ai・byū-バーズ・アイ・ビュー | vogelvluchtperspectief; panoramisch uitzicht |
bebī-ベビー | baby; zuigeling; klein kind |
bekkaku-別格 | het speciaal [buitengewoon] zijn |
bekke-別家 | een nieuwe tak van een familie; uit het ouderlijk huis gaan en een eigen gezin stichten |
bekke-別家 | een ander [apart] huis (naast het hoofdgebouw) |
bengakujo-勉学所 | studiezaal; studieruimte |
benkai-弁解 | verklaring; rechtvaardiging; uitleg; excuus |
benkei-弁慶 | Benkei, een beroemde krijger uit de Kamakura-periode |
benkei-弁慶 | een bundel stro die gebruikt kan worden om visspiesjes in te prikken |
benkeijima-弁慶縞 | (tweekleurig) geruit patroon (van stof) |
benkyōzukue-勉強机 | (lett. studie-bureau) bureau; schrijftafel (m.n. in een kinderkamer om huiswerk aan te doen) |
benpō-便法 | een handige manier [methode]; snelle oplossing; uitweg |
benten-弁天 | Benten (= Benzaiten), godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit; 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie) |
bentōten-弁当店 | uitspanning of kleine winkel waar lunches worden verkocht (vaak in treinstations); snelbuffet |
benzaiten-弁財天 | Benzaiten, godin van muziek, welsprekendheid en kunst (meestal afgebeeld met een luit), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
bēru-ベール | sluier; dekmantel |
berubotomu-ベルボトム | (strakke) broek met wijd uitlopende pijpen |
berubotomu・pantsu-ベルボトム・パンツ | (strakke) broek met wijd uitlopende pijpen |
bēshikku・ingurisshu-ベーシック・イングリッシュ | basisengels (gebruik van beperkte Engelse woordenschat) |
bessei-別姓 | het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waar ieder zijn eigen familienaam aanhoudt) |
bessō-別荘 | vakantiehuis |
betsudan-別段 | speciaal [bijzonder; uitzonderlijk] zijn |
betsuma-別間 | aparte ruimte |
betsumei-別名 | een andere naam; pseudoniem; schuilnaam |
betsumono-別物 | uitzondering |
betsuwaku-別枠 | buitengewone norm [standaard]; speciaal geval |
bettaku-別宅 | een ander huis; tweede woning |
bettari-べったり | geplakt; uitgesmeerd; gelijmd; gekleefd |
bettei-別邸 | tweede huis; villa; zomerhuis; landhuis |
biagāden-ビアガーデン | biertuin; biergarten (buitencafé) |
bibi-微微 | klein [onbeduidend; onbelangrijk; onbetekenend] zijn |
bibō-美貌 | knap uiterlijk; schoonheid; bekoorlijkheid; charme |
bīchi・hausu-ビーチ・ハウス | strandhuis(je) |
bichū-微衷 | (nederige uitdrukking voor mijn) diepste gedachten [gevoelens] |
bigi-美技 | schitterende uitvoering; goed spel |
bihada-美肌 | mooie huid |
biin-びいん | kletterend geluid; tjink; ploink |
bijinesu・kurasu-ビジネス・クラス | businessclass (in vliegtuig) |
bijōfu-美丈夫 | een goed uitziende [knappe] man |
bijon-ビジョン | vooruitziende blik; inzicht |
bijuaru・komyunikēshon-ビジュアル・コミュニケーション | visuele communicatie (het gebruik van visuele elementen om ideeën en informatie over te brengen) |
bimokushūrei-眉目秀麗 | (meestal van mannen) knap uiterlijk; er goed uitzien |
bin-瓶 | fles; kan; kruik |
binan-美男 | een knappe man (van uiterlijk) |
binjō-便乗 | opportuniteit; het gebruik maken van; profiteren |
bion-鼻音 | nasaal geluid; nasale klank; een nasaal |
bira-ビラ | villa (groot huis) |
biribiri-びりびり | geluid van scheurend papier |
biriken-ビリケン | Billiken (een beeldje gemaakt door de Amerikaanse kunstenaar Florence Pretz uit Kansas City, Missouri) |
bishamonten-毘沙門天 | Bishamonten (Vaishravana), god van rijkdom en overwinning, (afgebeeld in harnas,met schatkamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
bisoku-鼻息 | neusademhaling; het ademen door de neus; snuiven |
bisuketto-ビスケット | biscuitje; koekje; kaakje |
bisuta・kā-ビスタ・カー | panorama wagon (van trein, met mooi uitzicht) |
bitō-微糖 | zeer laag suikergehalte |
biwa-琵琶 | biwa (Japanse luit) |
bō-房 | huis; herberg; pension |
bō-望 | (in kanji combinaties) vooruit [in de verte] kijken; hopen; verwachten; verlangen |
bō-某 | (gebruikt door mannen voor) ik; mij |
bōajin-ボーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
bōanki-棒暗記 | het klakkeloos uit het hoofd leren |
bōbiki-棒引き | uitstrepen, doorstrepen; het afschrijven van een schuld |
bōbō-茫茫 | weids; uitgestrekt; grenzeloos |
bōbō-茫茫 | vaag; onduidelijk |
bōdai-膨大 | uitbreiding; vergroting; groei; uitzetting; opzwelling |
bodaiju-菩提樹 | Bodhiboom, Ficus religiosa (oorspronkelijk uit India; onder deze boom zou Boeddha de verlichting bereikt hebben) |
bodībiru-ボディービル | bodybuilding (sportoefeningen) |
bodīsūtsu-ボディースーツ | bodysuit (kledingstuk dat nauw om het lichaam sluit); damesondergoed dat uit 1 stuk bestaat |
bōfūu-暴風雨 | storm; regenbuien |
bōgen-暴言 | harde [beledigende; grove] taal; grove woorden; grof taalgebruik |
bōgu-防具 | (bij kendo) beschermende uitrusting (helm, borstbeschermer, handschoenen, riem) |
bōhon-坊本 | beperkte uitgave van een boek, op basis van lokale verspreiding; boek uitgegeven door een particuliere boekhandel |
boikotto-ボイコット | boycot; uitsluiting van maatschappelijk of handelsverkeer |
boin-拇印 | duimafdruk |
boin-母印 | duimafdruk (op een verklaring, i.p.v. het persoonlijk naamstempel) |
boiru-ボイル | voile; sluier |
boisu・rēkōdā-ボイス・レコーダー | cockpit voice recorder (in vliegtuigen) |
boketsu-墓穴 | graf; groeve; kuil |
bokkusu-ボックス | afgesloten stalruimte (voor 1 dier) |
bokoku-母国 | thuisland; moederland |
boku-僕 | ik; mij (alleen gebruikt door mannen, tegen gelijken of ondergeschikten) |
boku-僕 | jij (gebruikt door volwassenen tegen kinderen) |
bokuchi-墨池 | inktputje; uitholling [holte] in een inktsteen (waar de inkt in gaat) |
bōkun-傍訓 | furigana (uitspraak toegevoegd aan de zijkant van een kanji) |
bokutachi-僕達 | wij; ons (alleen gebruikt door mannen, tegen gelijken of ondergeschikten) |
bokuteki-牧笛 | herdersfluit |
bon-ボン | Bonn (stad in Duitsland) |
bōnasu-ボーナス | bonus; extra uitkering |
bonbon-ボンボン | suiker- of chocoladesnoepje (met vulling) |
bontai-凡退 | (honkbal) het uitgooien van een slagman |
bōoku-茅屋 | een huis met een rieten dak |
bōoku-茅屋 | een armoedig huis; (een nederige term voor) mijn huis |
bōon-防音 | geluidsisolatie |
bōongarasu-防音ガラス | geluidswerend [geluiddicht] glas |
bōongōzō-防音構造 | geluiddichte [geluidswerende] constructie |
bōonheki-防音壁 | geluidswal |
bōonsei-防音性 | geluiddichtheid |
bōonsetsubi-防音設備 | geluidsisolatie |
bōonshitsu-防音室 | geluiddichte kamer |
bōonsōchi-防音装置 | geluid isolerend [geluiddichtend] apparaat |
bōontairu-防音タイル | akoestische [geluidswerende] tegel |
boppatsu-勃発 | uitbraak (b.v. van een oorlog); uitbarsting; plotselinge gebeurtenis |
bōrō-望楼 | wachttoren; uitkijktoren |
boryūmu-ボリューム | volume (geluidssterkte) |
bosabosa-ぼさぼさ | nietsdoen; lui; nutteloos; ledig |
bosanoba-ボサノバ | bossanova (Zuid-Amerikaanse muziek en dans) |
boshi-拇指 | duim |
boshū-募集 | werving; selectie; uitnodiging; registratie |
boshūsuru-募集する | verzamelen; werven; selecteren; uitnodigen |
bōsuikumen-防水区画 | waterdichte ruimte; waterdicht compartiment |
bōtohausu-ボートハウス | botenhuis; boothuis |
boyakeru-ぼやける | vaag [wazig; onduidelijk] worden; vervagen |
bu-部 | (in boekhouding) post (van inkomsten, uitgaven e.d.) |
bu-部 | woord gebruikt bij het tellen van boeken, boekdelen, afdrukken, kopieën, etc. |
būajin-ブーア人 | Boer (Ned. immigrant in Zuid-Africa) |
buchiageru-打ち上げる | krachtige [brutale; gedurfde]] uitspraken doen; opscheppen |
budō-葡萄 | druif (plant of vrucht) |
budōjūsu-葡萄ジュース | druivensap |
budomari-歩留まり | first pass yield (rendement van productvolume uit grondstoffen) |
budōshu-葡萄酒 | wijn (van druiven) |
budōtō-葡萄糖 | glucose; druivensuiker |
bugai-部外 | buiten de (eigen) afdeling [kring] |
bugaisha-部外者 | buitenstaander; iemand buiten de (eigen) groep |
buiyabēsu-ブイヤベース | bouillabaisse (Provençaalse vissoep) |
buiyon-ブイヨン | bouillon |
bui・tān-ブイ・ターン | het verschijnsel dat werknemers afkomstig van het platteland die in de grote steden waren gaan werken, daarna weer elders buiten de stad gaan werken |
buji-蕪辞 | grove woorden; grof taalgebruik |
buji-蕪辞 | nederige bewoording; nederig taalgebruik |
bukatsu-部活 | (afk. voor) clubactiviteiten; buitenschoolse activiteiten |
bukeyashiki-武家屋敷 | behuizing van de krijgselite (in feodaal Japan) |
bunjō-分譲 | verkoop van grond (en huis); landverkaveling |
bunkiten-分岐点 | kruispunt; keerpunt |
bunkozō-文庫蔵 | opslagplaats [opbergplaats; opbergruimte] voor waardevolle boeken |
bunmeikaika-文明開化 | (lett. beschaving en vooruitgang) tendens naar modernisering en verwestersing in de vroege Meiji-periode in Japan |
bunpitsu-分泌 | uitscheiding; afscheiding |
bunpitsusuru-分泌する | afscheiden; uitscheiden |
bunretsu-分裂 | het uiteen vallen; desintegratie; opsplitsing; ontbinding |
bunzentō-ブンゼン灯 | Bunsenbrander (regelbare gasvlam die wordt gebruikt in het laboratorium) |
bunzen・bānā-ブンゼン・バーナー | Bunsenbrander (regelbare gasvlam die wordt gebruikt in het laboratorium) |
burabō-ブラボー | toejuiching; goed zo! |
burabura-ぶらぶら | (geluid van) heen- en-weer slingeren; bungelen; slenteren |
burabura-ぶらぶら | luierend |
buraidaru-ブライダル | bruiloft; huwelijksplechtigheid; trouwerij |
buraidaru-ブライダル | bruids-; huwelijks- |
buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier |
buraidaru・bēru-ブライダル・ベール | bruidssluier (klimplant) |
burakkuauto-ブラックアウト | black-out; verduistering; tijdelijk verlies van bewustzijn [geheugen; concentratie] |
burakku・afurika-ブラック・アフリカ | Zwart-Afrika; Donker Afrika (ten zuiden van de Sahara) |
buraunkan-ブラウン管 | kathodestraalbuis; beeldbuis |
buraun・sōsu-ブラウン・ソース | bruine saus |
bureikō-無礼講 | een ongedwongen [informeel] feestje [uitje] (waarbij iedereen zichzelf kan zijn zonder te letten op status of positie) |
bureru-ぶれる | verschuiven; (heen-en-weer) bewegen; afwijken; schommelen |
buri-鰤 | geelvinmakreel (Seriola quinqueradiata) |
burīchi-ブリーチ | sprong (van een walvis uit het water) |
burōdo-ブロード | breed; wijd; ruim |
buroirā-ブロイラー | braadkip; braadkuiken |
burujoa-ブルジョア | burger; iemand uit de middenklasse |
burunetto-ブルネット | brunette (meisje of vrouw met donkerbruin haar) |
burupen-ブルペン | inwerkruimte; inwerpveldje (honkbal) |
bushō-武将 | generaal die uitblinkt in de krijgskunsten [gevechtsporten] |
busō-武装 | bewapening; wapenuitrusting |
bussho-仏所 | plaats waar een Boeddha huist; het Reine land |
busshoku-物色 | het zoeken; doorzoeken; uitzoeken; op zoek gaan naar |
butchigiri-ぶっちぎり | een ruime overwinning; met groot verschil winnen; demarrage |
butchigiru-打っ千切る | met een ruime marge winnen (m.n. bij paardenraces) |
butsugu-仏具 | voorwerpen die worden gebruikt bij boeddhistische rituelen; altaarstukken |
byōbō-渺茫 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
byōbyō-渺渺 | uitgestrektheid; grenzeloosheid; weidsheid |
byōin-病院 | ziekenhuis |
byōka-病家 | het huis van een patiënt |
byōshō-病床 | ziekbed; ziekenhuisbed |
byūbyū-びゅうびゅう | (geluid van) loeiende wind, e.d. |
byuffe-ビュッフェ | buffet (tafel met uitgestalde gerechten) |
byuretto-ビュレット | buret (glazen maatbuisje) |
chadai-茶代 | geld voor een drankje in een theehuis, e.d. |
chairo-茶色 | bruine kleur; bruin |
chairoi-茶色い | lichtbruin |
chairoobi-茶色帯 | (judo) bruine band |
chairotsubame-茶色燕 | bruine zwaluw; rotszwaluw (Ptyonoprogne rupestris) |
chāji-チャージ | (sport) aanval; uitval; charge |
chājingu-チャージング | (sport) aanvallen; uitvallen |
chakasshoku-茶褐色 | donkerbruin (de kleur van sterke zwarte thee) |
chakuchi-着地 | (vliegtuig) landing |
chakuriku-着陸 | landing (van vliegtuig, etc.) |
chakushutsu-嫡出 | geboorte uit een wettig huwelijk |
chakusō-着装 | installatie; uitrusting; inrichting; montage; het dragen (van een gordel, e.d.) |
chakusui-着水 | landing op [in] water; waterlanding (van een watervliegtuig, e.d.) |
chakusui-着水 | noodlanding op [in] het water (van een vliegtuig); landing in zee (van een ruimtevaartuig) |
chama-ちゃま | (variant van sama; gehecht aan de naam van [of verwijzing naar] een persoon, drukt respect uit) meneer; mevrouw |
chameshi-茶飯 | rijst gekookt in bouillon met thee en zout |
chami-茶味 | bruinachtige kleur |
chamise-茶店 | theehuis |
chan-ちゃん | klankverandering van het achtervoegsel -san, gebruikt voor meer vertrouwelijkheid of voor kinderen |
charenjā-チャレンジャー | uitdager; mededinger |
charenji-チャレンジ | poging; uitdaging |
chari-茶利 | komisch [grappig] gedrag [woordgebruik; gebaar] |
charumera-チャルメラ | schalmei (fluit) |
chashaku-茶杓 | een bamboe schep die wordt gebruikt bij de bereiding van groene poederthee |
chashitsu-茶室 | theehuis; theekamer (ruimte waar de theeceremonie wordt gehouden) |
chatei-茶亭 | theehuis; (thee)paviljoen |
chekku-チェック | ruit (patroon) |
chekkuauto-チェックアウト | het uitchecken (uit een hotel) |
cherimoya-チェリモヤ | cherimoya (Zuid-Amerikaanse vrucht en boom, Annona cherimola) |
chidorigake-千鳥掛け | kruissteek (borduren) |
chigaeru-違える | (medisch) ontwrichten; verstuiken; verdraaien |
chigyō-知行 | het uitvoeren van taken [opdrachten] |
chihōsai-地方債 | obligatie(s) uitgegeven door een lokale overheid (provincie; gemeente) |
chiisai-小さい | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisai-小さい | laag (stem, geluid, etc.) |
chiisana-小さな | klein; jong; gering; onbeduidend |
chiisana-小さな | laag (stem, geluid, etc.) |
chiji-千千 | velen; duizenden; verscheidenen |
chijin-地神 | voorouderlijke geesten; huisgoden |
chikaraippai-力一杯 | met man en macht; met alle [uiterste] kracht |
chikaramakase-力任せ | met al zijn kracht; uit alle macht |
chikaramakesuru-力負けする | verliezen door verkeerd gebruik van je eigen kracht |
chikarazuku-力ずく | uiterste krachtsinspanning; brute kracht |
chikuwa-竹輪 | Japans (hol, buisvormig) voedingsproduct (gemaakt van o.a. gepureerde vis, zout, suiker, eiwit en zetmeel) |
chikuzenni-筑前煮 | Japans gerecht (uit Kyushu) van gestoofde kip en groenten |
chīku・dansu-チーク・ダンス | dansen cheek to cheek (met de wangen tegen elkaar); schuifelen |
chikyūgai-地球外 | buitenaards |
chin-朕 | (gebruikt als keizerlijke zelfaanduiding) ik (of pluralis majestatis) wij |
chinbun-珍聞 | uitzonderlijk [vreemd; merkwaardig] verhaal [nieuws] |
chinchō-珍重 | (zen-boeddhisme) afscheidswoord gebruikt door monniken, zoals: tot ziens, welterusten, blijf gezond en wel, e.d |
chingashi-賃貸し | verhuur; pacht; uitleen |
chinjutsusho-陳述書 | (geschreven) verklaring (van direct betrokkene, getuige, e.d.) |
chinkonkyoku-鎮魂曲 | requiem (muziek) |
chinmyō-珍妙 | raar [vreemd; ongebruikelijk] zijn |
chinōhan-知能犯 | misdrijven met gebruik van informatie (zonder geweld); criminaliteit met intellectueel eigendom; witteboordencriminaliteit |
chinpei-鎮兵 | soldaten die worden uitgezonden om lokale conflicten te bestrijden |
chinretsu-陳列 | tentoonstelling; uitstalling; vertoning |
chinretsudana-陳列棚 | vitrine; uitstalkast |
chinsha-陳謝 | een dankbetuiging |
chinza-鎮座 | omsluiting; insluiting; omhulling; als schrijn dienen |
chippoke-ちっぽけ | zeer klein; onbeduidend; nietig |
chīpu・shikku-チープ・シック | goedkoop chic; met goedkope dingen er chic uitzien |
chirichiri-ちりちり | brandend gevoel (op de huid); gerimpeld |
chishio-血潮 | bloed dat uit het lichaam vloeit |
chishō-地象 | verschijnselen die zich voordoen op aarde (zoals aardverschuivingen en aardbevingen) |
chishō-知将 | een vindingrijke generaal; een generaal die uitblinkt in strategie en tactiek |
chītā-チーター | jachtluipaard; cheeta |
chitose-千歳 | een millennium; duizend jaar; een eeuwigheid |
chiyorozu-千万 | een buitengewoon [ontelbaar; onbeperkt] groot aantal; 10 miljoen |
chō-嘲 | (in kanji combinaties) bespotten; uitlachen; honen |
chō-挺 | stuk(s) (wordt gebruikt bij het tellen van langwerpige voorwerpen zoals bijv. spade, schoffel, geweer en kaars) |
chō-町 | stad; wijk; buurt; huizenblok |
chōdo-丁度 | precies (goed); juist; exact |
chōei-澄瑩 | (volmaakt) helder en duidelijk |
chōeki-懲役 | (onbeleefd taalgebruik) aanspreektitel van gedetineerden |
chōgayūsei-頂芽優勢 | (plantkunde) apicale dominantie (d.w.z. dat de top een plant sterker uitgroeit dan de zijtakken) |
chōhatsu-挑発 | uitlokking; provocatie |
chōji-丁子 | kruidnagel |
chōjiyu-丁子油 | kruidnagelolie |
chōkā-チョーカー | korte [nauwsluitende] halsketting |
chōka-朝家 | huis [paleis] van een vorst; koninklijke [keizerlijke] familie |
chōka-町家 | huis in een stad |
chōka-町家 | handelshuis; koopmanshuis; familie van handelaren |
chōkaku-聴覚 | gehoor (zintuig) |
chōkanzu-鳥瞰図 | bovenaanzicht; gezicht vanuit de lucht; vogelperspectief |
chōkeiryōdōryokuki-超軽量動力機 | ultralicht motorluchtvaartuig |
chōkeshi-帳消し | afschrijven (van een schuld); salderen; vereffening van de rekeningen; afsluiting van de boeken |
chokkan-直感 | intuïtie; instinct |
chokkan-直観 | intuïtie; instinct |
chokkanryoku-直感力 | intuïtieve kracht |
chokkanteki-直感的 | intuïtief |
chokugen-直言 | het openhartig [ronduit; ongezouten] spreken |
chokuhitsu-直筆 | de zaken beschrijven zoals die feitelijk zijn (zonder uitweidingen) |
chokusai-直裁 | het onmiddellijk [resoluut; zonder aarzeling] een besluit nemen |
chokushinsha-直進車 | (recht)doorgaand voertuig [verkeer] |
chokuzen-直前 | net tevoren; vlak ervoor; juist voordat |
chōmiryō-調味料 | smaakstof; kruiderij; condiment |
chōmon-聴聞 | het luisteren naar (een lezing, toespraak, preek, etc.) |
chōmonsuru-弔問する | condoleren; medeleven betuigen |
chōnōryoku-超能力 | paragnosie; paranormale begaafdheid; buitenzintuiglijke waarneming |
chōraku-凋落 | daling; terugval; achteruitgang; verval; terugloop |
chōsakekka-調査結果 | bevindingen [uitslag] van een politieonderzoek; onderzoeksresultaat |
chōsen-挑戦 | uitdaging; provocatie |
chōsensuru-挑戦する | uitdagen; provoceren |
chōshi-銚子 | schenkkan [ketel; kruik] voor sake (rijstwijn); sakefles |
chōshuritsu-聴取率 | cijfer dat de luisterdichtheid van, en waardering voor radioprogramma's aangeeft |
chototsu-猪突 | roekeloosheid; overmoedigheid; onbezonnenheid; onbesuisdheid |
chōzaigijutsuryō-調剤技術料 | kosten voor uitgifte van voorgeschreven medicatie |
chozōko-貯蔵庫 | pakhuis; opslagplaats; magazijn |
chozōshitsu-貯蔵室 | opslagruimte; magazijn; voorraadkamer; bergruimte |
chōzuba-手水場 | (in toiletruimte) wasbak; plek om handen te wassen |
chū-宙 | lucht; hemel; ruimte; tussen hemel en aarde |
chūbaika-虫媒花 | insectenbloemige plant (plant waarvan het stuifmeel door insecten wordt overgebracht) |
chūbō-厨房 | keuken; kombuis |
chūburā・beruzu-チュウブラー・ベルズ | buisklokken (slaginstrument); klokkenspel |
chūcho-躊躇 | aarzeling; besluiteloosheid |
chūchosuru-躊躇する | aarzelen; weifelen; besluiteloos zijn; twijfelen |
chūgai-中外 | binnen en buiten; binnenland en buitenland |
chūi-中尉 | (eerste) luitenant; onderluitenant |
chūikaki-注意書き | instructies [aanwijzingen] voor gebruik (van medicijnen, apparatuur, etc.) |
chūjō-中将 | luitenant-generaal; viceadmiraal |
chūka-中華 | China (de naam die door de Han-bevolking van China werd gebruikt om naar hun eigen land te verwijzen) |
chūkei-中継 | (radio of tv) uitzending |
chūkeihōsō-中継放送 | zenderkoppeling; (tv, radio) zendercircuit; uitzending via verschillende zenderstations |
chūkeisuru-中継する | (radio of tv) uitzenden |
chūko-中古 | tweedehands [gebruikt; oud] zijn |
chūkohin-中古品 | tweedehands [gebruikt] artikel |
chūryaku-中略 | inkorting van een citaat in het midden; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het middengedeelte weggelaten worden |
chūshi-中止 | onderbreking; uitstel; schorsing; afstel |
chūshihō-中止法 | het gebruik van de Japanse renyōkei werkwoordsvorm als voegwoord |
chūshisuru-中止する | stoppen; afgelasten; uitstellen; onderbreken |
chūsuru-注する | uitschrijven; op papier zetten |
chūzai-駐在 | het in het buitenland gestationeerd zijn; baan [verblijf] in het buitenland |
chūzai-駐在 | (afk. voor) politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
chūzaisho-駐在所 | politiepost met woonvertrekken (vaak buiten de stadsgrenzen, lokaal of op het platteland) |
dabingu-ダビング | het indubben [bijmixen] van geluid in een film; nasynchronisatie |
dabun-駄文 | (een term die ook wordt gebruikt als bescheiden aanduiding voor) mijn (eigen) schrijfwerk |
daburupurei-ダブルプレー | (honkbal) dubbelspel (twee honklopers tegelijk uitgeschakeld) |
daburu・panchi-ダブル・パンチ | (boksen) dubbele slag (met twee vuisten tegelijk) |
dabutsuku-だぶつく | te groot [te wijd; te ruim; te dik] zijn; overvloedig [in overvloed] zijn |
dachō-駝鳥 | struisvogel |
dadappiroi-だだっ広い | buitengewoon ruim [uitgestrekt; wijd; groot] |
dai-第 | voorvoegsel gebruikt voor rangtelwoorden |
daibā-ダイバー | duiker |
daibingu-ダイビング | duiken |
daibu-ダイブ | duik |
daidō-大道 | het juiste levenspad; goede levenswandel |
daigakkō-大学校 | buitenlandse universiteit |
daijesuto-ダイジェスト | samenvatting; uittreksel |
daijin-大尽 | iemand die veel geld uitgeeft aan (wilde) uitspattingen |
daijō-大乗 | (stroming in het boeddhisme) Mahayana (het grote voertuig) |
daikanminkoku-大韓民国 | de Republiek Korea (Zuid-Korea) |
daikō-乃公 | (arch.; arrogant taalgebruik van mannen) ik; mij |
daikokubashira-大黒柱 | (lett.) steunzuil; steunpilaar (van een constructie) |
daikokuten-大黒天 | Daikokuten (Mahākāla), god van rijkdom en handel (meestal afgebeeld met een houten hamer), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
dairokkan-第六感 | intuïtie; zesde zintuig |
daisen-台船 | een bakvormig vaartuig (zonder motor) gebruikt voor het vervoeren van grond, zand, zware voorwerpen, kranen, etc. |
daishikkō-代執行 | administratieve handhaving; uitvoering bij volmacht |
daizentei-大前提 | belangrijkste uitgangspunt [veronderstelling; principe; aanname] |
daizōkyō-大蔵経 | Taishō Tripiṭaka is een uitgave van Chinese boeddhistische geschriften, met Japanse commentaren |
dakaisaku-打開策 | plan [oplossing] (om uit een impasse) te raken |
dakikomu-抱き込む | (iem.) overhalen; overtuigen; inpalmen |
dakkingu-ダッキング | (bij boksen) wegduiken, met het hoofd omlaag een slag ontwijken |
daku-抱く | omhelzen; omarmen; in de armen sluiten [dragen] |
dakuonpu-濁音符 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuse-濁世 | (boeddh.) de (bezoedelde) wereld; de stoffelijke [zintuiglijke] wereld |
dakuten-濁点 | het (dubbele aanhalings)teken gebruikt voor een stemhebbende medeklinker in het Japans |
dakuto-ダクト | buis; pijpleiding |
dāku・ēji-ダーク・エージ | de donkere [duistere] middeleeuwen |
dakyōsuru-妥協する | een compromis sluiten; schikken |
damin-惰眠 | luiheid; ledigheid; inactiviteit; inertie; sluimering |
dan-弾 | woord gebruikt voor het tellen van kogels; plannen; werkstukken; projecten, series, e.d. |
dan-檀 | struik (Euonymus sieboldianus) |
danketsuken-団結権 | het recht van arbeiders om zich te verenigen [zich aan te sluiten bij een vakbond] |
dankō-断郊 | het buiten (in velden of bossen) hardlopen |
danpingu-ダンピング | het dumpen [goedkoop verkopen] van een grote hoeveelheid goederen ( m.n. op de buitenlandse markt) |
danryoku-弾力 | veerkracht; buigzaamheid |
danryokusei-弾力性 | veerkracht; buigzaamheid; soepelheid |
danryokuteki-弾力的 | buigzaam; elastisch; flexibel |
danshari-断捨離 | het grote opruimen, met als doel harmonie te bereiken (gebaseerd op 3 concepten van yoga: weigeren, weggooien, en loslaten van onnodige dingen) |
dantei-断定 | duidelijke beoordeling [bevestiging; verklaring; conclusie] |
danzuru-断ずる | besluiten; beslissen; bepalen |
dappō-脱法 | ontduiking van de wet; iets doen door de mazen van de wet |
darasu-だらす | (vorm van het werkwoord daru) uitputten; vermoeien; afmatten |
darō-だろう | (informele vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
daru-だる | moe zijn; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
daruma-達磨 | darumapop (afbeelding van Daruma, waarbij vaak de ogen nog niet zijn ingekleurd, hetgeen men pas doet als een wens uitkomt) |
dasai-ださい | ouderwets; uit de mode; provinciaal; eenvoudig |
dasanteki-打算的 | berekenend; uitgekookt; zelfzuchtig |
dashi-出し | Japanse soepbouillon (van vis en zeewier) |
dashi-出し | voorwendsel; uitvlucht; excuus |
dashigara-出し殻 | bezinksel (in bouillon, thee, koffie, e.d.); koffieprut |
dashiire-出し入れ | (geld) storting en opname; het inleggen en uithalen |
dashimae-出し前 | (iemand's) aandeel in de kosten [uitgaven] |
dashippanashinisuru-出しっ放しにする | iets aandoen [uithalen] en zo laten; de kraan aan laten staan; het water laten lopen |
dasshutsu-脱出 | ontsnapping; uitbraak |
dassui-脱水 | uitdroging; dehydratie; ontwatering |
dasu-出す | eruit halen; tevoorschijn halen; buitenzetten; uitsteken (van lichaamsdeel); uitlaten |
dasu-出す | naar buiten brengen (fig.); verklaren; bekend maken; publiceren; uitgeven |
dasu-出す | maken (van geluid, vuur) |
dasu-出す | (in combinatie met andere werkwoorden) beginnen te; naar buiten doen [gaan; bewegen] |
dasutā-ダスター | vuilniskoker; afval stortkoker; vuilnis stortkoker |
dasuto-ダスト | stof; gruis |
dasuto・shūto-ダスト・シュート | vuilniskoker; afval stortkoker; vuilnis stortkoker |
datchi・rōru-ダッチ・ロール | Dutch roll (een vliegtuigbeweging) |
date-伊達 | gekunsteldheid; gemaaktheid; uiterlijk vertoon |
dātī-ダーティー | vies; vuil |
dāto-ダート | vuil; viezigheid (Eng. dirt) |
datō-妥当 | juistheid; geschiktheid; toepasselijkheid; relevantie |
datsugoku-脱獄 | ontsnapping uit de gevangenis |
datsui-脱衣 | het (zich) uitkleden; ontkleding |
datsumō-脱毛 | haaruitval; haarverlies; ontharing, epilatie |
datsusara-脱サラ | het zich bevrijden uit de tredmolen van een kantoorbaan, en voor zichzelf beginnen om leuk en zinvol werk te gaan doen |
datsuzei-脱税 | belastingontduiking |
daun-ダウン | onderuitgegaan [ingestort] (door uitputting, zwakte of ziekte) |
daun-ダウン | het buiten werking zijn van apparaat, server, computer, e.d. |
daun-ダウン | uit zijn (bijv bij honkbal) |
daun・saijingu-ダウン・サイジング | bezuiniging; inkrimping |
de-出 | uitvloeisel; uitstroming; uitloop; afvloeiing |
dearō-であろう | (vorm van het werkwoord 'zijn'; drukt veronderstelling of vermoeden uit) zal (waarschijnlijk) (zo) zijn (dat) |
debana-出鼻 | stuk land dat uitsteekt; bergkam |
debaru-出張る | uitsteken; naar buiten steken; uitpuilen |
debiru-デビル | duivel; satan |
debune-出船 | vertrek (van schepen); uitvaart (uit een haven) |
debushō-出不精 | (vaak) thuis blijven |
debushō-出不精 | thuisblijver; thuiszitter; huismus |
deddo-デッド | dood (bij honkbal, e.d. als de bal buiten de lijnen is; bij golf als de bal niet doorrolt) |
deddorain-デッドライン | deadline; tijdslimiet; sluitingsdatum |
dedokoro-出所 | uitgang; startpunt |
deforuto-デフォルト | wanbetaling; verzuim; ontstentenis |
deguchi-出口 | uitgang; uitweg |
deguchi-出口 | uitlaat; afvoerkanaal |
deha-出端 | uitweg; kans [gelegenheid] om te vertrekken [eruit te komen] |
dehairi-出入り | het in- en uitgaan; ingang en uitgang |
dehairi-出入り | inkomsten en uitgaven; ontvangsten en betalingen |
deharau-出払う | uitverkocht zijn; niet in voorraad zijn |
deharau-出払う | verlaten [zonder mensen] zijn; niemand thuis zijn |
dehōdai-出放題 | onbeperkt [vrijelijk] naar buiten gaan [stromen] |
deiri-出入り | het in- en uitgaan; ingang en uitgang |
deiri-出入り | inkomsten en uitgaven; ontvangsten en betalingen |
deiriguchi-出入口 | ingang en uitgang; deuropening; (toegangs)poort |
dekakeru-出かける | (erop) uitgaan; op pad gaan; naar buiten gaan |
dekasegi-出稼ぎ | werk ver van huis; in een ander district [land] (dan waar je woont) gaan werken |
dekasu-出来す | doen; uitvoeren; bereiken |
deki-出来 | vakmanschap; bekwaamheid; goede uitvoering [afwerking] |
dekimono-出来物 | tumor; gezwel; abces; steenpuist |
dekora-デコラ | Decola, merknaam van thermohardende kunststof gemaakt van melamine en formaldehyde (o.a. gebruikt voor oppervlaktecoatings) |
demae-出前 | bezorging aan huis van maaltijden bereid door restaurants, cateraars, e.d. |
dēmon-デーモン | demon; boze geest; duivel |
demōnisshu-デモーニッシュ | demonisch; duivels |
demono-出物 | tumor; gezwel; abces; steenpuist |
demotēpu-デモテープ | demobandje (geluids- of videoband voor reclame- en marketingdoeleinden) |
den-殿 | paleis; huis [behuizing] van een adellijk persoon |
denbun-伝聞 | gerucht; informatie van horen zeggen [uit de tweede hand] |
denbun-電文 | zin(nen) gebruikt bij telegrammen; zinnen in telegramstijl |
dengen-電源 | elektriciteitsbron; stroombron; elektrische voeding; aan-uitknop |
dengurigaeru-でんぐり返る | een salto [buiteling; koprol] maken |
dengurigaeshi-でんぐり返し | salto; buiteling; koprol |
denkishiyōryō-電気使用量 | elektriciteitsverbruik |
denrai-伝来 | introductie; invoering; instroming (vanuit het buitenland (b.v. een religie, e.d.) |
densha-田舎 | behuizing [woning] op het platteland; woning van één verdie |
denshishuppan-電子出版 | digitale uigave |
denshobato-伝書鳩 | postduif |
dentō-伝統 | traditie; overlevering; conventie; gebruik |
depāto-デパート | warenhuis |
depātomento・sutoa-デパートメント・ストア | warenhuis |
deppa-出っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
deredere-でれでれ | (onomatopee) lui [slonzig] zijn |
derederesuru-でれでれする | (onomatopee) lui zijn |
deru-出る | naar buiten gaan [komen]; weggaan |
deru-出る | uitkomen; verschijnen; gepubliceerd worden |
deru-出る | ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
deru-出る | beginnen; ontstaan; voortkomen uit |
deshiberu-デシベル | decibel (eenheid van geluidsintensiteit) |
deshijon・mēkingu-デシジョン・メーキング | besluitvorming |
desugiru-出過ぎる | te veel uitsteken; te ver uitsteken; te sterk zijn (b.v. van thee) |
desuku・puran-デスク・プラン | nog niet uitgevoerd [geïmplementeerd] plan; plan in de ontwerpfase; het plan op tafel |
detatchido・kōto-デタッチド・コート | jas met een uitneembare voering |
difyūjon・rain-ディフュージョン・ライン | diffusielijn (secundaire productlijn van een modehuis of modeontwerper) |
dinā・kurūzu-ディナー・クルーズ | dinner cruise (een boottocht waarbij gasten genieten van heerlijk eten aan boord) |
dīpu・sausu-ディープ・サウス | het diepe Zuiden (de meest zuidelijke staten van Amerika: Georgia, Alabama, Louisiana en Mississippi) |
dīpu・supēsu-ディープ・スペース | de verre ruimte (buiten ons zonnestelsel) |
dīringu・rūmu-ディーリング・ルーム | handelsruimte, een ruimte in een financiële instelling waar effecten- en valutatransacties worden uitgevoerd |
dī・bui-ディー・ブイ | huiselijk geweld (Engels DV: domestic violence) |
doa・tsū・doa-ドア・ツー・ドア | huis-aan-huis; bij elk huis |
dōbutsuen-動物園 | dierentuin; dierenpark |
dōbutsuen-動物園 | (jargon onder criminelen) gevangenis; huis van bewaring |
dōdō-ドードー | dodo; walgvogel (een uitgestorven vogel, Raphus cucullatus) |
dōdōto-堂堂と | ronduit; eerlijk |
dōfūsuru-同封する | bijsluiten; insluiten; bijvoegen |
dōgu-道具 | gereedschap; gerei; uitrusting; benodigdheden; apparatuur |
dohi-奴婢 | (mannelijke of vrouwelijke) huisbediende (van de laagste rang) |
dohyōiri-土俵入り | de ceremonie uitgevoerd door de sumo-worstelaars bij het betreden van de ring voordat het toernooi gaat beginnen |
doitsu-ドイツ | Duitsland |
doitsugo-ドイツ語 | Duits; de Duitse taal |
doitsujin-ドイツイ人 | Duitser |
doitsumaruku-ドイツマルク | Duitse mark (oude munt) |
dojin-土人 | oorspronkelijke bewoner; inboorling; inlander; autochtoon (vaak denigrerend gebruikt, vooral vroeger) |
dōjiru-動じる | van streek [geschokt; ongerust; geagiteerd; in de war; uit zijn doen] zijn |
dojō-土壌 | (tuin)grond; aarde |
dojō-泥鰌 | Chinese weeraal (Aziatische modderkruiper; Misgurnus anguillicaudatus) |
dokai-土塊 | een kluit aarde; een klomp klei |
dōkaku-同格 | dezelfde rang [positie]; gelijke; equivalent |
dokan-土管 | afvoerbuis; afvoerpijp |
dokkingu-ドッキング | (Eng.: docking) het aanmeren [koppelen] (van ruimteschepen, satellieten, e.d.) |
dokomademo-何処までも | tot op zekere hoogte; tot het einde [uiterste]; in alle opzichten |
dokomademo-何処までも | grondig; uitputtend; diepgaand |
doku-独 | (in kanji-combinaties) Duitsland |
doku-退く | een stap terug [opzij] doen; uit de weg gaan; ruimte maken (voor) |
dokubōkankin-独房監禁 | eenzame opsluiting |
dokubun-独文 | Duitse taal [zin; literatuur] |
dokudan-独断 | eigen oordeel [besluit; beslissing; mening] |
dokugo-独語 | Duits; de Duitse taal |
dokuha-読破 | het doorlezen [uitlezen] (van een boek) |
dokuhasuru- 読破する | doorlezen; (een boek) uitlezen |
dokuryō-読了 | het klaar zijn met lezen; (iets) uitgelezen hebben |
dokushu-毒手 | een vuile [gemene] truc [daad; handelwijze] |
dokuwajiten-独和辞典 | Duits-Japans woordenboek |
dokuzuku-毒突く | (ver)vloeken; (uit)schelden |
dōkyo-同居 | samenwonen in een huis (b.v. met vriend(in) of (schoon)familie) |
doma-土間 | een ruimte in een huis waar geen vloer is gelegd (dus de grond onder het huis als vloer dient) |
domesutikku-ドメスティック | binnenlands; in eigen land; huiselijk; in eigen huis |
domesutikku・baiorensu-ドメスティック・バイオレンス | huiselijk geweld |
domesutikku・saiensu-ドメスティック・サイエンス | huishoudkunde; gezins- en consumentenwetenschap |
don-ドン | erend prefix voor achternamen van mannen (b.v. Don Quichot) |
donaritsukeru-怒鳴りつける | schreeuwen [schelden] (tegen); (iem.) uitschelden [uitfoeteren] |
donaru-怒鳴る | snauwen; afsnauwen; afblaffen; uitschelden; iem. een fikse uitbrander geven |
dōnatsugenshō-ドーナツ現象 | het wegtrekken [verhuizen] van bewoners uit het centrum van een stad (naar buitenwijken) |
donchansawagi-どんちゃん騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
dondon-どんどん | geroffel; getrommel (geluid) |
donfan-ドンファン | (uit het Spaans) een donjuan; rokkenjager; casanova |
donkihōtegata-ドンキホーテ型 | het Don Quichot-type |
donzumari-どん詰まり | einde; slot; uitkomst; laatste loodjes; doodlopende weg |
don・kihōtegata-ドン・キホーテ型 | donquichot-type |
dōon-同音 | hetzelfde geluid; dezelfde klank; homofonie |
doppurāhen’i-ドップラー偏移 | dopplerverschuiving; dopplerteffect |
doppurā・shifuto-ドップラー・シフト | dopplerverschuiving; dopplereffect |
dorai・sukin-ドライ・スキン | droge huid |
dōrakumono-道楽者 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
doramusuko-どら息子 | een luie [losbandige] zoon |
dōri-道理 | reden; logica; zin; waarheid; juistheid |
doroppu-ドロップ | val; achteruitgang; verval; laten vallen; uitvallen |
doroppu-ドロップ | (bij golf) een bal (die in een vijver was gevallen) op een plek aan de kant laten vallen om van daaruit verder te spelen |
doroppu-ドロップ | (computer term) een document in een map zetten (door het eerst met de muis op te pakken en dan te laten vallen in de juiste map) |
doroppukikku-ドロップキック | (rugby) trap tegen opstuitende bal |
dorubako-ドル箱 | geldkist; kluis; goudmijn (fig.) |
doruman・surību-ドルマン・スリーブ | vleermuismouw |
doryō-度量 | grootmoedigheid, ruimhartigheid, tolerantie, generositeit, vrijgevigheid |
dōsa-礬水 | (voor papier) planeerwater (lijmwater met aluin) |
dosekiryū-土石流 | modderstroom; steenlawine; puinstroom |
doshaburi-土砂降り | zware regenval [neerslag]; plensbui; stortbui |
doshasaigai-土砂災害 | modderstroom; aardverschuiving |
dōshi-道士 | asceet; kluizenaar; tovenaar |
dosudosu-ドスドス | (onomatopee) stampend geluid (b.v. van een heimachine of van de zware voetstappen van een zwaarlijvig persoon of dier) |
dosuguroi-どす黒い | schemerig; duister; troebel |
dōtai-胴体 | romp (van een lichaam, boot vliegtuig, etc.) |
dōtei-童貞 | kuisheid (m.n. van mannen); maagdelijkheid; maagd |
doteppara-土手っ腹 | ingewanden; maag; buik |
dōtō-同等 | gelijkheid; equivalentie |
dotō-怒濤 | woeste [onstuimige] golven |
doya-どや | (jargon, inversie van やど) logement; luizig hotel; lijmkit |
doyadoya-どやどや | geluid van vele voetstappen [van een menigte mensen] (onomatopee) |
doyagai-どや街 | stadsdeel met talrijke logementen [luizige hotels] (vooral voor dagwerkers) |
doyōboshi-土用干し | het buiten luchten van kleding (in de zomer) |
dōzan-銅山 | kopermijn; berg waaruit kopererts wordt gewonnen |
dozō-土蔵 | pakhuis; opslagplaats (met dikke, aarden muren) |
dozoku-土俗 | plaatselijke [lokale] gewoonten [gebruiken] |
dōzuru-動ずる | van streek [geschokt; ongerust; geagiteerd; in de war; uit zijn doen] zijn |
ea-エア | luchtvaart; luchtruim |
eabasu-エアバス | airbus (vliegtuig) |
eabasu-エアバス | Airbus (Europese vliegtuigbouwer) |
eaburashi-エアブラシ | verfspuit; lakspuit |
ea・doa-エア・ドア | een apparaat dat een luchtstroomgordijn creëert bij de ingang van een gebouw (om te voorkomen dat buitenlucht en stof binnendringen) |
ea・kāten-エア・カーテン | luchtgordijn, een apparaat dat een luchtstroomgordijn creëert bij de ingang van een gebouw (om te voorkomen dat buitenlucht en stof binnendringen) |
ea・pējento-エア・ページェント | het optreden van een vliegtuig tijdens een vliegshow |
ea・poketto-エア・ポケット | luchtzak (bij snelle daling van een vliegtuig) |
ea・shūto-エア・シュート | pneumatische transmissiebuis; luchtkoker voor vervoer van voorwerpen |
ebicha-葡萄茶 | kastanjebruin; roodbruin |
ebisu-夷 | volkeren uit het noorden van Japan (met een eigen taal en cultuur) |
ebisu-夷 | iemand uit ongecultiveerd gebied (ver van de hoofdstad) |
ebisu-夷 | ruige krijger |
ebisu-夷 | barbaar; buitenlander |
ebisu-恵比須 | Ebisu, god van visserij, scheepvaart en handel (meestal afgebeeld met hengel en vis), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
edamichi-枝道 | uitweiding; afdwaling |
edokko-江戸っ子 | (huidige betekenis) iemand die in Tokio is geboren en opgegroeid |
edozuma-江戸褄 | Edo-patroon (een patroon, uit de late Edo-periode, op de zoom van een effen (m.n. zwarte) kimono) |
ee-ええ | een Japans partikel dat uitdrukt een bevestiging (ja) of aarzeling (hm,...) |
eginu-絵絹 | een doek van zijde gebruikt voor een Japanse schildering |
egureru-抉れる | ingedeukt [uitgehold; hol] worden |
eguridasu-抉り出す | uitscheppen; uitgraven; uitlepelen; gutsen |
eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevende persoon; hoofddirecteur; uitvoerende macht |
eguzekutibu-エグゼクティブ | leidinggevend; uitvoerend; verantwoordelijk |
eidatsu-穎脱 | het uitblinken; excelleren; uitsteken boven (iemand) |
eiji-英字 | letter (uit het alfabet) in het Engels |
eikyo-盈虚 | opkomst en verval; vooruitgang en achteruitgang |
eirian-エイリアン | een alien; buitenaards wezen |
eiseihōsō-衛星放送 | satellietuitzending |
eizu-エイズ | (acquired immunodeficiency syndrome) aids (immunodeficiëntiesyndroom) |
ekiga-腋芽 | okselknop; laterale knop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
ekisentorikku-エキセントリック | excentriek; buitensporig; zonderling |
ekizochikku-エキゾチック | exotisch; uitheems |
ekohausu-エコハウス | ecohuis; ecowoning (milieuvriendelijk huis) |
ekonomī-エコノミー | zuinigheid; bezuiniging; besparing |
ekonomikku・animaru-エコノミック・アニマル | economisch dier (term gebruikt voor mensen die alleen economische winst nastreven) |
ekonomī・kurasushōkōgun-エコノミー・クラス症候群 | economyclass-syndroom; vliegtuigtrombose (door te krappe beenruimte) |
ekubo-靨 | kuiltje in de wang |
ekusoshisumu-エクソシスム | exorcisme; het uitdrijven van de kwade geest |
ekusukuramēshon・māku-エクスクラメーション・マーク | uitroepteken |
ekyū-エキュー | ecu (European Currency Unit, tot 1 jan. 1999 gebruikte fictieve rekenmunt voor de Europese Unie) |
ema-絵馬 | votief plankje waar men een verzoek [dankbetuiging] op kan schrijven in een heiligdom of tempel (oorspronkelijk met een afbeelding van een paard erop) |
emono-獲物 | trofee; buit; gestolen goederen |
en-園 | tuin; park |
enbikan-塩ビ管 | pvc-buis; pvc-pijp |
enbipaipu-塩ビパイプ | pvc-buis; pvc-pijp |
enbu-演舞 | dansvoorstelling; dansuitvoering |
enchū-円柱 | ronde zuil; pilaar |
endategaisai-円建て外債 | een buitenlandse obligatie in Japanse yen |
enerugī-エネルギー | (lichamelijke of mentale) energie; kracht; uithoudingsvermogen |
engawa-縁側 | de houten buitengang rondom een een traditioneel Japans huis |
engei-園芸 | tuinieren |
engi-演技 | optreden; uitvoering; act |
enji-衍字 | een overbodig [overtollig] karakter; een karakter dat per abuis in een tekst staat. |
enjin-遠人 | mensen uit een verre streek [een ver land]; buitenlander |
enka-煙霞 | rook en mist [nevel]; een sluier van mist |
enkai-延会 | uitstel van een vergadering |
enkai-延会 | uitgestelde aandeelhoudersvergadering |
enkaisuru-延会する | uitstellen; opschuiven; verdagen |
enki-延期 | uitstel |
enkisuru-延期する | uitstellen |
ennoshita-縁の下 | (de ruimte) onder de veranda; onder de vloer |
ennoshita-縁の下 | (fig.) op de achtergrond; uit het zicht; onopgemerkt |
enpaia・sutēto・biru-エンパイア・ステート・ビル | Empire State Building (in New York) |
enshō-炎症 | (med.) ontsteking; huidirritatie |
ensōkai-演奏会 | concert; recital; muziekuitvoering |
ensoku-遠足 | excursie; uitstapje; trip; schoolreisje |
entashisu-エンタシス | entasis (een lichte zwelling in een (Dorische) zuilschacht) |
en'in-延引 | vertraging; uitstel |
en'yūkai-園遊会 | tuinfeest |
epuron-エプロン | (luchthaven) platform voor vliegtuigen |
erabidasu-選び出す | uitkiezen; selecteren |
erabu-選ぶ | (uit)kiezen; een keuze maken; selecteren |
eriaka-襟垢 | vuil op de kraag van een kledingstuk |
erinokeru-選り除ける | sorteren; uitzoeken; selecteren |
erinuku-選り抜く | uitkiezen; selecteren |
eriwakeru-選り分ける | classificeren; sorteren; uitzoeken |
eru・esu・ai-エル・エス・アイ | de implementatie van tienduizenden transistors per chip (LSI: large-scale integrated circuit) |
eshaku-会釈 | knikje; begroeting; lichte buiging |
ēsu-エース | uitblinker; de beste (speler, etc.) |
esukarugo-エスカルゴ | (eetbare) huisjesslak |
esukēpu-エスケープ | ontsnapping; vlucht; uitweg |
esukēpu-エスケープ | een les overslaan op school (door de klas uit de sluipen) |
esukyoku-エス極 | de zuidpool (van een staafmagneet) |
esutōru-エストール | (term uit de luchtvaart) korte start en landing (STOL; short take-off and landing) |
etoki-絵解き | uitleg van de betekenis van een schilderij |
etoki-絵解き | iets uitleggen aan de hand van [met behulp van] een illustratie |
eusutakiokan-エウスタキオ管 | buis van Eustachius; eustachiusbuis |
fain・kemikaru-ファイン・ケミカル | zuivere chemicaliën (gebruikt in kleine hoeveelheden) |
faitā-ファイター | gevechtsvliegtuig |
fajī・konpyūtā-ファジー・コンピューター | speciaal ontworpen computer die gebruik maakt van vage logica (fuzzy logic) |
fakku-ファック | jargon voor geslachtsgemeenschap (ook gebruikt als scheldwoord) |
famirī・burando-ファミリー・ブランド | familiemerk; paraplumerk (één merknaam die wordt gebruikt voor de verkoop van twee of meer gerelateerde producten) |
fāmu-ファーム | (farm team) In Amerikaans honkbal een team uit de lagere divisie; in Japans honkbal een tweede team |
fāmu・chīmu-ファーム・チーム | in Amerikaans honkbal een team uit de lagere divisie; in Japans honkbal een tweede team |
fanburu-ファンブル | frommelen; morrelen; (bij honkbal) de bal uit de handen laten glippen |
fankī-ファンキー | excentriek; buitenissig (kleding, e.d.) |
fasshon・moderu-ファッション・モデル | mannequin; (foto)model |
fasunā-ファスナー | rits; ritssluiting |
fēdoauto-フェードアウト | (beeld) het vervagen [uitvloeien]; (geluid) het wegsterven |
fēsu-フェース | gezicht; gelaat; gezichtsuitdrukking |
fēsu-フェース | geloof; geloofsovertuiging; religie |
fezā・purēn-フェザー・プレーン | ultralichtgewicht modelvliegtuig |
fīchā-フィーチャー | hoofdfilm; hoofdartikel; thema-uitzending |
finisshu-フィニッシュ | beëindiging; voltooiing; afwerking; sluiting |
firudāzu・choisu-フィルダーズ・チョイス | (honkbal) de keuze van veldspeler (als hij na een honkslag kan kiezen de slagman uit te schakelen of een andere honkloper) |
fīrudo・asurechikku-フィールド・アスレチック | een sport waarbij hindernissen en toestellen worden opgesteld op een parcours dat gebruik maakt van natuurlijke topografie, zoals bomen, e.d. |
firutā-フィルター | filter (om vloeistof of gassen te zuiveren) |
fizu-フィズ | gebruis; gesis |
fōkaru・purēn・shattā-フォーカル・プレーン・シャッター | spleetsluiter (fotografie) |
fōmu-フォーム | gedaante; uiterlijk; mal; gietvorm |
fōmu-フォーム | schuim |
fōmu・rabā-フォーム・ラバー | schuimrubber |
forio-フォリオ | folio (dubbelzijdig papier; dubbelgevouwen vel papier gebruikt als vier pagina's) |
forutishimo-フォルティシモ | fortissimo; zeer luid (muziekterm) |
fossa・maguna-フォッサ・マグナ | slenkvallei, gebied waar een vulkanische gordel doorheen loopt (van noord naar zuid door centraal Honshu) |
fotokina-フォトキナ | tweejaarlijkse internationale handelsbeurs op het gebied van fotografie en film (in Keulen, Duitsland). |
fotokuromikku・garasu-フォトクロミック・ガラス | fotochromisch glas (wordt donkerder bij blootstelling aan licht, vaak gebruikt in brillen) |
fū-封 | zegel; sluiting |
fu-膚 | (in kanji combinaties) huid |
fu-膚 | (in kanji combinaties) oppervlakte; uiterlijk; buitenkant |
fū-風 | uiterlijk; stijl |
fūbaika-風媒花 | windbloemige plant (plant waarbij het stuifmeel door de wind wordt overgebracht) |
fubenkyō-不勉強 | het niet genoeg studeren; luiheid; gebrek aan inzet |
fūbō-風貌 | uiterlijk; voorkomen |
fubōgarasu-風防ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
fubon-不犯 | strikte naleving van het voorschrift dat boeddhistische monniken kuis moeten leven |
fūbutsu-風物 | lokale [seizoensgebonden] gebruiken [karakteristieken] |
fucha-普茶 | (afk. voor) vegetarische keuken [gerechten] (overgenomen uit China) |
fucharyōri-普茶料理 | vegetarische keuken [gerechten] (overgenomen uit China) |
fuchi-付置 | aansluiting; verbinding; aanhechting |
fudadome-札止め | volle zaal; uitverkocht |
fudan-不断 | besluiteloosheid |
fudasashi-札差し | (Tokugawa-periode) makelaar in rijst (handelaar die het recht had om geld te geven in ruil voor de rijsttoelagen van vazallen) |
fudasho-札所 | ruimte in een tempel [heiligdom] waar de gelovigen ofuda kunnen kopen |
fudebako-筆箱 | (modern) etui voor schrijfgerei |
fudeire-筆入れ | pennendoos; pennenkoker; etui; penselenkoker |
fudetate-筆立て | houder [glas; beker] om schrijfpenseel rechtop te zetten (zonder reiniging, voor hergebruik later) |
fudezuka-筆塚 | (graf)heuvel, waarin gebruikte schrijfpenselen (van geëerde meesters) begraven zijn |
fudō-婦道 | de plichten [juiste handelswijze] van een vrouw |
fue-笛 | blaasinstrument; fluit; pijp |
fue-笛 | fluitje; fluitsignaal |
fuen-不縁 | weinig vooruitzichten [kans] op een huwelijk |
fuen-敷衍 | het verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fuensuru-敷衍する | verduidelijken; uitvoerig bespreken; ergens dieper [uitvoeriger] op ingaan; uitweiden; uiteenzetten |
fūfubessei-夫婦別姓 | het gebruik van verschillende achternamen bij een echtpaar (waarbij ieder de eigen familienaam aanhoudt) |
fūgawari-風変わり | excentriciteit; zonderling [buitenissig] gedrag |
fugōkaku-不合格 | mislukking; afwijzing; diskwalificatie; uitschakeling |
fūha-風波 | ruwe [ruige] zee; storm (op zee) |
fuhatsudanshorihan-不発弾処理班 | Explosieven Opruimingsdienst (EOD) |
fuhōkyojū-不法居住 | onwettig verblijf; kraakactie (van leegstaand huis) |
fujin-不尽 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
fūjiru-封じる | verzegelen (v.e. brief, e.d.); afsluiten; vastzetten |
fujō-浮上 | het naar voren komen; zichtbaar [duidelijk] worden |
fūju-風樹 | een boom die ruist in de wind |
fujun-不純 | onzuiverheid |
fuka-孵化 | uitbroeding; het (uit)broeden |
fuka-府下 | buitenwijken; voorstedelijke gebieden (van een metropool) |
fukafuka-ふかふか | (onomatopee) zacht; donzig, pluizig; afwezig; verstrooid; achteloos; onnadenkend |
fukanzu-俯瞰図 | bovenaanzicht; gezicht vanuit de lucht; vogelperspectief |
fūkei-風景 | landschap; uitzicht; vergezicht |
fukekomu-老け込む | verouderen; er ouder uit komen te zien |
fuketsu-不潔 | vies [smerig; vuil] zijn |
fukiageru-吹き上げる | opblazen; opwaaien; opspuiten |
fukichirasu-吹き散らす | uiteen waaien [blazen]; wegblazen; verstrooien |
fukichirasu-吹き散らす | een gerucht verspreiden; (iets) rondbazuinen |
fukidasu-吹き出す | ontspruiten; opkomen; uitkomen |
fukidasu-吹き出す | uitbarsten (in lachen, huilen, etc.) |
fukidemono-吹き出物 | huiduitslag; puistje |
fukihonbō-不羈奔放 | ongeremd [ongebonden] zijn; een vrije geest [vrijbuiter] zijn |
fukikesu-吹き消す | uitblazen (kaars, etc.) |
fukiotosu-吹き落とす | uit de boom waaien (van fruit) |
fūkiri-封切り | filmpremière; het uitbrengen van een nieuwe film |
fukkatsusuru-復活する | herleven; opstaan (uit de dood); herstellen (in de oude staat) |
fukkō-復航 | terugreis; thuisreis |
fukkō-腹腔 | buikholte |
fuku-吹く | blazen; uitademen |
fuku-噴く | uitstoten; uitbarsten; overkoken; spuiten |
fuku-腹 | (in kanji combinaties) buik |
fukubukuro-福袋 | tas met geschenken (die winkels bij de eerste verkoopdag in het nieuwe jaar aan klanten uitdelen) |
fukubukushii-福福しい | vrolijk [blij; welvarend; mollig] uitziend |
fukuchū-腹中 | in je hart; van binnen; in de buik |
fukudoku-服毒 | het gebruiken [innemen] van vergif |
fukuen-復円 | het weer zichtbaar worden van zon (of maan) na een eclips [verduistering] |
fukuheki-腹壁 | buikwand |
fukumaku-腹膜 | buikvlies; peritoneum |
fukumenpatokā-覆面パトカー | politieauto zonder politie kenmerken; ongemarkeerde personenwagen gebruikt als politieauto |
fukunbon-付訓本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
fukurahagi-膨ら脛 | kuit (van het onderbeen) |
fukurami-膨らみ | uitstulping; bobbel; zwelling |
fukuramu-膨らむ | uitpuilen; uitzetten; (in volume) toenemen; uitbreiden |
fukurokuju-福禄寿 | Fukurokuju, god van geluk, rijkdom en een lang leven (vaak afgebeeld met een lang hoofd), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
fukurou-梟 | uil |
fukusa-袱紗 | zijden doek om bij de theeceremonie gebruikte voorwerpen in te wikkelen of schoon te vegen |
fukutsū-腹痛 | buikpijn; maagpijn |
fukuwajutsu-腹話術 | het buikspreken |
fukuwajutsushi-腹話術師 | buikspreker |
fukuyō-服用 | inname [gebruik; het slikken] (van medicijnen) |
fukuzatsukei-複雑系 | een complex systeem (d.w.z. dat de eigenschappen van het geheel niet zijn af te leiden uit de eigenschappen van de samenstellende delen afzonderlijk) |
fumei-不明 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; dubbelzinnigheid |
fumeirō-不明朗 | duister; somber; oneerlijk; twijfelachtig; omstreden |
fumeiryō-不明瞭 | onduidelijkheid; onbegrijpelijkheid; vaagheid; duisternis |
fumidasu-踏み出す | vooruitgaan; vooruitlopen; een stap naar voren doen; uitstappen; (fig.) een eerste stap zetten; beginnen; van start gaan |
fumihazusu-踏み外す | misstappen; uitglijden |
fumikesu-踏み消す | uittrappen (vuur) |
fumikiri-踏み切り | spoorweg overgang; gelijkvloerse kruising van weg en spoorlijn |
fumikiri-踏み切り | (sumo) het uit de ring stappen |
fumikiru-踏み切る | (bij sumo) buiten de ring stappen |
fuminarasu-踏み鳴らす | stampen (met de voeten); luidruchtig lopen |
funade-船出 | het inschepen [aan boord gaan; wegvaren; uitvaren] (van schepen) |
funagu-船具 | scheepsuitrusting |
funaya-船屋 | botenhuis [boothuis; schuitenhuis] aan een meer (al dan niet met woongedeelte erboven); visserhut (tijdens bevriezing op of aan het water) |
funayado-船宿 | herberg in een haven (voor zeelui en passagiers) |
fundoshi-褌 | het schild dat de buik van de krab bedekt |
fune-船 | boot; schip; vaartuig |
fungiri-踏ん切り | besluit; bepaling; vaststelling; vastbeslotenheid |
funka-噴火 | (vulkaan)uitbarsting; eruptie |
funkazan-噴火山 | een uitbarstende [actieve] vulkaan |
funki-噴気 | vulkanische gassen (uit een fumarole) |
funkikō-噴気孔 | fumarole (bron waaruit vulkanische gassen ontsnappen) |
funkotsusaishin-粉骨砕身 | zijn uiterste best; uiterste inspanning(en) |
funkotsusaishinsuru-粉骨砕身する | zijn uiterste best doen; een uiterste inspanning leveren; alles doen wat mogelijk is |
funmon-噴門 | maagmond of cardia (de aansluiting van de slokdarm op de maag) |
funmuki-噴霧器 | verstuiver; spuitbus |
funpan-噴飯 | belachelijk [absurd; idoot] zijn; het plotseling in lachen uitbarsten [je verslikken door het lachen] |
funpatsusuru-奮発する | zich inspannen; zware inspanningen leveren; je uiterste best doen |
funpatsusuru-奮発する | veel geven; veel spenderen; veel geld uitgeven |
funsai-粉砕 | vergruizing; verpulvering; vermaling |
funsuru-扮する | zich (ver)kleden [voordoen] als; vertolken; imiteren; zich uitgeven voor; zich vermommen |
funtō-奮闘 | worsteling; gevecht (fig.); uiterste inspanning |
funzoku-フン族 | de Hunnen (nomadisch ruitervolk uit Mongolië) |
funzorikaeru-ふんぞり返る | hooghartig [uit de hoogte] doen |
fun'en-噴煙 | rookwolk (uit een vulkaan) |
furafura-ふらふら | duizelig; draaierig; wankel; onzeker |
furaito・kontorōru-フライト・コントロール | vliegtuigbesturingssysteem |
furan-孵卵 | uitbroeding; broedperiode; incubatie |
furappu-フラップ | vleugelklep (vliegtuig) |
furattā-フラッター | flutter (toonvervorming bij geluidsopname) |
furea-フレア | (van kleding) het klokken; uitwaaieren |
furekishiburu-フレキシブル | flexibel; soepel; buigzaam; elastisch; meegaand |
furemawaru-触れ回る | (iets met veel ophef) rondbazuinen; (gerucht) verspreiden |
furēmenhannō-フレーメン反応 | flemen reactie (bij dieren, een manier van ruiken waarbij het dier zijn bovenlip omkrult, en vaak ook zijn nek uitstrekt) |
furēzu-フレーズ | (taal) frase; uitdrukking |
furiagebashi-振り上げ箸 | eetstokjes die omhoog gehouden worden en waar gebaren mee worden gemaakt, of naar iets of iemand gewezen wordt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
furidashinin-振出人 | degene die rekeningen en cheques uitschrijft |
furigana-振り仮名 | kleine kana lettergrepen (naast kanji geprint om de uitspraak ervan te duiden) |
furīhando-フリーハンド | (uit de) vrije hand [losse pols] |
furikakaru-降りかかる | neervallen [neerkomen; uitstorten] (over; op) |
furikō-不履行 | verzuim; onvermogen; het niet naleven [nakomen] (van) |
furikomu-振り込む | (bij mahjong) een steen weggooien die een tegenstander goed kan gebruiken [waarmee een tegenstander kan winnen] |
furimukeru-振り向ける | (geld) uittrekken [bestemmen] voor |
furin-不倫 | verdorvenheid; onzedelijkheid; immoraliteit; overspel; een buitenechtelijke affaire |
furishiku-降り敷く | verspreid liggen [gevallen zijn]; uitgestrooid zijn; bezaaid zijn (met) |
furītā-フリーター | freeter, Japanse uitdrukking voor mensen (meestal jongeren) die geen vaste baan hebben maar (wisselende) parttime baantjes |
furittā-フリッター | (Eng.: fritter) beignet (ingrediënt, zoals groente of fruit, in een beslag gefrituurd) |
furiwakeru-振り分ける | verdelen; uitdelen; in tweeën delen |
furonto・garasu-フロント・ガラス | voorruit (van een vervoermiddel) |
furōto-フロート | boei; drijvend vlot; drijver (o.a. van een watervliegtuig) |
furubiru-古びる | verouderen; oud worden; er oud uit zien |
furuchi-古血 | onzuiver [vervuild] bloed |
furudōgu-古道具 | tweedehands artikel [goederen]; oude meubels; snuisterijen |
furue-震え | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
furugi-古着 | oude [tweedehands; gebruikte] kleding; afdragertje(s); afdankertje(s) |
furui-震い | huivering; siddering; getril; gebibber (van kou of angst) |
furusu-古巣 | oud (en verlaten) nest [hol; huis; verblijfplaats] |
furūto-フルート | fluit |
furūtsu-フルーツ | fruit; vruchten |
furūtsu・ponchi-フルーツ・ポンチ | vruchtenpunch; fruitpunch |
furyoku-富力 | rijkdom; vermogen; fortuin |
fusafusa-房房 | pluizig; wollig; overvloedig |
fusagu-塞ぐ | sluiten (ogen, mond, e.d.) |
fūsai-風采 | uiterlijk; voorkomen; houding |
fusakui-不作為 | nalatigheid; verzuim; onachtzaamheid |
fusan-不参 | afwezigheid; absentie; verzuim |
fuseikaku-不正確 | onnauwkeurigheid; onjuistheid |
fusenmei-不鮮明 | onduidelijk; onscherp; vaag |
fusetsu-付説 | aanvullende [extra] uitleg |
fusetsusuru-付説する | aanvullende [extra] uitleg geven |
fūshi-夫子 | (gebruikt als tweede of derde persoon voornaamwoord) jij; hij |
fūshi-風姿 | uiterlijk; voorkomen; houding; gedrag |
fushin-腐心 | uiterste best; uiterste poging |
fushinsuru-腐心する | zijn uiterste best doen; alle moeite doen; zich veel inspanningen getroosten |
fushitsu-不悉 | (afsluitende uitdrukking aan het einde van een brief, aangevend dat nog niet alles is gezegd) wordt vervolgd; ik schrijf u weer; hoogachtend |
fūshū-風習 | traditie; gebruik; gewoonte |
fūsui-風水 | feng shui (Chinese kunst van het creëren van harmonieuze, natuurlijke, inrichtingen van ruimten) |
fusuma-襖 | fusuma, een Japanse schuifdeur van papier in een houten frame |
fusumae-襖絵 | schildering op een fusuma (Japanse schuifdeur van papier in een houten frame) |
fusuru-賦する | uitdelen; toekennen; toewijzen |
futei-不貞 | (huwelijkse) ontrouw; onkuisheid; echtbreuk; overspel |
futeki-不敵 | (buitengewone) moed [dapperheid] |
futobashi-太箸 | dikke, ronde eetstokjes gebruikt bij feestelijke gelegenheden |
futōkō-不登校 | het spijbelen; schoolverzuim |
futoppara-太っ腹 | gul; vrijgevig; grootmoedig; ruimdenkend |
futtsuri-ふっつり | het (geluid van het) breken van een draad, snaar, etc. |
fūu-風雨 | een hevige regenbui met veel wind; regenstorm |
fuyajō-不夜城 | uitgaanswijk (waar het 's nachts verlicht en levendig is en niet donker wordt) |
fuyō-不用 | onnodig [onbruikbaar; nutteloos] zijn |
fuyō-不要 | (in) onbruik; niet in zwang; nutteloosheid |
fuzakeru-ふざける | grappen [plezier] maken; ronddartelen; gek doen; geintjes uithalen |
gabugabu-がぶがぶ | (onomatopee) het geluid van slikken; (op)slokkend; snel [veel] drinkend |
gabyō-画鋲 | punaise; duimspijker |
gachigachi-がちがち | (onomatopee) stijf; onbuigzaam |
gādeningu-ガーデニング | tuinieren |
gaden'insui-我田引水 | zijn eigen belangen nastreven; iets doen uit eigenbelang; het eigen belang vooropstellen |
gāden・pātī-ガーデン・パーティー | tuinfeest |
gagen-雅言 | verfijnd [elegant] en correct taalgebruik |
gaiatsu-外圧 | externe druk; druk van buiten; buitenlandse druk |
gaibō-外貌 | uiterlijk; verschijning; uiterlijke kenmerken |
gaibu-外部 | buitenkant; buiten; buitenwereld |
gaibutsu-外物 | externe dingen; voorwerpen in de externe wereld (buiten jezelf) |
gaichi-外地 | een ander land; buitenland; buitenlands grondgebied |
gaichū-外注 | outsourcing; uitbesteding; het van buiten het bedrijf betrekken |
gaichūkakō-外注加工 | iets elders laten produceren (buiten de eigen firma; out-house) |
gaiden-外電 | een telegram [bericht] uit het buitenland |
gaien-外延 | uitbreiding; (verdere) duiding |
gaien-外苑 | buitentuin (van shintō schrijn, tempel of paleis) |
gaiheki-外壁 | buitenmuur |
gaiji-外耳 | buitenoor; uitwendige oor |
gaijin-外人 | buitenlander |
gaijinkisha-外人記者 | buitenlandse correspondent |
gaijinmuke-外人向け | (bestemd) voor buitenlanders |
gaijinmuki-外人向き | gericht op buitenlanders |
gaijinsenshu-外人選手 | buitenlandse atleet [sporter] |
gaijintōrokushō-外人登録証 | ID-kaart [identiteitsbewijs] voor buitenlanders |
gaijintsuma-外人妻 | buitenlandse echtgenote |
gaijinzō-外人像 | het beeld dat men heeft van buitenlanders |
gaiju-外需 | buitenlandse vraag (naar producten) |
gaijūnaigō-外柔内剛 | uiterlijk vriendelijk lijken, maar van binnen keihard zijn |
gaika-外貨 | buitenlandse valuta |
gaikadate-外貨建て | vreemde [buitenlandse] valuta |
gaikai-外界 | de buitenwereld; het uiterlijke; het fysieke |
gaikan-外患 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
gaikan-外観 | voorkomen; aanzicht; uiterlijke verschijning |
gaikei-外径 | buitenste diameter; buitenwerkse maat (van een buis, pijp, etc.) |
gaiken-外見 | uiterlijk |
gaiki-外気 | de buitenlucht |
gaikō-外港 | buitenhaven |
gaikoku-外国 | het buitenland |
gaikokubōeki-外国貿易 | buitenlandse [internationale] handel |
gaikokugo-外国語 | vreemde [buitenlandse] taal |
gaikokujin-外国人 | buitenlander |
gaikokukawase-外国為替 | vreemde valuta; deviezen; monetaire handel (met het buitenland) |
gaikokuryokō-外国旅行 | reis naar het buitenland |
gaikokusan-外国産 | geproduceerd in het buitenland |
gaikokushōkenhō-外国証券法 | wetgeving met betrekking tot buitenlandse effecten |
gaimai-外米 | niet-Japanse rijst; (in Japan geïmporteerde) buitenlandse rijst |
gaimenteki-外面的 | uiterlijk; uitwendig; oppervlakkig |
gaimushō-外務省 | Ministerie van Buitenlandse Zaken |
gairai-外来 | buitenlands [vreemd; geïmporteerd; van buiten] zijn |
gairaishu-外来種 | uitheemse plant- of diersoort; exoot |
gaisai-外債 | buitenlandse obligatie |
gaiseiki-外性器 | uitwendige geslachtsdelen |
gaisen-凱旋 | feestelijke overwinningsparade; triomfantelijke thuiskomst (na een overwinning) |
gaisen-外線 | (telefoon)lijn; buitenlijn |
gaisen-外線 | buitenlijn; buiten bedrading (elektrisch of elektronisch) |
gaishō-外傷 | uitwendige letsel; trauma; oppervlakkige wond |
gaishō-外相 | minister van Buitenlandse Zaken |
gaishoku-外食 | het buiten de deur eten; buitenshuis eten; uiteten |
gaishokusuru-外食する | buiten de deur eten; buitenshuis eten; uiteten |
gaishutsu-外出 | het uitgaan; het naar buiten gaan; weggaan; afwezig zijn (van kantoor, e.d.) |
gaiyōyaku-外用薬 | geneesmiddel voor uitwendig gebruik |
gaiyū-外憂 | problemen met het buitenland; druk [dreiging] van buitenaf [van het buitenland] |
gaiyū-外遊 | het reizen naar het buitenland; buitenlandse reis |
gakuhi-学費 | onderwijsuitgaven; schoolkosten; inschrijvingsgeld voor een onderwijsinstelling |
gakumenware-額面割れ | een lager geworden marktwaarde van obligaties en aandelen (t.o.v. de uitgegeven prijs) |
gakuseiryō-学生寮 | studentenhuis |
gakushi-学資 | schooluitgaven; opleidingsfonds |
gakyō-画境 | gevoel dat een schilderij uitdrukt; sfeer [stemming] van een schilderij |
ganaru-がなる | schreeuwen; (uit)roepen; bulderen; brullen |
gangan-がんがん | dreunend [galmend; bulderend; bonzend] geluid [lawaai] |
gankabyōin-眼科病院 | oogkliniek; oogziekenhuis |
gansekien-岩石園 | rotstuin |
ganshoku-顔色 | huidkleur; gelaatskleur; teint |
ganshoku-顔色 | gezicht; gelaat; gezichtsuitdrukking |
ganso-元祖 | stichter; oprichter; initiatiefnemer; uitvinder; pionier |
garakuta-がらくた | snuisterijen; prullen; allerlei spullen; rommel |
garasu-ガラス | glas; ruit |
gare-がれ | puinhelling (helling bestaande uit los gesteente) |
gareba-がれ場 | puinhelling (helling bestaande uit los gesteente) |
gareki-瓦礫 | puin; los gesteente; kiezels; grind |
garigari-がりがり | erg mager; uitgemergeld; vel over been |
gasa-がさ | (in eigen jargon van de politie) huiszoeking |
gashinshōtan-臥薪嘗胆 | doorzettingsvermogen; vastberadenheid; uiterste pogingen om het doel te bereiken |
gasupacho-ガスパチョ | (uit het Spaans) gazpacho (koud geserveerde tomatensoep) |
gasutorokamera-ガストロカメラ | gastrocamera (medisch gebruikt bij maagonderzoek) |
gatagata-がたがた | ratelend [krakend; rammelend] (geluid) |
gatai-難い | (gebruikt als suffix) moeilijk (te doen) zijn |
gataochi-がた落ち | scherpe val; neusduik |
gattsu・pōzu-ガッツ・ポーズ | (Eng.: guts pose) een houding met één vuist (of twee vuisten) in de lucht bij een overwinning |
gausu-ガウス | (Carl Friedrich) Gauss, Duitse wiskundige |
gegoku-下獄 | een gevangenisstraf krijgen [uitzitten] (meestal politieke gevangenen) |
gei-芸 | opvoering; uitvoering; stunt; truc |
geigekiki-迎撃機 | jachtvliegtuig (dat vijandelijke projectielen moet onderscheppen) |
geihinkan-迎賓館 | (formele) ontvangstruimte |
geijutsukahada-芸術家肌 | een artistieke aard [aanleg] hebben; er schuilt een kunstenaar in (hem; haar) |
gei・bōi-ゲイ・ボーイ | een man die het uiterlijk en de taal van vrouwen imiteert (m.n. als beroep) |
geji-蚰蜒 | (huis)duizendpoot (Scutigeromorpha spp) |
geji-蚰蜒 | een verachtelijke [gehate] persoon; gluiperd |
gejin-外陣 | buitenste hal [gebedsplaats] van een tempel [schrijn; heiligdom] |
gejō-下乗 | het uitstappen; afstappen; afstijgen (van een paard) |
gejō-下乗 | verbod om te paard [in een voertuig] het terrein van een tempel [schrijn; heiligdom] op te gaan |
gekihatsu-激発 | (woede)uitbarsting; vlaag van woede |
gekkan-月刊 | maandelijkse uitgave [publicatie] |
gekō-下校 | het van school naar huis gaan |
gekū-外宮 | de buitenste schrijn van het Ise Jingu heiligdom (Mie-prefectuur) gewijd aan Toyouke no ōmikami (god van landbouw en industrie) |
gemen-外面 | buitenkant; buitenoppervlak; uiterlijk |
gen-厳 | het wordt als beleefde toevoeging gebruikt voor de vader van iemand anders |
gendai-現代 | vandaag de dag; hedendaags; de huidige tijd |
gendaka-現高 | het huidige bedrag |
gengo-言語 | taal; taaluiting; woorden |
gengogaku-言語学 | taalkunde; linguïstiek; taalwetenschap |
genjō-現状 | de huidige situatie [omstandigheden] |
genjū-厳重 | strengheid; onbuigzaamheid; onverbiddelijkheid |
genjū-現住 | huidige bewoning |
genjūmin-原住民 | huidige bewoners; inheemse volken; aboriginals |
genkai-厳戒 | nauwgezette uitkijk; strikte waakzaamheid |
genko-拳固 | (gebalde) vuist |
genkō-現行 | de huidige tijd; hetgeen nu gebeurt |
genkōhan-現行犯 | (Latijn: flagrante delicto) een duidelijk waarneembare overtreding [misdaad]; een delict dat door de politie wordt waargenomen |
genkotsu-拳骨 | vuist; knokkels |
genkyō-現況 | huidige [bestaande] situatie |
genni-厳に | streng [strikt; onbuigzaam] |
gennin-現任 | huidige functie [ambt] |
genpei-源平 | wit en rood (omdat de Genji-clan witte vlaggen gebruikte en de Taira-clan rode vlaggen) |
genpū-厳封 | het verzegelen; afsluiten |
genpūsuru-厳封する | verzegelen; (compleet; stevig) afsluiten |
genrōin-元老院 | senaat; Eerste Kamer; Hogerhuis |
gensha-減車 | een vermindering van het aantal voertuigen |
genshoku-現職 | huidige functie [werkbetrekking] |
genshū-現収 | het huidige inkomen (samentrekking van: genzai no shūnyū, 現在の収入) |
gentei-舷梯 | tijdelijke trap of plank (voor het in- en uitstappen van vliegtuigen en schepen); vliegtuigtrap; loopplank, valreep |
genten-原点 | referentiepunt; beginpunt; uitgangspunt; vertrekpunt |
genzoku-還俗 | uitreding uit een religieus ambt en toetreding tot een wereldlijke functie |
geomanshī-ゲオマンシー | geomantiek (waarzegkunst uitgaande van verschijnselen op aarde) |
geri-下痢 | diarree; buikloop |
gesewa-下世話 | algemeen gezegde; algemene uitdrukking |
gesewa-下世話 | plat [ordinair] taalgebruik |
gesha-下車 | het uitstappen (uit trein, bus, e.d.) |
geshuku-下宿 | het op kamers wonen; logies; huisvesting |
geshukusuru-下宿する | op kamers wonen; (in het huis van een ander) verblijven |
geshutapo-ゲシュタポ | Gestapo (Geheime Staatspolitie in Nazi-Duitsland) |
gesshoku-月食 | maansverduistering |
getabako-下駄箱 | (op)bergmeubel voor schoenen (vaak direct bij de ingang van Japanse huizen en gebouwen) |
gettsū-ゲッツー | (honkbal) dubbelspel (twee honklopers tegelijk uitgeschakeld) |
gia-ギア | uitrusting; gereedschap |
giko-擬古 | klassiek voorbeeld [traditionele stijlvorm] gebruiken [imiteren] |
ginesu・bukku-ギネス・ブック | Guinness Book of Records |
ginī-ギニー | gienje; guinje (oude Engelse munt) |
ginia-ギニア | Guinee |
giniabisau-ギニアビサウ | Guinee-Bissau |
ginkōken-銀行券 | bankbiljet (papiergeld door een centrale bank als betaalmiddel uitgegeven) |
ginkonshiki-銀婚式 | zilveren bruiloft (25 jarig huwelijk) |
gin'yoku-銀翼 | zilveren vleugels [vliegtuig] |
gion-擬音 | geluidseffect |
giridate-義理立て | Iets dat men doet uit beleefdheid [plichtsbesef]; plichtpleging; verplichting |
girochin-ギロチン | guillotine |
gisoku-偽足 | pseudopodium; schijnvoet (voetachtige uitstulping bij cellen) |
giya-ギヤ | uitrusting; gereedschap |
giyaman-ギヤマン | (benaming uit Edo-periode voor) diamant |
gizensha-偽善者 | hypocriet; huichelaar |
gō-号 | nummer; rang; uitgave; formaat |
gō-号 | (als achtervoegsel) naam (voor voertuigen, schepen, vliegtuigen, dieren, etc.) |
go-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
gobanjima-碁盤縞 | ruitjespatroon; rasterpatroon |
gobarai-後払い | uitgestelde betaling; nabetaling; krediet |
goden-誤伝 | onjuiste [verkeerde] informatie |
goetsudōshū-呉越同舟 | vijanden die in het hetzelfde schuitje zitten; (spreekwoord:) het zijn vrienden als Herodes en Pilatus |
gogaku-語学 | linguïstiek; taalkunde |
gogatsuningyō-五月人形 | een (samoerai) pop die wordt uitgestald in mei ter gelegenheid van het kinderfestival van jongens |
gōgō-囂囂 | donderend [rommelend; brullend; gierend] geluid |
gohei-御幣 | een houten staf versierd met twee zigzagvormige papieren slingers (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
gohō-語法 | (taalkunde) formulering; uitdrukking |
gojinka-御神火 | een vergoddelijkte vulkaan; vuur en rook van een vulkaanuitbarsting gezien als een god |
gōka-豪華 | pracht; praal; luister; luxe |
gōkaban-豪華版 | een luxe editie [uitgave] |
gokansei-互換性 | uitwisselbaarheid; compatibiliteit (computerterm) |
goku-獄 | gevangenis; huis van bewaring |
gokubi-極微 | uiterst [microscopisch] klein zijn |
gokurakutonbo-極楽蜻蛉 | een zorgeloze ziel; flierefluiter; vrolijke frans |
gokusotsu-獄卒 | (Boeddhisme) demonen [duivels] in de hel |
gokutsubushi-穀潰し | nietsnut; klaploper; luiwammes |
gōkyū-号泣 | luide klaagzang; geweeklaag; gejammer |
gōma-降魔 | (Boeddh.) het verslaan [overwinnen] van de duivel |
gomakasu-ごまかす | (geld) verduisteren [in eigen zak steken] |
gomashio-胡麻塩 | een smaakmaker uit de Japanse keuken gemaakt van fijngemalen sesamzaad en een kleine hoeveelheid zout |
gomatsu-語末 | woordeinde; woorduitgang; (woord)vervoeging |
gomenkudasai-御免下さい | (begroeting bij het binnenkomen van iemand's huis) Hallo, is daar iemand?; Mag ik binnenkomen? |
gomi-塵 | vuilnis; afval |
gomibako-ごみ箱 | afvalbak; vuilnisbak |
gomibukuro-ゴミ袋 | vuilniszak |
gomishūshūsha-ごみ収集車 | vuilniswagen |
gomitame-塵溜め | vuilnisbelt; afvalberg; vuilstortplaats |
gomiyashiki-ごみ屋敷 | huis met veel afval binnen en buiten; huis van iemand die veel troep verzamelt |
gomi'ire-ゴミ入れ | prullenbak; vuilnisbak; vuilnisemmer |
gongodōdan-言語道断 | onbeschrijflijk; onuitspreekbaar; niet in woorden uit te drukken |
goninbayashi-五人囃子 | vijf hofmuzikantenpoppen, uitgestald tijdens het meisjesfestival (op 3 maart) |
gonjō-言上 | het (formeel) verklaren; informeren; mededelen; uiteenzetten |
gonjōsuru-言上する | (formeel) verklaren; informeren; mededelen; uiteenzetten |
gōon-号音 | geluidssignaal; geluidssein (via een tempelbel, luidklok, grote trommel, trompet, etc.) |
gōon-轟音 | brullend [donderend] geluid |
goran ni naru-御覧になる | (respectvolle uitdrukking voor) kijken; zien |
goran ni naru-御覧になる | (respectvolle uitdrukking na de -te vorm van een werkwoord) (uit)proberen; (eens) doen (en kijken hoe het gaat) |
gorogoro-ごろごろ | (onomatopee) gerommel; gedonder; geluid van iets dat hard naar beneden rolt |
gorotsuki-ごろつき | uitvreter; parasiet; klaploper; vandaal; crimineel; schurk; afperser |
gōruden・awā-ゴールデン・アワー | primetime (tijd met de grootste luister- of kijkdichtheid van radio of tv) |
gōruden・taimu-ゴールデン・タイム | (lett. gouden tijd) primetime (zendtijd met de grootste kijk -en luisterdichtheid op tv of radio) |
gorugota-ゴルゴタ | Golgotha (de heuvel waar Jezus werd gekruisigd) |
gosekke-五摂家 | de vijf regentenhuizen (voornaamste families van de Fujiwara-clan, vanaf het midden van de Kamakura-periode) |
gōsha-壕舎 | schuilplaats; schuilkelder |
goshaku-語釈 | uitleg [verklaring; interpretatie] van een woord [term] |
gōshi-郷士 | (Edo periode) landedelman (uit de samurai klasse); landjonker; jonkheer |
goshin-五辛 | de 5 soorten groenten met een sterke smaak (knoflook, ui, lenteuitjes, prei en bieslook) |
goshintō-御神灯 | licht gebruikt als religieus offer |
goshintō-御神灯 | lantaarn als geluksbrenger opgehangen bij huizen van artiesten, geisha's e.d. |
goshinzō-御新造 | (erend woord voor) de vrouw [bruid] van een persoon met een hoge sociale status |
gōtai-剛体 | een onbuigzame [stijve; harde] vorm |
gotegote-ごてごて | buitensporig; overdadig; te veel; te zwaar; overdreven |
gōteki-号笛 | hoorn; sirene; toeter; seinfluit |
goten-御殿 | (erend woord voor) een residentie [herenhuis] van een hooggeplaatst persoon |
gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) ruw; oneffen; ruig; verweerd; hoekig; stijf |
gotsugotsu-ごつごつ | (onomatopee) geluid van hoesten [bonken] |
gōyā-ゴーヤー | (de naam die in Okinawa wordt gebruikt voor) een bittere soort meloen (Momordica charantia) |
goyō-誤用 | misbruik; verkeerd [onjuist] gebruik |
goyōosame-御用納め | eindejaarsluiting van de overheidsdiensten (meestal 28 dec.) |
gōzen-轟然 | een daverend [donderend] geluid (zoals van een explosie of een langs denderende truck of trein) |
gozonji-御存じ | (beleefd taalgebruik voor) weten; kennen |
gō・sutoppu-ゴー・ストップ | (kruising met) verkeerslicht; stoplicht |
gubigubi-ぐびぐび | (onomatopee) klokkend geluid; met grote slokken (alcoholische dranken) drinken |
guddo-グッド | goed; juist |
gunpi-軍費 | militaire uitgaven |
gunte-軍手 | witte, katoenen werkhandschoen (oorspronkelijk gebruikt in het leger) |
gunyō-軍用 | (voor) militair gebruik |
guraidā-グライダー | zweefvliegtuig |
gurando・sēru-グランド・セール | grote (uit)verkoop |
guranyūtō-グラニュー糖 | kristalsuiker |
guraundo・sutorōku-グラウンド・ストローク | (tennis) groundstroke (een slag die wordt geslagen nadat de bal eenmaal is gestuiterd) |
guren-紅蓮 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
gurenjigoku-紅蓮地獄 | de Guren hel, een van de 8 hellen in het Boeddhisme (in deze hel is het zo koud dat je huid felrood wordt) |
gurēpu-グレープ | druif |
gurēpufurūtsu-グレープフルーツ | grapefruit |
gurēpu・jūsu-グレープ・ジュース | druivensap |
gurīn・fī-グリーン・フィー | kosten voor het gebruik van een golfbaan |
guroggī-グロッギー | suf; duizelig; wankel |
gurokkī-グロッキー | suf; duizelig; wankel |
guruguru-ぐるぐる | (onomatopee) draaiend; duizelig |
gurūmī-グルーミー | somber; mistroostig; naargeestig; zwaarmoedig; duister |
gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
gusoku-愚息 | (nederig taalgebruik) mijn zoon (lett. domme zoon) |
gūzuberī-グーズベリー | kruisbes; klapbes |
gyabajin-ギャバジン | (waterdichte) gabardine, keperstof (m.n. gebruikt voor regenjassen |
gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
gyakukōsu-逆コース | (plaats of tijd) teruggang; achteruitgang; terugkeer |
gyakumodori-逆戻り | teruggang; achteruitgang; het op zijn schreden terugkeren |
gyakuryūsuru-逆流する | terugstromen; achteruit stromen; stroomopwaarts stromen; oprispen |
gyakuyō-逆用 | misbruik; verkeerd gebruiken; gebruik van iets op een andere manier [met een andere reden] dan de bedoeling is |
gyakuyushutsu-逆輸出 | wederuitvoer; herexport |
gyakuzan-逆産 | geboorte in stuitligging |
gyōbō-翹望 | verwachting; het ergens naar uitkijken |
gyoen-御苑 | keizerlijke tuin [park] |
gyōkan-行間 | regelafstand; (wit)ruimte tussen tekstregels |
gyokuanka-玉案下 | respect uitdrukkende woord(en) links onderaan een brief gericht aan (het bureau van) een (hooggeplaatste) geadresseerde |
gyokujo-玉女 | beeldschone vrouw (poëtische aanduiding voor mooie vrouw) |
gyokujo-玉女 | godin uit het Taoïstisch pantheon |
gyokuon-玉音 | een mooi stemgeluid |
gyoryū-魚竜 | ichthyosaurus (een uitgestorven geslacht van zeereptielen) |
gyōseiken-行政権 | de uitvoerende macht (één van de drie machten van de staat) |
gyosen-漁船 | vissersboot; vissersschuit |
gyōsō-形相 | boos gezicht; woeste [kwade] blik [gelaatsuitdrukking] |
gyōzui-行水 | (baden in) een badkuip |
gyōzuru-行ずる | (vooruit) gaan |
gyūgyū-ぎゅうぎゅう | (onomatopee) krakend [piepend] geluid |
gyо̄muyо̄-業務用 | zakelijk [bedrijfsmatig] gebruik |
habahiroi-幅広い | wijd; breed; ruim; uitgebreid |
habakaru-憚る | macht [invloed] uitoefenen (op) |
hābu-ハーブ | kruid; kruiden |
habucha-波布茶 | sennathee (een soort thee die wordt gebruikt als laxeermiddel, voor ontgiften of gewichtsverlies) |
hābu・tī-ハーブ・ティー | kruidenthee |
hachimenreirō-八面玲瓏 | n alle opzichten [vanuit alle gezichtspunten] mooi [prachtig; helder] zijn |
hachimenroppi-八面六臂 | allround [veelzijdig; van vele markten thuis] zijn |
hada-肌 | huid |
hadaare-肌荒れ | droge ruwe [schilferige] huid; geïrriteerde huid; slechte [ongezonde] huid |
hadairo-肌色 | huid(s)kleur; kleur van de huid |
hadasamui-肌寒い | kil (aanvoelend op de huid); koud; huiverig |
hadoron- ハドロン | (scheikunde) hadron, een subatomair deeltje dat uit quarks bestaat (de naam is afgeleid van het Griekse hadros, dat sterk betekent) |
hādo・guzzu-ハード・グッズ | duurzame gebruiksartikelen |
hādo・koa-ハード・コア | met harde kern; onbuigzaam; hard; star |
hae-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind (met name in west-Japan) |
hagi-萩 | Hagi, Japanse klaverstruik (van de plantensoort Lespedeza) |
hagoita-羽子板 | gedecoreerde houten peddels (die traditioneel werden gebruikt om hanetsuki, een soort badminton, te spelen) |
hagu-剥ぐ | strippen; uitkleden |
hai-はい | ja (een woord dat wordt gebruikt als antwoord als men geroepen wordt) |
hai-はい | ja (wordt gebruikt ter bevestiging en toestemming) |
hai-はい | hé! (een uitroep om de aandacht van iem. te trekken of iem. te waarschuwen) |
hai-はい | hup; hop; vooruit; vort! (als aansporing aan paarden, e.d.) |
haiban-廃盤 | een uitverkochte [niet meer leverbare] plaat [LP; CD] |
haibanrōzeki-杯盤狼藉 | het over de tafel verspreid liggen van gebruikt serviesgoed (na een diner of banket) |
haiburiddo-ハイブリッド | (planten, dieren) kruising; bastaardvorm |
haiden-拝殿 | een buitenste gebedshal [oratorium] van een shintō heiligdom (voor de hoofdschrijn) |
haien-廃園 | een verlaten [verwaarloosde] tuin |
haifai-ハイファイ | (high fidelity) hifi (geluidsinstallatie) |
haigo-廃語 | een verouderd [in onbruik geraakt] woord |
haigyō-廃業 | opheffing [sluiting] van een zaak [beroepspraktijk] |
haiiro-灰色 | verdacht; duister; geheimzinnig |
haijakku-ハイジャック | (vliegtuig) kaping |
haijo-排除 | verwijdering; uitsluiting; wering |
haika-廃家 | verlaten huis; huis zonder bewoners (en in verval) |
haika-廃家 | uitgestorven familie; familie zonder nakomelingen |
haikan-廃館 | sluiting (van een museum; theater, bioscoop, etc.) |
haikei-拝啓 | Geachte heer/mevrouw [formele standaarduitdrukking om een brief te openen] |
haikibutsu-廃棄物 | afval; vuilnis |
haikyo-廃墟 | ruïne |
haimatsuwaru-這い纏わる | vastklampen; (omhoog) kruipen [klimmen] (van planten) |
haimetsu-廃滅 | het ouderwets worden; uit de mode [gratie] raken; verdwijnen |
haimetsusuru-廃滅する | ouderwets worden; uit de mode [gratie] raken; verdwijnen |
haimu-ハイム | huis; woning; thuis |
hainoboru-這い登る | (op)klimmen tegen; omhoog klauteren [kruipen] |
hairegu-ハイレグ | dames bodysuit [badpak] (met hoge uitsnijdingen bij de dijbenen) |
hairu-入る | lid worden (van); zich aansluiten bij; zich in een bepaalde wereld [kring] begeven |
haisatsu-拝察 | (beleefd, nederig taalgebruik) vermoeden; veronderstelling |
haisetsu-排泄 | uitscheiding |
haisetsu-排雪 | sneeuwruimen; het verwijderen van gevallen sneeuw |
haisetsukikan-排泄器官 | uitscheidingsorgaan |
haishi-廃止 | afschaffing; beëindiging; onbruik |
haishutsu-排出 | ontlading; uitscheiding; emissie; uitstoot |
haishutsuryō-排出量 | hoeveelheid uitstoot; emissiegehalte |
haishutsusuru-排出する | uitstoten; afscheiden; ontladen |
haisō-背走 | het achteruit rennen |
haisōsuru-背走する | achteruit rennen |
haita-排他 | uitsluiting; uitzondering |
haitateki-排他的 | uitsluitend; exclusief |
haitō-配当 | dividend; winstuitkering |
haizan-廃山 | sluiting van een mijn; een verlaten mijn |
haizansuru-廃山する | een mijn sluiten [verlaten] |
hajikeru-弾ける | openbarsten; uitbarsten; openscheuren |
hajikidasu-弾き出す | (iem.) verdrijven; wegjagen; eruit zetten |
hajikidasu-弾き出す | afstoten; uitstoten; leegstromen |
hakadoru-捗る | vooruitgang boeken; vooruitgaan; vorderingen maken |
hakaisuru-破壊する | afbreken; vernielen; vernietigen; ruïneren |
hakaku-破格 | uitzondering |
hakataningyō-博多人形 | traditionele Japanse pop van klei (oorspronkelijk uit Hakata, nu deel van de stad Fukuoka) |
hakeguchi-捌け口 | afvoer(buis); uitlaat |
hāken-ハーケン | rotshaak (gereedschap dat door bergbeklimmers in spleten wordt geslagen om zichzelf te zekeren; Duits:Haken) |
hāken-ハーケン | hakenkruis (afk. van Duits: Hakenkreuz); swastika |
haken-派遣 | uitzending; afvaardiging; het sturen |
hakenkaisha -派遣会社 | uitzendbureau; detacheringsbureau |
hākenkuroitsu-ハーケンクロイツ | hakenkruis (afk. van Duits: Hakenkreuz); swastika |
hakeru-捌ける | afwateren; uitstromen; afgevoerd worden |
hakeru-捌ける | goed verkopen; uitverkopen |
hakidame-掃き溜め | stortplaats; vuilnisbelt; berg afval |
hakidasu-吐き出す | overgeven; braken; spugen; uitspugen |
hakidasu-吐き出す | uitblazen; wegblazen; uitstoten (rook, e.d.) |
hakidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hakidasu-吐き出す | verspillen; in één keer uitgeven (geld) |
hakkiri-はっきり | duidelijk; helder; expliciet |
hakkirishita-はっきりした | duidelijk; helder; uitgesproken |
hakkirisuru-はっきりする | duidelijk [helder] worden |
hakkō-発行 | uitgave; publicatie; editie |
hakkōginkō-発行銀行 | bank die betaalkaarten uitgeeft aan klanten |
hakkōsuru-発行する | publiceren; uitgeven; in omloop brengen |
hakkutsu-発掘 | opgraving; uitgraving |
hakkyū-発給 | uitgave; het uitgeven; afgeven |
hakkyūsuru-発給する | uitgeven; afgeven |
hako-箱 | (dit woord wordt ook wel gebruikt voor) de shamisen |
hakobu-運ぶ | iets vooruit laten gaan; naar voren brengen; goed laten verlopen |
hakobu-運ぶ | werken met gereedschap; gereedschap hanteren [gebruiken] |
hakobu-運ぶ | (goed) vooruit gaan; doorgaan; goed verlopen |
hakobune-箱船 | vat of kruik (met een dergelijke vorm) |
hakoniwa-箱庭 | miniatuur tuintje |
haku-吐く | uitademen; uitspuwen; uitstoten (rook, e.d.) |
hakuban-箔盤 | kussentje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakudatsu-剝奪 | verwijdering; uitzetting |
hakugei-白鯨 | Moby-Dick, titel van een boek uit 1851 van Herman Melville, over een witte walvis) |
hakuhake-箔刷毛 | plat kwastje gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakunaifu-箔ナイフ | mes gebruikt bij het vergulden met bladgoud |
hakurai-舶来 | buitenlands fabrikaat; geïmporteerd artikel |
hakuseki-白皙 | witte [blanke] huidskleur [teint] |
hakusha-拍車 | spoor (van een ruiter) |
hakusho-白書 | een witboek (door een regering uitgegeven verklaringen) |
hakutō-白頭 | iemand met grijs [wit] haar; grijs hoofd; witte pruik |
hame-羽目 | benarde [lastige] situatie; puinhoop; penarie |
hamidasu-食み出す | (ergens) uitsteken, (ergens) uitpuilen; tevoorschijn komen |
hamon-波紋 | effect; uitwerking; opschudding; sensatie |
hamushi-羽虫 | vogelluis (Menoponidae) |
hana-鼻 | neus; snuit; muil; slurf |
hanaarashi-鼻嵐 | heftig gesnuif; hard briesen |
hanabatake-花畑 | bloementuin; bloembed; veld met bloemen |
hanahada-甚だ | (heel) erg; uiterst; extreem; bovenmatig; excessief |
hanahadashii-甚だしい | extreem; overdadig; excessief; buitensporig; extravagant |
hanahazukashii-花恥ずかしい | uitzonderlijk mooi (lett. zo mooi dat bloemen erdoor in verlegenheid gebracht worden) |
hanaiki-鼻息 | neusademhaling; het ademen door de neus; snuiven |
hanakanzashi-花簪 | een eenjarige plant uit de familie Asteraceae (ook gebruikt als droogbloem) |
hanamagari-鼻曲がり | mannelijke zalm met een uitpuilende snuit tijdens het voortplantingsseizoen |
hanami-花実 | bloemen en vruchten [fruit] |
hanami-花実 | naam [reputatie] en [werkelijkheid]; uiterlijk en innerlijk |
hanami-花見 | (lett. bloemen kijken) Japanse traditie om in de lente gezamenlijk de (voorbijgaande) schoonheid van de kersen- en pruimenbloesems te gaan bewonderen |
hanamuko-花婿 | bruidegom |
hanarebanare-離れ離れ | apart; gescheiden; uit elkaar; verspreid |
hanareru-離れる | zich verwijderen; uit elkaar gaan |
hanasu-放す | (bij het koken) stukjes [plakjes] (groente, aardappel, etc.) toevoegen aan water of bouillon |
hanasu-話す | (iem. overreden door) het uitleggen |
hanasu-離す | verdelen; uit elkaar halen |
hanatsu-放つ | een licht [glans; geur; geluid] afgeven |
hanawa-花輪 | bloemkrans; guirlande; bloemenslinger |
hanayome-花嫁 | bruid |
hanayomegoryō-花嫁御寮 | bruid |
hanayomeishō-花嫁衣装 | bruidsjurk; trouwjurk; bruidsjapon; trouwjapon |
hanazono-花園 | bloementuin |
hanazura-鼻面 | snuit (van dieren) |
hanburu-ハンブル | frommelen; morrelen; (bij honkbal) de bal uit de handen laten glippen |
handan-判断 | vonnis; oordeel; besluit |
hane-羽 | veer; pluim; pluimage |
haneru-撥ねる | afwijzen; uitwijzen; weigeren; elimineren |
haneru-跳ねる | springen; opspringen; stuiteren (van een bal); steigeren (van een paard) |
hangā-ハンガー | hangaar; vliegtuigloods |
hangurī-ハングリー | hongerig; uitgehongerd |
hankagai-繫華街 | uitgaanscentrum; uitgaansgebied; stadsdeel met veel winkels, restaurants, e.d. |
hanketsuhi-判決日 | de dag dat het vonnis wordt uitgesproken |
hanmei-判明 | vaststelling; verduidelijking; bekendwording; openbaring; identificatie |
hanmo-繁茂 | weelderige (planten)groei; woekering (van onkruid) |
hanran-反乱 | opstand; rebellie; oproer; muiterij |
hansetsu-反切 | spellingsysteem in de traditionele Chinese lexicografie (waarbij twee karakters worden gebruikt voor de uitspraak van een monosyllabisch karakter) |
hanshutsu-搬出 | het (iets) naar buiten brengen [dragen] |
hanshutsusuru-搬出する | (iets) naar buiten brengen [dragen] |
hantaijinmon-反対尋問 | kruisverhoor; wederverhoor; ondervraging door tegenpartij |
hantei-判定 | beslissing; oordeel; vonnis; uitspraak |
hanzen-判然 | duidelijk [helder; evident] zijn |
happō-発泡 | het schuimen; bruisen; gebruis; geborrel |
happōbijin-八方美人 | allemansvriend; persoon die iedereen welgevallig is of wil zijn (vaak geringschattend gebruikt) |
happōsuru-発泡する | schuimen; bruisen |
happyōkai-発表会 | een school concert [recital]; een gelegenheid waarbij een reeks uitvoeringen of bevindingen openbaar wordt gemaakt |
hara-腹 | buik |
harabai-腹這い | buikligging; het op je buik liggen |
haragei-腹芸 | (op het toneel) emoties kunnen uitdrukken zonder woorden of gebaren |
harai-祓い | rituele reiniging; exorcisme; duiveluitdrijving |
haraidashidenpyō-払い出し伝票 | betalingsbewijs; uitbetalingsspecificatie |
haraikomi-払い込み | betaling; uitbetaling |
haraikomibi-払い込み日 | betaaldatum; betaaldag; uitbetalingsdatum |
haraikomu-払い込む | betalen; uitbetalen |
haraita-腹痛 | buikpijn; maagpijn |
harakiri-腹切り | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel seppuku genoemd) |
harasuji-腹筋 | buikspier |
harau-払う | betalen; uitbetalen; afbetalen; (de rekening) voldoen |
harau-払う | uitverkopen; uitverkoop houden |
harau-払う | (een plek, gebouw e.d.) verlaten; vertrekken [wegtrekken] (uit) |
hare-晴れ | gala (kostuum); een prachtig uitziende verschijning (bij een formele gelegenheid) |
hareru-晴れる | opbeuren (van stemming); zuiveren [opklaren] (van verdenking, etc.) |
haretsuon-破裂音 | een harde knal; (geluid van) een explosie |
hariā-ハリアー | Harrier gevechtsvliegtuig (dat zowel horizontaal als verticaal kan opstijgen) |
haridashi-張り出し | uitsteeksel; overhang (van gebouw) |
haridasu-張り出す | (vooruit) uitsteken |
hariharinabe-はりはり鍋 | Japanse stoofschotel met (mizuna) groente en vlees (oorspronkelijk walvisvlees) (harihari is een onomatopee voor het geluid van kauwen) |
harikiru-張り切る | (tot het uiterste) gespannen zijn; nerveus [opgewonden] zijn |
harikomi-張り込み | politie observatie (vanuit een verscholen plaats) |
harikonotora-張り子の虎 | papieren tijger (fig., d.w.z. iem. of iets dat er sterk uitziet maar het niet is) |
harimegurasu-張り巡らす | afbakenen; uitrollen; (ergens omheen) spannen |
haritaosu-張り倒す | (iem.) neerslaan; omverlopen; vloeren; onderuithalen |
haritsuke-磔 | kruisiging |
haritsumeru-張り詰める | gespannen [zenuwachtig] zijn; uitrekken; inspannen |
haro-ハロ | eg (landbouwwerktuig) |
harō-ハロー | eg (landbouwwerktuig) |
harō-破牢 | gevangenisuitbraak; ontsnapping uit een gevangenis |
haru-張る | uitrekken; (uit)spreiden; uitsteken (arm, etc.) |
harubaru-遥遥 | ver uit elkaar; op afstand |
haruichiban-春一番 | de eerste lentestorm; krachtige zuidenwind in het begin van de lente |
hashikko-端っこ | uiteinde; punt |
hashira-柱 | pilaar; zuil; pijler |
hashiru-走る | (samen) ervandoor gaan; wegvluchten; de benen nemen; van huis weglopen |
hashiru-走る | (van vloeistoffen) stromen [spuiten] uit |
hassan-発散 | emissie; diffusie; uitwaseming |
hassan-発散 | (uit)straling |
hassan-発散 | uiten; ventileren; lucht geven aan (woede, e.d.) |
hassei-発声 | uiting; vocalisatie; hardop zeggen |
hassei-発生 | het ontstaan; voortkomen; uitbraak (van een natuurramp, ziekte etc.) |
hasseisuru-発生する | gebeuren; zich voordoen; ontstaan; voortkomen (uit); uitbreken (van ziekte, etc.); uitbarsten (vulkaan) |
hasseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hasshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
hassuru-発する | uitstoten; uitstralen; uitzenden; ontladen; uitgeven; uitlaten |
hasukai-斜交い | diagonaal; schuin |
hasumukai-斜向かい | schuin tegenover |
hatahata-はたはた | (geluid van) geklapper [geflapper] (in de wind) |
hatairo-旗色 | situatie; omstandigheden; vooruitzicht(en); kansen; perspectief |
hatake-疥 | (huidziekte) schurft; psoriasis |
hataku-叩く | (iets) afstoffen; uitkloppen |
hatarakaseru-働かせる | gebruiken; toepassen; in beweging zetten |
hatarakasu-働かす | in werking zetten; gebruiken |
hataraki-働き | loon [inkomen] uit arbeid |
hatasu-果たす | realiseren; verwezenlijken; uitvoeren; volbrengen |
hatasu-果たす | bezoeken van een tempel of heiligdom ter dankbetuiging |
hatazao-旗竿 | torenkruid; torenmosterd (Arabis glabra) |
hatchi-ハッチ | luik; loket; luikgat (schip); doorgeefluik |
hatchi-ハッチ | vliegtuigdeur |
hato-鳩 | duif |
hatoha-鳩派 | (fig.) duiven; gematigde groep [factie] |
hatoronshi-ハトロン紙 | patroonpapier (bruin dun papier met glans aan één zijde) |
hatsudō-発動 | beweging; tenuitvoeringbrenging; uitoefening; activiteit |
hatsugen-発言 | spreken, zeggen; zich uiten |
hatsuhikō-初飛行 | de eerste vlucht (van een bepaald vliegtuig); luchtdoop |
hatsukanezumi-二十日鼠 | huismuis |
hatsukausagi-二十日兎 | fluithaas; pika |
hatsumei-発明 | uitvinding |
hatsumeisuru-発明する | uitvinden; ontdekken |
hatsumono-初物 | de eerste oogst (b.v. graan, fruit, vis, etc.) van het seizoen |
hatsuon-発音 | articulatie; uitspraak (manier van uitspreken) |
hatsuonsuru-発音する | articuleren; uitspreken |
hatsuro-発露 | uitdrukking; manifestatie; uiting; verschijning |
hatsuwa-発話 | uitlating; uiting; uitspraak |
hattatsu-発達 | ontwikkeling; groei; vooruitgang; rijping |
hatten-発展 | uitbreiding |
hatten-発展 | ontwikkeling; evolutie; groei; vooruitgang |
hattensei-発展性 | (toekomstige) uitbreidingsmogelijkheid |
hattensuru-発展する | zich uitbreiden; (zich) ontwikkelen; groeien; vooruitgaan |
hattotorikku-ハットトリック | goocheltruc uit de hoge hoed; slimme zet |
hau-這う | kruipen; kronkelen |
haujingu-ハウジング | huisvesting; woonruimte |
haujingu-ハウジング | (techniek) behuizing; kast; omhulsel; ombouw |
hausu-ハウス | huis; woning; gebouw |
hausu-ハウス | glastuinbouw |
hausudoresu-ハウスドレス | makkelijk zittende kleding voor thuis |
hausuhazubando-ハウスハズバンド | huisman; thuisblijvende echtgenoot (van werkende vrouw) |
hausukīpā-ハウスキーパー | huishoudster |
haususaibai-ハウス栽培 | glastuinbouw |
hausu・dasuto-ハウス・ダスト | huisstof |
hausu・manukan-ハウス・マヌカン | verkoopster in een kledingzaak die zelf ook de kleding uit de winkel draagt |
hausu・ōgan-ハウス・オーガン | huisorgaan; personeelsblad; bedrijfsorgaan |
hausu・wain-ハウス・ワイン | huiswijn |
hayajimai-早仕舞い | vroege (winkel)sluiting; vroeg stoppen met werken |
hayakuchikotoba-早口言葉 | moeilijk uit te spreken woord [zin] |
hayame-早め | het vroeger [eerder] zijn (dan de vastgestelde of gebruikelijke tijd) |
hayashi-林 | bos; bosje; struikgewas |
hayato-隼人 | (hist.) volkstam in Zuid Kyushu (die verzet pleegde tegen de Yamato regering van de keizer) |
hazakura-葉桜 | een kersenboom waar de bladeren zijn uitgekomen (nadat de bloesem is afgevallen) |
hazumu-弾む | stuiteren; springen; terugkaatsen |
hazumu-弾む | zwaar ademen; buiten adem zijn |
hazureru-外れる | weggelaten [verwijderd] worden (uit) |
hazusu-外す | losmaken; openmaken; ontsluiten; afdoen; uitdoen |
hazusu-外す | nalaten te pakken; niet nemen; verliezen; express ontwijken; ontduiken |
hazusu-外す | buiten de vastgestelde normen gaan; de grenzen overschrijden |
hea・wiggu-ヘア・ウィッグ | pruik |
hebaru-へばる | uitgeput [afgemat; doodmoe; uitgeteld] zijn |
hebī・dyūtī-ヘビー・デューティー | berekend op zwaar [intensief] gebruik |
heddo-ヘッド | kop; punt; uiteinde |
heddoraito-ヘッドライト | koplamp (van een voertuig) |
heiin-閉院 | sluiting van een ziekenhuis of andere medische instelling |
heiin-閉院 | vroeger de naam voor de sluiting [sluitingsceremonie] van de parlementaire sessies |
heijō-平常 | normaal [gebruikelijk; gewoon] zijn |
heikai-閉会 | sluiting (van een vergadering, bijeenkomst, etc.); reces; schorsing |
heikaishiki-閉会式 | sluitingsceremonie |
heikan-閉館 | het dichtgaan [sluiten] (van een bioscoop, museum, bibliotheek etc.) |
heikan-閉館 | opheffing; sluiting |
heikanjikan-閉館時間 | sluitingstijd |
heiki-兵器 | wapens; wapentuig; oorlogswapens |
heikiko-兵器庫 | arsenaal; wapenhuis; wapenmagazijn |
heikō-平衡 | evenwicht; balans; equilibrium |
heikō-閉校 | schoolsluiting (tijdelijk of voorgoed) |
heimon-閉門 | het sluiten van de poort |
heimon-閉門 | (Edo-periode) huisarrest |
heiro-閉炉 | (in Zen tempels, op eerste dag van de 2de maand van de maankalender) het doven [uitdoen] van de van de vuurhaard [open haard] |
heisa-閉鎖 | afsluiting; sluiting; opheffing; stopzetting |
heisagatatōshishintaku-閉鎖型投資信託 | beleggingsfonds dat een vast aantal aandelen uitgeeft via een enkele openbare aanbieding (om kapitaal te verzamelen voor de eerste investeringen) |
heisasuru-閉鎖する | afsluiten; opheffen; stopzetten |
heishiki-閉式 | beëindiging [afsluiting; afronding] van een ceremonie [plechtigheid] |
heishinteitō-平身低頭 | het buigen tot in het stof; het zich ter aarde werpen |
heishinteitōsuru-平身低頭する | diep buigen; zich ter aarde werpen; knielen |
heisho-閉所 | krappe, afgesloten ruimte |
heisho-閉所 | (van instellingen, e.d.) het stoppen met activiteiten; totale sluiting |
heishokyōfushō-閉所恐怖症 | claustrofobie (vrees voor afgesloten ruimten) |
heisoku-閉塞 | blokkade; afsluiting; versperring; belemmering; hindernis; obstructie |
heisokukan-閉塞感 | gevoel van stagnatie [beperking; opsluiting] |
heisokusei-閉塞性 | een belemmering; blokkering; afsluiting |
heisokusuru-閉塞する | blokkeren; afsluiten; belemmeren; verhinderen |
heiten-閉店 | sluiting(stijd) van een winkel (voor de dag) |
heiten-閉店 | sluiting [opdoeking; opheffing)] van een winkel |
henkutsu-偏屈 | koppigheid; halsstarrigheid; eigenzinnigheid; onbuigzaamheid; excentriciteit |
henkyakuguchi-返却口 | verzamelplek [dienbladentrolly] waar men de gebruikte dienbladen met servies kan terugzetten na het eten (b.v. in kantines) |
henrūda-ヘンルーダ | wijnruit (plant, Ruta graveolens) |
hensai-辺際 | grens; limiet; uiterste; (uit)einde |
henseiarukōru-変性アルコール | gedenatureerde alcohol (onbruikbaar gemaakt voor consumptie) |
hensoku-変則 | onregelmatigheid; afwijkend [abnormaal; incorrect; onjuist] zijn |
hentai-編隊 | formatie (van vliegtuigen, e.d.) |
henzai-辺材 | spinthout (buitenste jaarringen van een boom) |
heriosu-ヘリオス | Helios (zonnegod uit de Griekse mythologie) |
herumesu-ヘルメス | Hermes (figuur uit de Griekse Mythologie: zoon van Zeus, god van handel, reizigers en dieven) |
herupesu-ヘルペス | herpes (huidaandoening) |
herusu・mētā-ヘルス・メーター | personenweegschaal voor thuisgebruik |
hetoheto-へとへと | (volledig) uitgeput; doodmoe |
hettsui-竈 | traditioneel Japans fornuis [kooktoestel] (gestookt op hout of houtskool) |
hiaringu-ヒアリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiban-非番 | buiten dienst |
hibiki-響き | geluid; klank |
hibiki-響き | resonantie; vibratie; akoestiek; kwaliteit van een geluid |
hibiku-響く | (van verre) weerklinken; weergalmen; echoën; ver reiken (geluid) |
hibyōin-避病院 | ziekenhuis voor patiënten met een besmettelijke ziekte (die in quarantaine moeten blijven); pesthuis |
hichiriki-篳篥 | hichiriki, een Japans blaasinstrument (gemaakt van bamboe) gebruikt voor traditionele gagaku muziek |
hichō-秘聴 | het afluisteren [aftappen] (van een telefoon) |
hidoi-酷い | extreem; buitensporig |
hidora-ヒドラ | Hydra (9-koppige slang uit de Griekse mythologie) |
hien-飛燕 | een eenpersoons jachtvliegtuig van het voormalige Japanse leger |
hifu-皮膚 | huid |
hifubyō-皮膚病 | huidziekte; dermatose |
hifuen-皮膚炎 | dermatitis; huidontsteking |
hifugan-皮膚癌 | huidkanker |
hifukai-皮膚科医 | dermatoloog; huidarts |
hifushikkan-皮膚疾患 | huidaandoening; huidproblemen |
higan-彼岸 | Higan is een 7-daagse boeddhistische viering tijdens zowel de lente- als de herfst equinox |
higasa-日傘 | (een paraplu gebruikt als) parasol |
higuma-羆 | de bruine beer (Ursus arctos) |
hihon-秘本 | dierbaar boek (waar men zuinig op is en zelden aan anderen laat zien); geheim boek |
hiideru-秀でる | uitblinken; (anderen) overtreffen; excelleren |
hijikakeisu-肘掛け椅子 | fauteuil; leunstoel |
hijiki-鹿尾菜 | (bruine) zeewier (Sargassum fusiforme) |
hijōguchi-非常口 | nooduitgang |
hikage-日陰 | onbekendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
hikage-日陰 | onbekendheid; onopvallendheid; duisterheid; onbegrijpelijkheid |
hikagemono-日陰者 | uitgestotene (uit de maatschappij); paria; iemand met een duister verleden |
hikanshōshugi-非干渉主義 | non-interventie; non-interventionisme (het uit principe niet tussen beide komen) |
hikaru-光る | schijnen (fig.); opvallen; uitblinken |
hike-引け | sluiting van een zaak [sessie]; einde van een werkdag, [schoolperiode, etc] |
hikedoki-引け時 | sluitingstijd (bedrijf, school, e.d.) |
hikegiwa-引け際 | sluitingstijd; vertrektijd (van kantoor naar huis) |
hiken-丕顕 | uitgebreide verduidelijking |
hiken-卑倹 | (arch.) spaarzaamheid; natuurlijke eenvoud; soberheid; zuinigheid |
hikeru-引ける | sluiten; voorbij [uit; afgelopen] zijn |
hikidasu-引き出す | (ergens iets) uit halen [nemen; trekken]; naar buiten brengen [trekken] |
hikidoki-引き時 | de (juiste) tijd om op te stappen [om weg te gaan] |
hikigiwa-引き際 | het (juiste) moment om ontslag te nemen [zich terug te trekken; op te houden] |
hikihanasu-引き離す | wegtrekken; uit elkaar halen; scheiden |
hikihanasu-引き離す | vooruitlopen; harder lopen dan; een voorsprong nemen |
hikikae-引き換え | ruil; ruiling; wisseling; uitwisseling |
hikikaeru-引き換える | wisselen; ruilen; omwisselen; omruilen |
hikikomori-引き籠もり | mensen die zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikikomori-引き籠もり | het zich uit de maatschappij terugtrekken [in sociaal isolement leven) |
hikimekagibana-引き目鉤鼻 | een schildertechniek voor het tekenen van menselijke gezichten (gebruikt in Yamato-e tijdens de Heian-periode) |
hikin-卑近 | het vertrouwde; herkenbare; gewone; gebruikelijke |
hikinaosu-引き直す | verhuizen; verder trekken |
hikinobasu-引き伸ばす | uittrekken; verlengen; uitbreiden |
hikinuku-引き抜く | (iets ergens) uittrekken [uithalen] |
hikitateru-引き立てる | (iets) er beter uit laten zien; onder de aandacht brengen |
hikitateru-引き立てる | (deuren, luiken, etc.) dichtschuiven |
hikite-引き手 | (afk. voor) een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
hikitechaya-引き手茶屋 | een theehuis dat klanten naar prostituees leidde (Edo periode) |
hikiwatasu-引き渡す | overhandigen; afleveren; bezorgen; overdragen; uitleveren |
hikkai-筆海 | etui [foedraal] voor penselen |
hikken-筆硯 | een term die voornamelijk in brieven wordt gebruikt en verwijst naar het leven van een bepaalde schrijver |
hikkitai-筆記体 | cursief schrift; schuine letters; lopend schrift; deftige letters |
hikkonuku-引っこ抜く | rukken; uitrukken; met kracht uittrekken; met kracht uitplukken ; met kracht eruit trekken |
hikkoshisoba-引っ越し蕎麦 | (lett. verhuisnoedels) boekweitnoedels (soba), traditioneel uitgedeeld aan de buren na een verhuizing; soba kan in het Japans ook betekenen: naast) |
hikō-飛行 | verlies van een gebied [huisgezin] |
hikoboshi-彦星 | Altair (ster: alpha Aquilae) |
hikōki-飛行機 | vliegtuig |
hikōkigumo-飛行機雲 | condensspoor (vliegtuigstrepen) |
hikotsu-腓骨 | kuitbeen; fibula |
hikuhiku-ひくひく | krampachtig; stuiptrekkend |
hikute-引く手 | iemand die mensen uitnodigt |
hikutsu-卑屈 | gemeen [stiekem; onderdanig; kruiperig] zijn |
hikyō-秘境 | onontgonnen [onontwikkeld; onbekend; afgelegen] gebied; buiten de geijkte paden |
hima-隙 | opening; spleet; ruimte; plek |
himajin-閑人 | iemand die veel vrije tijd [niets te doen] heeft; een luilak |
himei-碑銘 | inscriptie (uitgehouwen in een stenen monument) |
himojii-ひもじい | hongerig; uitgehongerd |
himoku-費目 | uitgavenpost; kostensoort |
himuro-氷室 | ijshuisje; ijshut; ijskelder (om ijs te bewaren in de zomer) |
hina-雛 | kuikentje; vogeltje |
hinadori-雛鳥 | kuikentje; vogeltje |
hinamatsuri-雛祭り | Japans poppenfeest [Meisjesdag] (op 3 maart, dan stallen meisjes hun traditionele poppen uit) |
hinan-避難 | vlucht; evacuatie; ontsnapping; het schuilen; schuilplaats |
hinaningyō-雛人形 | hina-pop (traditionele Japanse pop die op 3 maart, de dag van het Japanse poppenfeest, wordt uitgestald) |
hinankunren-避難訓練 | ontruimingsoefening; evacuatieoefening |
hinomarubentō-日の丸弁当 | een bentō (lunchbox) met witte rijst en één rode pruim in het midden (zodat het geheel lijkt op de Japanse vlag hinomaru) |
hintārando-ヒンターランド | achterland; hinterland (gebied dat deel uitmaakt van de economische zone van een stad) |
hipokuritto-ヒポクリット | hypocriet; huichelaar |
hippō-筆法 | gebruikswijze van een (schrijf)penseel; penseelvoering; penseelbehandeling |
hirakinaoru-開き直る | zich afzetten tegen; een verdedigende houding aannemen; uitdagend [opstandig] zijn |
hirasokobune-平底船 | platbodem (vaartuig) |
hiraya-平屋 | woonhuis zonder bovenetages; huis van één verdieping; bungalow |
hiroba-広場 | plein; grote open publieke ruimte; forum |
hirogeru-広げる | verbreden; vergroten; (uit)spreiden; uitbreiden |
hirogeru-広げる | uitrollen; openvouwen |
hiroi-広い | weids, ruim; breed; uitgestrekt |
hiroibashi-拾い箸 | eetstokjes gebruikt om eten door te geven aan elkaar (onjuist gebruik van eetstokjes) |
hirokuchibin-広口瓶 | pot; kruik |
hiroma-広間 | hal; (grote) zaal; ontvangstruimte |
hirou-拾う | oppikken (geluid, etc.); iemand oppikken [ophalen] |
hiroyaka-広やか | weidsheid; uitgestrektheid |
hiru-蛭 | bloedzuiger (een worm) |
hisashi-庇 | dakrand; luifel; baldakijn |
hishō-費消 | verduistering (van geld); fraude |
hishōsuru-費消する | (geld) verduisteren; frauderen |
hisohisobanashi-ひそひそ話 | gefluister; fluisterend praten |
hisomu-潜む | verborgen zijn; latent zijn; zich schuilhouden; op de loer liggen |
hitchihaiku-ヒッチハイク | liften (een voertuig aanhouden om gratis mee te rijden) |
hitoame-一雨 | een regenbui |
hitobarai-人払い | alle mensen wegsturen (uit een kamer, zaal, etc,) |
hitoe-単衣 | ongevoerde kimono; kimono bestaande uit één laag stof |
hitoeni-偏に | volledig, uitsluitend; geheel |
hitogoe-人声 | (het geluid van) de (menselijke) stem |
hitoichibai-人一倍 | ongewoon; ongebruikelijk |
hitoikire-人熱れ | muffe [benauwde] lucht (van veel mensen in een kleine ruimte) |
hitokatanaranu-一方ならぬ | buitengewoon; ongewoon |
hitokatanarazu-一方ならず | buitengewoon; ongewoon |
hitokawa-一皮 | (aan) de oppervlakte [buitenkant]; uiterlijk |
hitokawa-一皮 | een stukje huid [vel] |
hitoributai-一人舞台 | alleen de leiding [regie] hebben; veruit de beste zijn |
hitorigurashi-一人暮らし | alleen leven [wonen; een kluizenaarsbestaan; vrijgezellen bestaan; celibaat |
hitorizumō-一人相撲 | alleen bewegingen uitvoeren van een sumoworstelaar (als Shinto ritueel of als straatoptreden) |
hitotsuya-一つ家 | een huis; hetzelfde huis |
hitotsuya-一つ家 | een vrijstaand huis |
hitozukai-人使い | de wijze van omgaan met [behandeling van] werknemers [personeel]; mensen 'gebruiken' |
hitozute-人伝 | informatie uit de tweede hand; van horen zeggen |
hitsuatsu-筆圧 | de druk [kracht] die tijdens het schrijven op (de punt van) een pen of penseel wordt uitgeoefend |
hittingu-ヒッティング | (honkbal) de bal (voluit) slaan (i.t.t. een stootslag geven) |
hiware-干割れ | barst(en) (door uitdroging) |
hiwareru-干割れる | barsten door uitdroging |
hiyaringu-ヒヤリング | het luisteren; luistervaardigheid |
hiyō-費用 | kosten; uitgaven |
hiyodori-鵯 | bruinoorbuulbuul (een zangvogel: Hypsipetes amaurotis) |
hiyoko-雛 | kuiken |
hiyoku-比翼 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hiyoku-比翼 | gulpsluiting (van kleding) |
hiyokunotori-比翼の鳥 | een mythische vogelpaar uit het Oude China met ieder één vleugel en één oog; ook gebruikt als metafoor voor een gelukkig liefdespaar |
hiyokushitate-比翼仕立て | gulpsluiting (van kleding) |
hiyorimi-日和見 | opportunisme; afwachtende houding; besluiteloosheid; de kat uit de boom kijken |
hizara-火皿 | kruitpan (onderdeel antiek vuurwapen) |
ho-穂 | top van een golf; schuimkop; golfkam |
hobākurafuto-ホバークラフト | hovercraft; luchtkussenvoertuig |
hobikifune-帆引き船 | (Japanse) (vissers)boot, met één groot zeil over de gehele lengte van het zeilvaartuig |
hōdai-邦題 | Japanse titel (van buitenlandse films of muziekstukken) |
hodokosu-施す | uitdelen; overhandigen; schenken |
hodoyoi-程好い | precies goed; op het juiste moment |
hōei-放映 | televisieuitzending |
hōganshi-方眼紙 | ruitjespapier; milimeterpapier; rasterpapier |
hōgin-放吟 | het luid [hardop] zingen [reciteren] |
hōginsuru-放吟する | luid [hardop] zingen [reciteren] |
hogo-反故 | reeds beschreven [gebruikt] papier; papierafval |
hōgo-法語 | uitleg van boeddhistische geschriften |
hogobyō-保護猫 | (uit een dierenasiel) pleegkat; adoptiekat |
hogoken-保護犬 | (uit een dierenasiel) pleeghond; adoptiehond |
hōi-包囲 | (mil.) omsingeling; belegering; insluiting |
hoiro-焙炉 | droger [droogoventje] voor thee (gebruikt bij de theeceremonie) |
hoissuru-ホイッスル | fluit; fluitje |
hōjin-邦人 | Japanner (m.n. wonend in het buitenland); Japanse medeburger |
hōjū-放獣 | het vangen van een dier (b.v. een beer) en elders (in een natuurgebied) uitzetten; het per ongeluk vangen van een dier en weer vrijlaten; bijvangst |
hōka-砲架 | kanonwagen; affuit; (marine) rolpaard [rampaard} |
hōkai-崩壊 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
hōkeishujutsu-包茎手術 | operatie van de voorhuid; besnijdenis |
hōki-宝器 | een uitmuntende persoon |
hokidasu-吐き出す | overgeven; braken; spugen; uitspugen |
hokidasu-吐き出す | uitblazen; wegblazen; uitstoten (rook, e.d.) |
hokidasu-吐き出す | spuien (kritiek, etc.); uitstromen; verspreiden; verklappen; onthullen |
hokidasu-吐き出す | verspillen; in één keer uitgeven (geld) |
hōkigusa-箒草 | (plant, Bassia scoparia) studentenkruid; studentenhaver; knuffelplant |
hōkōda-方向舵 | verticaal roer (in de staart van een vliegtuig) |
hokuriku-北陸 | Hokuriku gebied [streek] (bestaat uit de prefecturen Fukui, Ishikawa, Toyama en Niigata) |
hokuyō-北洋 | een term die in China werd gebruikt om te verwijzen naar de drie provincies van de Qing-dynastie, Zhihlei (Hebei), Shandong en Mukden (Liaoning) |
homāte-ホマーテ | pyroclastische kegel (door een vulkaan uitgeworpen puin) |
hōmatsu-泡沫 | luchtbel; schuim |
hōmatsu-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
hōmei-芳名 | uw naam (erend gebruikt) |
hōmonhanbai-訪問販売 | huis-aan-huisverkoop, colportage |
homo・habirisu-ホモ・ハビリス | Homo habilis (uitgestorven menssoort, die 2,3 tot 1,5 miljoen jaar geleden leefde in Oost-Afrika)) |
hōmu-ホーム | thuis; huis; tehuis |
hōmubēsu-ホームベース | (honkbal) thuishonk; thuisplaat |
hōmudokutā-ホームドクター | huisarts |
hōmu・bankingu-ホーム・バンキング | thuisbankieren; internetbankieren |
hōmu・doresu-ホーム・ドレス | makkelijk zittende kleding voor thuis |
hōmu・gēmu-ホーム・ゲーム | thuiswedstrijd |
hōmu・herupā-ホーム・ヘルパー | hulp in huis; thuishulp; thuiszorg |
hōmu・in-ホーム・イン | (honkbal) honkloper die de thuisplaat bereikt |
hōmu・purēto-ホーム・プレート | (honkbal) thuisplaat; thuishonk |
hōmu・suchīru-ホーム・スチール | (honkbal) het stelen van het thuishonk (d.w.z. dat de honkloper begint te rennen naar de thuisplaat al voordat de pitcher heeft gegooid) |
hon-ホン | foon (eenheid die de luidheid van geluid uitdrukt) |
hon-本 | dit; deze; dezelfde; huidige |
honami-穂波 | wuivende gewassen (rijst, graan, gras, etc.) |
honba-本場 | geboorteplaats; thuisland; thuisbasis; bakermat |
honchi-本地 | geboortegrond; thuisland |
honden-本殿 | woonhuis [dagelijks verblijf] van een keizer (voorheen de Seiryōden in Kyōto) |
hondo-本土 | geboorteland; vaderland; thuisland |
hondō-本道 | de juiste weg; het goede pad; de juiste manier |
honenuki-骨抜き | het uitbenen [fileren] (van vlees); ontgraten (van vis) |
hongoshi-本腰 | ernst; volle overtuiging; serieuze poging [inspanning] |
honma-本真 | (vooral gebruikt in Kyoto en Kansai) waarheid |
honogurai-仄暗い | (half)duister; somber; dof; wazig; schemerdonker |
honoka-仄か | vaag; onduidelijk; zwak |
honpō-本法 | (in juridische teksten een term die wordt gebruikt om naar de wet zelf te verwijzen) deze wet |
honrui-本塁 | (honkbal) thuisplaat; thuishonk |
honshiken-本試験 | eindexamen; afsluitend examen |
honshoku-本職 | (v.n.l. in geschriften gebruikt voor de eerste persoon enkelvoud in overheidsfunctie) ik, naam, in de functie van (politiebeambte)... |
hontō-本当 | waarheid; juistheid; oprechtheid; authenticiteit |
honyūbin-哺乳瓶 | zuigfles |
hon'ya-本屋 | boekenwinkel; uitgeverij |
hoojirogamo-頬白鴨 | brilduiker (soort eend: Bucephala clangula) |
hoozuki-酸漿 | een kelkblad van de lampionplant dat fungeert als fluitje waar kinderen op blazen |
hoozuri-頬擦り | (uit affectie) de wangen tegen elkaar drukken [strijken] |
hora-ほら | (uitroep om iemands aandacht te trekken) hé; hallo |
hōraku-崩落 | in(een)storting; het in [uit] elkaar vallen |
hōren-鳳輦 | keizerlijke koets; keizerlijk rijtuig |
horidasu-掘り出す | uitgraven; opgraven |
horidasu-掘り出す | toevallig vinden; aantreffen; stuiten op |
horigotatsu-掘り炬燵 | kotatsu met beenruimte onder de vloerhoogte (zodat men makkelijker kan zitten) |
horinuku-掘り抜く | (door)boren; uitgraven |
horiokosu-掘り起こす | opgraven; uitspitten; omspitten |
horisageru-掘り下げる | grondig onderzoeken; tot op de bodem uitzoeken |
horobiru-滅びる | te gronde gaan; ten onder gaan; vergaan; (uit)sterven |
horobosu-滅ぼす | ruïneren; vernietigen; verwoesten; te gronde richten |
horobu-滅ぶ | verwoest [geruïneerd] worden; te gronde gaan |
horu-彫る | graveren; uithakken; uitsnijden |
horu-掘る | graven; uitgraven |
horudā-ホルダー | (iets) houder; etui; koker |
horusutain-ホルスタイン | Holstein (regio in Duitsland) |
horyokōkan-捕虜交換 | krijgsgevangenenruil |
hōryū-放流 | lozing (van water); het uitzetten van vis in water |
horyūsuru-保留する | voorbehoud maken; bewaren (voor later); uitstellen (tot later); achterwege laten; achterhouden |
hoshiba-干し場 | plek om dingen te laten drogen; droogruimte; droogplaats |
hoshika-干し鰯 | meststof op basis van gedroogde ontvette sardines en haring (werd gebruikt voor de katoen- en tabaksteelt van late Edo-periode tot de Meiji periode) |
hōshin-疱疹 | herpes (huidaandoening) |
hōshinbyōdoku-疱疹病毒 | herpes simplex (virus); koortsuitslag |
hoshisumomo-干し李 | gedroogde pruim |
hōshutsu-放出 | het afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hōshutsusuru-放出する | afstoten; afscheiden; uitstoten; lozen |
hōsō-放送 | (tv, radio) uitzending |
hosonagai-細長い | langwerpig; uitgerekt; lang en smal |
hosseki-発赤 | het rood worden van de huid; rode huidirritatie |
hosshin-発疹 | huiduitslag; puistjes; exantheem |
hōsu-ホース | rubber of plastic slang [buis; pijp] om vloeistoffen of gas te transporteren (b.v. tuinslang) |
hōsui-放水 | uitwatering; waterafvoer; besproeiing |
hosupisu-ホスピス | hospice; verpleeghuis voor terminale patiënten |
hosupitarizumu-ホスピタリズム | hospitalisme (ziekte ontstaan door verblijf in ziekenhuis) |
hotei-布袋 | Hotei, god van overvloed en goede gezondheid (afgebeeld met dikke buik en zak op zijn rug), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
hotobashiru-迸る | spuiten; (opeens, krachtig) uitstromen |
hototogisu-杜鵑草 | paddenlelie; armeluisorchidee (Tricyrtis hirta) |
hotsue-上枝 | kruintak [bovenste tak] van een boom |
hottentotto-ホッテントット | Hottentot (lid van een stam in Zuid-Afrika) |
hotto・manē-ホット・マネー | (Eng.: hot money) geld dat tussen financiële instellingen wordt uitgewisseld in een poging de rente of vermogenswinst te maximaliseren |
howaito・hausu-ホワイト・ハウス | het Witte Huis (residentie van de president van Amerika) |
howata-穂綿 | het pluis van de grote lisdodde plant (Typha latifolia), wordt ook als katoen gebruikt |
hōyōryoku-包容力 | tolerantie; ruimdenkendheid |
hozonbukuro-保存袋 | hersluitbaar bewaarzakje (vaak van plastic) |
hōzuru-崩ずる | overlijden; sterven (van een keizer, keizerin, douiarière) |
hyakkaten-百貨店 | warenhuis |
hyakuman-百万 | een miljoen (lett. honderd-tienduizend) |
hyakumonogatari-百物語 | 100 spookverhalen (gezelschapspel uit de Edo periode, van de 100 kaarsen doofde men er 1 na elk verhaal, na de laatste zou er een monster verschijnen) |
hyakusen-百千 | honderdduizend(en); een groot aantal |
hyakuyōsō-百葉箱 | huisje [hokje] voor meetapparatuur van weersomstandigheden (thermometer, hygrometer, e.d.) |
hyō-豹 | luipaard; panter |
hyō-雹 | hagel; hagelsteen; hagelkorrel; hagelbui; hagelstorm |
hyōgen-表現 | uitdrukking; uiting |
hyōhen-豹変 | (verwijzing naar de vacht van een luipaard) plotselinge verandering van gedrag (en taalgebruik) |
hyōjō-表情 | gezichtsuitdrukking; gelaatsuitdrukking; blik |
hyōjō-表情 | gevoelsuitdrukking; expressie; houding |
hyōkei-表敬 | eerbetuiging; eerbetoon; hulde; tribuut |
hyōketsu-評決 | uitspraak; vonnis; oordeel |
hyōmei-表明 | verklaring; uiting; bekendmaking |
hyōrōzeme-兵糧攻め | uithongeringspolitiek; oorlogstactiek van uithongeren |
hyōshitsu-氷室 | ijshuisje; ijshut; ijskelder (om ijs te bewaren in de zomer) |
hyōtan-瓢簞 | bak gemaakt van een uitgeholde kalebas |
hyutte-ヒュッテ | (Duits: hütte) hut; berghut |
i-移 | (arch.) een circulaire (uitwisseling van documenten tussen overheidsinstellingen ten tijde van het Ritsuryō-systeem) |
ibasho-居場所 | de eigen plek [plaats] van iemand; de plek waar men zich thuisvoelt |
ibiridasu-いびり出す | (iem.) dwingen te vertrekken; naar buiten werken; wegpesten |
ichidō-一堂 | verzamelplaats [ruimte] (voor een bijeenkomst, e.d.); onder één dak |
ichigaini-一概に | onvoorwaardelijk; zonder voorbehoud; zonder uitzondering |
ichijun-一巡 | een ronde; patrouille |
ichikabachika-一か八か | (gezegde) het erop wagen; alles of niets; erop of eronder; zwemmen [pompen] of verzuipen |
ichikyo-一渠 | kanaal voor watertoevoer; waterpijp; waterbuis |
ichimaiiwa-一枚岩 | monoliet (uit één steen gehouwen) |
ichimatsumoyō-市松模様 | ruitpatroon; uitfiguur |
ichimōdajin-一網打尽 | grote (vis)vangst [buit] |
ichimokuryōzen-一目瞭然 | het duidelijk [voor de hand liggend] zijn |
ichimon'oshimi-一文惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
ichinenhokki-一念発起 | besluit om Boeddhistische monnik te worden |
ichirei-一礼 | buiging (voor begroeting); korte begroeting |
ichiroheian-一路平安 | een uitdrukking om iemand een goede reis te wensen |
idatsu-遺脱 | omissie; weglating; nalating; verzuim |
idō-異動 | overplaatsing; verschuiving; verandering (in niveau, rang, etc.) |
ie-家 | huis; thuis; woning |
iebae-家蠅 | huisvlieg (Musca domestica) |
iede-家出 | het (voorgoed) het huis verlaten [van huis weglopen] |
iedesuru-家出する | van huis weglopen; voorgoed uit huis gaan; er met iemand vandoor gaan |
iegamae-家構え | de uiterlijke kenmerken (bouwstijl, etc.) van een huis |
ieji-家路 | de weg naar huis |
iemochi-家持ち | huiseigenaar; gezinshoofd; hoofd van een familie |
iemochi-家持ち | het beheren van de financiën van het huishouden |
ienami-家並み | een rij huizen |
ienami-家並み | elk [ieder] huis |
ienoko-家の子 | (trouwe) huisbediende; dienaar; vazal |
ieoakeru-家を空ける | uit huis zijn; niet thuis zijn |
ierō・zōn-イエロー・ゾーン | waarschuwingsgebied voor aardverschuivingen |
iesuzume-家雀 | huismus |
ietsuki-家付き | een eigen huis hebben; aan een huis verbonden zijn; bij een huis behorend; bij een familie intrekken |
ieyashiki-家屋敷 | landgoed; hoeve; huis met erf en bijgebouwen |
igai-以外 | buiten |
igisu-海髪 | zeehaar (dunne rode zeewier, gebruikt in agar en lijm) |
igyō-異形 | vreemd [atypisch; afwijkend] van vorm [gedaante; uiterlijk] |
ihō-異邦 | het buitenland |
ihyō-意表 | verrassing; buiten verwachting [onverwacht] zijn |
ii-良い | goed; prima; uitstekend; geschikt |
iifukumeru-言い含める | (iets) goed uitleggen; goede instructies geven |
iikagen-いい加減 | precies goed [passend; geschikt]; zoals het hoort zijn; geschiktheid; de juiste maat [mate] |
iikawasu-言い交わす | een gesprek hebben met; gedachten wisselen met; beloftes uitwisselen |
iikiru-言い切る | verklaren; mededelen; vaststellen; uiteenzetten |
iimagirasu-言い紛らす | zich ergens uitpraten [uitkletsen]; ergens omheen draaien; een ontwijkend antwoord geven |
iimawashi-言い回し | een uitdrukking; zegswijze |
iiwake-言い訳 | excuus; verantwoording; rechtvaardiging; uitleg |
iiwatasu-言い渡す | (een vonnis) uitspreken; bekendmaken |
iizama-好い様 | (ironisch spraakgebruik) netelige [moeilijke; lastige; beschamende] omstandigheid [situatie] |
ijin-異人 | buitengewoon iemand; bijzonder persoon |
ijin-異人 | vreemdeling; buitenlander |
ījisukan-イージス艦 | Aegis kruiser (marineschip uitgerust met het Aegis-systeem) |
ījī・kea-イージー・ケア | (ge)makkelijk te onderhouden (meestal gebruikt voor stoffen van kleding) |
ijōsekkin-異常接近 | een bijna-botsing van vliegtuigen die elkaar rakelings passeren in de lucht |
ikanokō-烏賊の甲 | inktvisschelp; zeeschuim |
ikarosu-イカロス | Icarus (figuur uit de Griekse mythologie) |
ikaru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten; opspelen; (iem.) uitschelden |
ikasu-生かす | effectief gebruiken |
ikatsui-厳つい | streng; onbuigzaam; grof; hoekig |
ikenai-いけない | niet goed; slecht; ondeugend; onbruikbaar |
ikenkōkan-意見交換 | ideeënuitwisseling; het uitwisselen van meningen |
iketeru-イケてる | cool [sexy; knap] zijn; er goed uitzien |
ikigai-域外 | buiten de gebiedsgrens; buiten de regio |
ikigai-域外 | buitenland |
ikinukisuru-息抜きする | (uit)rusten; pauzeren; ontspannen |
ikisekikiru-息急き切る | hijgen; puffen; naar adem happen; buiten adem zijn |
ikisugi-行き過ぎ | het te ver gaan; tot het uiterste gaan |
ikisuji-粋筋 | rosse buurt; uitgaanswijk |
ikitsuku-行き着く | (de bestemming) bereiken; uitkomen op [bij]; tot de conclusie komen |
ikiwataru-行き渡る | rondgaan; verspreiden; uitdelen |
ikizumaru-息詰まる | buiten adem [benauwd] zijn; (bijna) niet kunnen ademen (van zenuwachtigheid) |
ikken-一軒 | één huis |
ikken'ya-一軒家 | een vrijstaand huis |
ikō-遺構 | historisch bouwwerk (al dan niet als een ruïne) |
ikoku-異国 | buitenland; vreemd land; uitheems gebied |
ikokujin-異国人 | (arch.) buitenlander; vreemdeling |
ikokusen-異国船 | buitenlandse schepen (in de Edo periode excl. de Nederlandse, Chinese en Koreaanse schepen) |
ikoraizā-イコライザー | (voorversterker voor geluidsweergave) equalizer; toonregelaar |
ikōru-イコール | gelijke; equivalent |
ikura-イクラ | zalmkaviaar; zalmkuit |
ikyō-異郷 | het buitenland; een vreemd land; een vreemde natie; een land ver weg; in den vreemde |
ima-居間 | woonkamer; huiskamer; salon |
imafū-今風 | huidige [moderne] stijl [mode; trend] |
imajibun-今時分 | tegenwoordig; de huidige tijd |
imashigata-今し方 | zojuist; daarnet; een moment geleden |
imashimo-今しも | juist nu; zojuist; op dit ogenblik |
imējimento-イメージメント | het controleren [aanpassen] van het imago [de uitstraling] van producten of diensten naar de verwachtingen van de consumenten |
imobō-芋棒 | een gerecht (uit Kyoto) van kabeljauw met ebiimo (taro wortel) |
imohori-芋掘り | (scherts, beledigend) plattelander; iemand die uit de klei is getrokken |
imon-慰問 | bezoek (uit medeleven) aan een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft |
imonsuru-慰問する | (uit medeleven) een ongelukkig persoon of iemand die het moeilijk heeft bezoeken |
inan-以南 | ten zuiden [zuidelijk] (van) |
inari-稲荷 | god uit de Japanse mythologie, beschermer van de rijstoogst |
inari-稲荷 | (afkorting voor) inarizushi, een buideltje van gefrituurde tofuvel gevuld met sushirijst |
inasu-往なす | (bij sumo) opzij stappen om een tegenstander uit balans te brengen |
inbaundo-インバウンド | bezoek aan Japan door buitenlandse toeristen |
inbenshon-インベンション | uitvinding |
inbitēshon-インビテーション | uitnodiging; invitatie |
inbitēshonmatchi-インビテーション・マッチ | sportwedstrijd op uitnodiging |
inchō-院長 | directeur (v.e. ziekenhuis); abt (van een klooster) |
indasutoriaru・dainamikkusu-インダストリアル・ダイナミックス | industriële dynamiek (het gebruik van computers om de economische activiteiten van een onderneming te simuleren) |
indio-インディオ | inheemse volkeren [Indianen] van Centraal en Zuid-Amerika |
indoa-インドア | binnen; binnenshuis; overdekt; (sport) indoor |
infīrudo・furai-インフィールド・フライ | (regel bij honkbal) de scheidsrechter kan bepalen dat de slagman uit is, ook al is er geen vangbal |
ingai-院外 | buiten het parlement [ziekenhuis] |
inja-隠者 | kluizenaar |
inkābu-インカーブ | (honkbal) een worp die naar binnen buigt bij de slagman |
inkeihōhi-陰茎包皮 | voorhuid (van de penis) |
inkō-印行 | publicatie; druk; uitgave; editie |
inkoku-印刻 | zegelsnijding; het uitsnijden van een zegelreliëf |
inkuwaiarī-インクワイアリー | (Eng.: inquiry) onderzoek |
innai-院内 | In [binnen] het ziekenhuis |
inochibiroisuru-命拾いする | door het oog van de naald kruipen; op het nippertje [aan de dood] ontsnappen |
inochishirazu-命知らず | roekeloosheid; onstuimigheid |
insatsugaido-印刷ガイド | positie guide (drukwerk) |
insharā-インシャラー | (Arabische uitroep) insjallah (zo Allah [God] het wil) |
inshokuten-飲食店 | restaurant; eethuis |
inshu-淫酒 | zich te buiten gaan aan alcohol; overmatig drinken |
insuru-淫する | zich laten gaan; zich te buiten gaan; zich liederlijk gedragen |
intābaru-インターバル | tussenruimte; tussentijd |
intai-引退 | het uit bedrijf nemen [ontmantelen] (van grote voertuigen, m.n. schepen, treinen, e.d.) |
intaisuru-引退する | terugtreden; met pensioen gaan; zich terugtrekken uit het openbare leven |
intaku-隠宅 | toevluchtsoord; retraite; verblijf van iemand die zich heeft teruggetrokken uit het maatschappelijk leven |
intāoperabiritī-インターオペラビリティー | interoperabiliteit (onderlinge uitwisselbaarheid) |
intāseputā-インターセプター | jachtvliegtuig (dat vijandelijke projectielen moet onderscheppen) |
interia-インテリア | het interieur (van kamer, gebouw, voertuig, etc.); de binnenkant |
interia-インテリア | binnenhuisarchitectuur; interieurontwerp |
interia・dezain-インテリア・デザイン | binnenhuisarchitectuur |
interia・kurafuto-インテリア・クラフト | binnenhuisarchitectuur |
intoku-隠匿 | verberging; schuilhouding; geheimhouding |
intonēshon-イントネーション | intonatie; stembuiging |
inuitto-イヌイット | Inuit (eskimo's in Groenland en Canada) |
inukuguri-犬潜り | een gat in hek of heg, waardoor hond in en uit kan lopen |
inyū-移入 | immigratie van een uitheemse plant [exoot] |
inyūshu-移入種 | uitheemse soort; exoot |
inzen-隠然 | onzichtbaar [verborgen; geheim; sluimerend; latent] zijn |
in'itsu-隠逸 | afzondering; kluizenaarschap |
in'itsu-隠逸 | kluizenaar |
in'yō-飲用 | het (gebruiken om te) drinken; drinkbaar zijn |
iomante-イオマンテ | een Ainu-ceremonie waarbij een bruine beer wordt geofferd (nadat hij een bepaalde tijd in het dorp is grootgebracht) |
iori-庵 | hermitage; kluizenaarshut; kluizenaarscel |
ippai-一杯 | (woord gebruikt voor het tellen, b.v.) 1 kop; 1 glas, etc. |
ippankaikei-一般会計 | boekhouding van algemene inkomsten en uitgaven bij nationale en lokale overheden |
ippansaishutsu-一般歳出 | algemene uitgaven |
ippanteki-一般的 | algemeen; gewoon; gebruikelijk |
ippatsu-一発 | (gebruikt als bijwoord) één keer; eenmalig |
ipputasaisei-一夫多妻制 | (het gebruik) polygynie; veelwijverij (vorm van polygamie waarbij één man met meer dan één vrouw is getrouwd) |
ire-入れ | houder; etui; foedraal; holster; kist; koffer |
irebun・nain-イレブン・ナイン | elf-negen, verwijst naar een stof-zuiverheid van 99,999999999% |
irei-遺例 | voorbeeld [geval] van een nog bestaand voorwerp [overblijfsel] uit de oudheid |
irekawaru-入れ替わる | (iem. of iets) vervangen; (van plaats) wisselen; ruilen |
irizake-煎り酒 | een saus van bonito vlokken en zure pruimen, gekookt in sake |
irojiro-色白 | met lichtgekleurde huid; blank; blond |
iroppoi-色っぽい | sexy; erotisch; uitdagend; wulps |
irori-囲炉裏 | verzonken haard; stookplaats (vierkant en centraal in de leefruimte) |
irusu-居留守 | het doen alsof je niet thuis bent (voor bezoekers) |
isamiashi-勇み足 | bij sumo(worstelen) een tegenstander naar de rand van de ring brengen maar dan per ongeluk zelf uit de ring stappen |
isei-遺制 | uit vroeger tijden bewaard gebleven systeem; verouderde gewoonten |
iseki-遺跡 | ruïne; (archeologische) opgraving(en) |
ishi-遺址 | ruïne; overblijfselen |
ishidatami-石畳 | stenen bestrating; stoeptegels; tuintegels |
ishigumi-石組み | schikking [groepering] van stenen in een Japanse tuin (waarbij de stenen symbolisch worden gebruikt als eiland, berg, etc.) |
ishikettei-意思決定 | besluitvorming |
ishisuru-頤使する | de baas spelen; iemand onder controle [onder de duim] houden |
ishizuki-石突き | (metalen) dop om het uiteinde [de punt] van een stok (zwaardschede; wapenstok; paraplu, wandelstok, e.d.] |
ishizuki-石突き | de harde basis(kluit] van een groepje paddenstoelen |
ishoku-移植 | het overplanten; uitplanten |
ishokugote-移植鏝 | kleine schep [hark] (voor de tuin) |
ishuku-萎縮 | atrofie; verschrompeling; uitdroging |
isoisosuru-いそいそする | vrolijk [levendig] zijn; ergens blij [vol verwachting] naar uitkijken |
isōrō-居候 | iemand die parasiteert (zonder te betalen kost en inwoning geniet); uitvreter; parasiet |
issanateru-一山当てる | fortuin maken |
isshin'ittai-一進一退 | eb en vloed; voorspoed en tegenspoed; vooruitgaan en achteruitgaan; goede tijden, slechte tijden |
isshokenmei-一所懸命 | met de volle inzet [met grote moeite; uit alle macht] (iets doen) |
isshokenmei-一所懸命 | in de middeleeuwen de plaats die samoerai kregen als thuishaven om te leven en te werken |
isshōkenmei-一生懸命 | met hart en ziel, intens; vol overgave; uit alle macht; met de volle inzet |
isshōsantan-一唱三嘆 | de frase wordt gebruikt om uitzonderlijke gedichten of muziek te prijzen (letterlijke betekenis: drie stemmen zingen in harmonie met de solozanger) |
isū-異数 | uitzondering; buitengewoon geval |
isuka-交喙 | kruisbek (soort vink: Loxia curvirostra) |
itachigokko-鼬ごっこ | ratrace; felle jacht op [streven naar] een positie [resultaat]; genadeloze concurrentie; kat-en-muisspel |
itadori-虎杖 | Japanse duizendknoop (Reynoutria japonica) |
itagarasu-板ガラス | ruit; vensterglas; glazen plaat |
itai-異体 | afwijkende [ongebruikelijke] vorm |
itaiitaibyō-イタイイタイ病 | itai-itai-ziekte, een botziekte veroorzaakt door cadmiumvergiftiging in Toyama rond 1912 (een van de 4 grote vervuilingziekten van Japan) |
itamae-板前 | de plek in de keuken waar de snijplank gebruikt wordt |
itanshinmon-異端審問 | inquisitie |
itanshinmonkan-異端審問官 | inquisiteur |
itanshinmonsho-異端審問所 | de Inquisitie |
itaranaiten-至らない点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
itaranuten-至らぬ点 | zwak punt; tekortkoming; gebrek; onvolmaaktheid (als uitdrukking ook gebruikt bij begroeting of verontschuldiging) |
iten-移転 | verhuizing (naar een ander adres, etc.) |
itsuninaku-いつになく | ongewoon; ongebruikelijk; ongehoord; … dan ooit tevoren |
itsuzai-逸材 | een opmerkelijk talent; een uitzonderlijk getalenteerd persoon |
ittei-一定 | constant [vast; zeker; bepaald; gebruikelijk; uniform] zijn |
ittemairimasu-行って参ります | ik ga; tot ziens; tot straks (gezegd door degene die weggaat tegen degene die thuis blijft) |
itterasshai-行ってらっしゃい | tot ziens; tot straks (gezegd door degene die thuis blijft tegen degene die weggaat) |
iwaibashi-祝い箸 | ronde eetstokjes met dunne uiteinden die men gebruikt bij feestelijke maaltijden |
iwataobi-岩田帯 | een band [doek] die door zwangere vrouwen gedragen wordt rond de buik (vanaf de vijfde maand van de zwangerschap) |
iwatsubame-岩燕 | huiszwaluw (Delichon urbicum) |
iya-いや | (uitroep [zucht] van verbazing, ergernis, bewondering, e.d. |
iya-弥 | extreem; enorm; uiterst; erg |
iyahaya-いやはや | (uitroep) o jee; lieve hemel; goede genade |
iyāmafu-イヤーマフ | oorbeschermer (geluidisolerend) |
iyani-嫌に | vreselijk; buitengewoon; onaangenaam; naar; vervelend |
izai-偉材 | (iem. met) een buitengewoon talent; een genie |
izanau-誘う | uitnodigen; verzoeken; aanbevelen |
izu-出ず | (arch.) naar buiten gaan [komen]; weggaan; vertrekken, etc. |
izu-出づ | naar buiten gaan [komen]; weggaan |
izu-出づ | (opnieuw) verschijnen; opkomen; ontdekt [onthuld] worden; naar buiten komen (fig.) |
izu-出づ | beginnen; ontstaan; voortkomen uit |
izure-何れ | hoe dan ook, wat er ook van zijn mag; uiteindelijk; vroeg of laat |
izutsu-井筒 | een buis [cilinder] van gewapend beton |
ī・tī-イー・ティー | (extraterrestial) buitenaards |
jā-ジャー | pot; kruik |
jabisen-蛇皮線 | sanshin, een traditioneel snaarinstrument uit Okinawa |
jagu-ジャグ | kruik; bierpul |
jain-邪淫 | (boeddh.) overspel; het hebben van een buitenechtelijke relatie |
jairokoputā-ジャイロコプター | gyrokopter; autogiro; molenvliegtuig |
jairopairotto-ジャイロパイロット | (op vliegtuigen en schepen) automatische piloot (een instrument dat automatisch een bepaalde koers aanhoudt) |
jakuon-弱音 | zacht [zwak] geluid |
jāman・shepādo-ジャーマン・シェパード | Duitse herder; herdershond |
janken-じゃん拳 | het steen, papier, schaar spel (gebruikt om te loten of om te bepalen wie er eerst aan de beurt is) |
jashin-邪神 | een kwade godheid; boze geest; duivel |
jibutsu-持仏 | een boeddhistisch beeld dat altijd wordt gedragen of in huis bewaard, als beschermgod |
jidaimono-時代物 | een historisch drama [toneelstuk; kostuumstuk] (uit de Edo periode of daarvoor) |
jidaiokure-時代遅れ | verouderd; uit de tijd |
jidan-示談 | (informele) overeenkomst buiten het gerecht om |
jidandafumu-地団駄踏む | uit woede [frustratie] hard op de grond stampen |
jidori-地鳥 | een vrije uitloop kip (die in Japan aan bepaalde strenge voorwaarden moet voldoen) |
jigami-地神 | voorouderlijke geesten; huisgoden |
jigi-辞儀 | een buiging (maken) |
jihi-自費 | (iemands) kosten; uitgaven |
jika-自火 | een brand in eigen huis; een vuur [brand] die in iemands eigen huis uitbreekt |
jikahatsuden-自家発電 | eigen (thuis) energieopwekking |
jikan-耳管 | buis van Eustachius; eustachiusbuis |
jikka-実家 | ouderlijk huis |
jikkei-実刑 | gevangenisstraf zonder uitstel uitgevoerd; onvoorwaardelijke gevangenisstraf |
jikkeihanketsu-実刑判決 | gevangenisstraf zonder uitstel uitgevoerd; onvoorwaardelijke gevangenisstraf |
jikkensuru-実験する | experimenteren; uitproberen |
jikkō-実行 | toepassing; aanwending; uitvoering; realisering |
jikkōsuru-実行する | toepassen; uitvoeren; volbrengen |
jikkōyaku-実行役 | uitvoerder (van een opdracht) |
jiku-字句 | uitdrukking; bewoording |
jikū-時空 | ruimtetijd |
jikyū-持久 | uithoudingsvermogen; volharding |
jikyūryoku-持久力 | uithoudingsvermogen; doorzettingsvermogen |
jikyūsakumotsu-自給作物 | landbouwproducten voor eigen gebruik |
jikyūsuru-自給する | in zijn eigen onderhoud voorzien; zelfstandig iets uitvoeren; zelfvoorzienend zijn |
jimei-自明 | vanzelfsprekendheid; duidelijkheid |
jimen-字面 | uiterlijk [indruk; impressie] van de vorm [structuur; schrijfstijl] van letters [karakters; kanji] |
jinaki-地鳴き | (buiten de broedtijd) vogelgezang; getjilp (van vogels) |
jinba-人馬 | man [ruiter] en paard |
jingasa-陣笠 | een lid van het Huis van Afgevaardigden dat geen speciale (regerings- of partij)post bekleedt |
jinka-人家 | woning; woonhuis; huis |
jinkō-沈香 | aquilaria (boom); agarhout |
jinpin-人品 | (persoonlijk) voorkomen; uiterlijk; verschijning |
jinshō-人証 | getuigenverklaring |
jintekishōko-人的証拠 | verklaringen van getuigen, deskundigen en betrokkenen |
jinzaihaken-人材派遣 | uitzendwerk; tijdelijk werk |
jinzaihakengyō-人材派遣業 | uitzendbureau |
jinzaisukauto-人材スカウト | headhunten; headhunter; recruiter |
jin'en-人煙 | rook die opstijgt uit huizen |
jin'en-人煙 | menselijke bewoners (te zien door rook uit hun huizen) |
jin'oku-人屋 | woning; woonhuis; huis |
jiomanshī-ジオマンシー | geomatiek (waarzegkunst uitgaande van verschijnselen op aarde) |
jion-字音 | de Sino-Japanse lezing [uitspraak] van een kanji [Chinees karakter] |
jippā-ジッパー | ritssluiting; rits |
jippi-実費 | werkelijke [huidige] kosten [uitgaven]; onkosten |
jirijiri-じりじり | geknetter; gesis; sissend [knetterend] geluid |
jisankin-持参金 | bruidsschat |
jisanninbaraikogitte-持参人払い小切手 | cheque uit te betalen aan toonder |
jisatsu-自殺 | zelfmoord; suïcide; zelfdoding |
jisen-耳栓 | traditionele oorbellen uit de Japanse Jomon periode |
jishaku-字釈 | verklaring [uitleg] van de betekenis van kanji |
jishoku-辞色 | iemands taalgebruik en uiterlijke verschijning [gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking] |
jishōshiki-受賞式 | plechtigheid bij het uitreiken van een prijs; officiële [ceremoniële] prijsuitreiking |
jissen-実践 | (praktische) toepassing; (uit)oefening; het in de praktijk brengen |
jisshi-実施 | uitvoering; toepassing; implementatie |
jisshō-実証 | (in de traditionele Chinese (kruiden)geneeskunde) een constitutie met een fysieke kracht en sterke weerstand tegen ziekte |
jitai-辞退 | het (beleefd) weigeren [afzien} van (een aanbod, uitnodiging, prijs, e.d.) |
jitaku-自宅 | eigen huis; woning in privé [eigen] bezit |
jitakukankin-自宅監禁 | huisarrest |
jitsujō-実状 | de feitelijke [actuele] situatie [toestand]; de huidige stand van zaken; de werkelijkheid |
jizura-字面 | uiterlijk [indruk; impressie] van de vorm [structuur; schrijfstijl] van letters [karakters; kanji] |
jōen-上演 | uitvoering; opvoering |
jōgai-城外 | buiten een kasteel; buiten de kasteelmuren |
jōgai-場外 | buiten een plaats [locatie; zaal; terrein] |
jogai-除外 | uitzondering; uitsluiting |
jogaijōkō-除外条項 | uitsluitingsclausule; uitsluitingsartikel |
jōgo-上戸 | zuipschuit; drankorgel; (zware) drinker |
johō-叙法 | wijze van (schriftelijk) uitdrukken |
jōhō-定法 | een conventie; gebruikelijke methode [manier] |
jōi-攘夷 | afkeer [uitsluiting] van vreemdelingen [buitenlanders] (in Japan m.n. in de Bakumatsu periode, 1853-1868) |
jōin-上院 | de Eerste Kamer; het Hogerhuis; de Senaat |
jōji-畳字 | kanji-idioom (een uitdrukking met meerdere kanji) |
jōjiru-乗じる | gebruik [misbruik] maken van; profiteren; uitbuiten |
jōjūzaga-常住坐臥 | altijd; constant; de hele tijd; dag in dag uit |
jōka-浄化 | zuivering |
jōkasō-浄化槽 | waterzuiveringssysteem; septic tank; septische put |
jōkasuru-浄化する | zuiveren; reinigen |
jōki-浄机 | een opgeruimd bureau |
jokki-ジョッキ | kruik; bierpul |
jokuse-濁世 | (boeddh.) de (bezoedelde) wereld; de stoffelijke [zintuiglijke] wereld |
jōkyaku-乗客 | passagier (in boot, trein, vliegtuig, auto, e.d.) |
jōmu-乗務 | het dienstdoen [werkzaam zijn] als bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
jōmuin-乗務員 | bestuurder van een voertuig (trein, vliegtuig, e.d.) |
jōmukai-常務会 | directiecomité (met als taak het uitvoeren van het door de Raad van Bestuur vastgestelde beleid) |
jōren-常連 | huisvriend |
jōriku-上陸 | aan land komen (uit zee); landing |
jōro-ジョーロ | gieter (tuingereedschap) |
jorōgumo-女郎蜘蛛 | (alleen 絡新婦) spin yōkai, een mythische wezen uit de Japanse folklore |
jōseki-城跡 | ruïne [overblijfselen] van een kasteel |
jōseki-定席 | vaste [reguliere] plek [stoel; plaats; ruimte] |
josetsu-除雪 | het sneeuwruimen |
jōshigun-娘子軍 | leger dat geheel bestond uit (of werd geleid door) vrouwen (tijdens de T'ang periode in de Chin. geschiedenis) |
jōshūsei-常習性 | handeling [drang; neiging] uit gewoonte; recidivisme |
joshuseki-助手席 | (voertuigen) passagiersstoel; passagierplaats (naast de bestuurdersplaats) |
josō-除草 | het onkruid wieden |
josōsuru-除草する | (onkruid) wieden |
josōzai-除草剤 | onkruidverdelger; herbicide |
josuru-除する | verwijderen; elimineren; uitsluiten |
jotai-除隊 | ontslag uit militaire dienst; demobilisatie |
jōtatsu-上達 | vooruitgang; verbetering; ontwikkeling |
jōtatsusuru-上達する | vooruitgaan; (zich) verbeteren [ontwikkelen] |
jōtō-上等 | hoge [uitstekende] kwaliteit; excellentie |
jūaku-十悪 | (boeddh.) tien slechte daden (die gedrag, taalgebruik en instelling omvatten) |
judai-入内 | het betreden van het keizerlijk hof door de bruiloftsstoet van de toekomstige keizerin |
judaku-受諾 | het accepteren [aannemen] (van een uitnodiging, e.d.) |
jūgen-重言 | (taalkunde) tautologie; herhaling binnen een uitdrukking |
jūgun'ianfu-従軍慰安婦 | troostmeisje (als prostituee gebruikte gevangene van de Japanse bezetters in WO II) |
jūgyūzu-十牛図 | Chinese Zen-kalligrafie van 10 ossenhoeders (toegeschreven aan Kakuan; ter verduidelijking van de leer via een vergelijking tussen herders en ossen) |
jūji-十字 | het kruis (-teken) |
jūjigun-十字軍 | kruistocht; kruisvaarder |
jūjihōka-十字砲火 | kruisvuur |
jūjika-十字架 | een (christelijk) kruis; kruisvorm |
jūjiro-十字路 | (weg)kruising; kruispunt |
juju-授受 | geven en nemen; overdracht; overhandiging; uitwisseling |
jūka-住家 | woonhuis |
juka-儒家 | confucianist; confucianistisch huis |
jukusu-熟す | rijpen; rijp worden (fruit, kaas, etc.) |
jukusuru-熟する | rijpen; rijp worden (fruit, kaas, etc.) |
jumokui-樹木医 | boomverzorger (vroeger aanduiding voor boomchirurgie en boomchirurg, heden voor boomkwakzalverij) |
jūmonji-十文字 | kruis |
junanzō-受難像 | kruisbeeld (Christus) |
junbusshitsu-純物質 | zuivere stof (scheikunde) |
jundo-純度 | zuiverheid (van een stof); zuiverheidsgraad |
jungin-純銀 | zuiver zilver; puur zilver |
junkai-巡回 | patrouille; verkenning; rondgang; tour |
junkin-純金 | zuiver goud; puur goud |
junkō-巡行 | (doelgerichte) patrouille [patrouillering] (van stadsdelen of kwartieren e.d.); inspectieronde |
junkōmisairu-巡航ミサイル | kruisraket |
junmō-純毛 | zuivere wol |
junpaku-純白 | zuiver wit; sneeuwwit |
junpō-旬報 | publicatie [rapport; tijdschrift] dat elke 10 dagen wordt uitgebracht; tiendaagse uitgave |
junpū-順風 | gunstige wind; wind die uit de juiste richting komt; wind mee; wind in de rug |
junra-巡邏 | patrouille; ronde |
junshi-巡視 | patrouille; inspectieronde |
junshin-純真 | zuiverheid; puurheid; reinheid; onschuld |
junshinmuku-純真無垢 | zuiver [rein] en onschuldig |
junshoku-殉職 | overlijden tijdens de uitoefening van zijn beroep [dienst] (b.v. brandweer of politie) |
junshoku-純色 | zuivere kleur(en) |
junsui-純水 | zuiver [gezuiverd; gedestilleerd] water |
junsui-純粋 | zuiverheid; puurheid; echtheid |
junyōkan-巡洋艦 | kruiser (marineschip) |
junzen-純然 | puur; zuiver |
junzen-純然 | beslist; uiteraard; volslagen |
jun'ai-純愛 | zuivere [oprechte] liefde |
jūn・buraido-ジューン・ブライド | juni bruid (vrouw die in de maand juni trouwt of trouwde) |
jurōjin-寿老人 | Jurōjin, god van een lang leven (vaak afgebeeld met lange baard en staf), 1 van de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie |
jūrokumiri-十六ミリ | 16mm-film of een camera gebruikmakend van hetzelfde filmformaat |
jūrokumirikamera-十六ミリカメラ | een camera gebruikmakend van het 16 millimeter filmformaat |
jūryōsei-従量制 | betaling naar gebruik (een methode waarbij diensten en voorzieningen in rekening worden gebracht gebaseerd op werkelijk gebruikte gegevens en tijd) |
jūsā-ジューサー | vruchtenpers; fruitpers; sapcentrifuge |
jusei-授精 | bevruchting; bestuiving; inseminatie |
jushinryō-受信料 | kijk- en luistergeld; (tv en radio) abonnementsgeld |
jushōshiki-授賞式 | prijsuitreiking |
jūsu-ジュース | juice; sap |
jūtanbakugeki-絨緞爆撃 | tapijtbombardement (waarbij een groot aantal bommen over een heel gebied worden uitgestrooid, in plaats van bepaalde doelen te raken) |
juyo-授与 | uitreiking; toekenning |
ka-苛 | geïrriteerd (huid); ontstoken |
ka-菓 | (in kanji combinaties) vrucht; fruit |
ka-菓 | wordt samen met telwoord gebruikt om aantal vruchten te tellen |
kaban-下番 | het geen dienst hebben; buiten dienst [functie] zijn |
kabe-壁 | muur; wand; tussenmuur; buitenmuur |
kaburaya-鏑矢 | een pijl waaraan een fluitje is bevestigd (dat geluid maakt als de pijl wordt afgeschoten; werd gebruikt door samoerai in het feodale Japan) |
kaburu-被る | (fotografie) sluieren |
kachū-家中 | binnenshuis |
kadai-過大 | te veel [excessief; buitensporig; extravagant] zijn |
kadenseihin-家電製品 | huishoudelijke (elektrische) apparaten |
kadobi-門火 | vuur dat brand bij de ingang van huizen tijdens het Bon festival, bij begrafenissen of huwelijken |
kadode-門出 | je huis verlaten en op reis gaan |
kadorīru-カドリール | quadrille (authentieke dans, uit 18de eeuw) |
kaenshiki-火焔式 | aardewerk uit het midden van de Jomon-periode met deze decoratie |
kaeri-返り | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaerigake-帰りがけ | (op) weg naar huis; terugweg |
kaerimichi-帰り道 | terugweg; weg naar huis |
kaeriten-返り点 | aantekeningen in Chinese klassieke teksten die de omgekeerde leesvolgorde van de Japanse betekenis duiden |
kaeru-代える | (uit)wisselen |
kaeru-孵る | uitbroeden |
kaeru-帰る | terugkomen; terugkeren; naar huis gaan |
kaeru-換える | (om)ruilen; (ver)wisselen |
kaeru-替える | ruilen; (in)wisselen |
kaesu-孵す | uitbroeden |
kaette-却って | des te meer [beter; slechter]; juist daarom; als reactie daarop |
kafe-カフェ | café; koffiehuis; tearoom |
kafuku-下腹 | de (onder)buik |
kafun-花粉 | stuifmeel; pollen |
kāfusukin-カーフスキン | kalfsleer; kalfshuid |
kaga-夏芽 | zomerknoppen (bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen) |
kagameru-屈める | buigen; bukken; een buiging maken |
kagamimochi-鏡餅 | rijstcakes in de vorm van een spiegel (gebruikt als nieuwjaarsdecoratie) |
kageki-過激 | extreem [overdadig; buitensporig] zijn |
kagemusha-影武者 | iemand (het brein, de feitelijke leider) die achter de schermen werkt en anderen als marionetten bespeelt of gebruikt |
kagen-加減 | aanpassing; verbetering; matiging; de juiste hoeveelheid gebruiken (b.v. van kruiden) |
kagiri-限り | limiet; laatste [hoogste] punt; bovengrens; uiterste |
kagitabako-嗅ぎ煙草 | snuiftabak |
kagiwakeru-嗅ぎ分ける | verschillende geuren onderscheiden (door ruiken) |
kago-歌語 | woorden of uitdrukkingen die hoofdzakelijk in traditionele (Japanse) poëzie worden gebruikt; poëtische woorden |
kagonuke-籠抜け | een acrobatische act uit de Edo-periode |
kagu-嗅ぐ | ruiken; snuffelen; snuiven |
kagu-家具 | huisraad; meubilair; meubels |
kahan-過般 | zojuist; onlangs; recent; een tijdje geleden |
kahen-佳編 | uitmuntend [uitstekend] werk(stuk) (literatuur e.d.) |
kahō-家法 | huisregels; regels die binnen een familie gelden |
kai-魁 | het vooruit lopen op anderen; initiatiefneming; baanbrekend werk |
kaidashi-買い出し | het boodschappen gaan doen; uitgaan om boodschappen [inkopen] te doen |
kaien-開園 | de opening (van een dierentuin; park; botanische tuin, etc.) |
kaifukujutsu-開腹術 | laparatomie (buikoperatie) |
kaigai-海外 | het buitenland; overzeese gebieden [landen] |
kaigaishinshutsu-海外進出 | handel expansie [uitbreiding] overzee; uitbreiding van handel naar het buitenland |
kaigaramushi-貝殻虫 | schildluis (Hemiptera) |
kaigoiryōin-介護医療院 | verpleeghuis; verzorgingshuis |
kaigorōjinhokenshisetsu-介護老人保健施設 | bejaardentehuis; bejaardenhuis |
kaigosābisu-介護サービス | verpleegkundige dienst; verpleegkundige thuiszorg |
kaihan-改版 | revisie; herziene uitgave; nieuwe druk |
kaihei-開閉 | het openen en sluiten |
kaihi-回避 | vermijding; uitwijking; ontwijking |
kaihi-回避 | (jur.) onthouding; ontwijking (in de uitoefening van gerechtelijke plichten en taken van een rechter of griffier vanwege persoonlijke redenen) |
kaihyō-開票 | het tellen van de (uitgebrachte) stemmen |
kaijō-会場 | ontmoetingsruimte; vergaderzaal; evenementenruimt |
kaijō-開錠 | ontgrendeling; ontsluiting |
kaika-開花 | het ontluiken [tot bloei komen] van bloemen |
kaikan-会館 | hal; zaal; ontmoetingsruimte |
kaikō-改稿 | een herschrijving [bewerking; revisie; herziene uitgave] van een manuscript |
kaikō-開港 | de opening [ingebruikneming] van een haven |
kaikomu-掻い込む | (vloeistof) opscheppen [ergens uitscheppen] |
kaimei-晦冥 | duisternis |
kaimei-解明 | verduidelijking; opheldering; uitleg |
kaimeisuru-解明する | ophelderen; verduidelijken; uitleggen |
kain-下院 | de Tweede Kamer; het Lagerhuis; het Huis van Afgevaardigden |
kaineko-飼い猫 | huiskat; tamme kat |
kainin-解任 | ontslag; ontheffing uit een functie |
kainushi-飼い主 | eigenaar [baasje] van een huisdier |
kaion-快音 | een specifiek [herkenbaar] geluid (zoals van een honkbakslag of een brullende motor) |
kairanban-回覧板 | een mededelingenbord [circulaire; bulletin] (in Japan gebruikt door buurtverenigingen als communicatiemiddel binnen de gemeenschap) |
kairo-回路 | stroomcircuit; stroombaan (elektriciteit) |
kairyō-改良 | verbetering; vooruitgang; herziening; vernieuwing |
kaisan-解散 | ontbinding; het opbreken; afbreken; uiteengaan; ontbinden (van een vergadering etc.) |
kaisanbutsu-海産物 | voedsel uit de zee (zeevruchten, zeewier e.d.) |
kaisetsu-解説 | commentaar; uitleg; verklaring |
kaishakusuru-解釈する | interpreteren; verklaren; uitleggen |
kaishin-回診 | doktersronde (in een ziekenhuis) |
kaishō-快勝 | makkelijke [dikke; ruime] overwinning |
kaishōsuru-解消する | oplossen; opgelost worden; annuleren; ontbinden; uiteenvallen |
kaitaisuru-解体する | ontmantelen; ontleden; demonteren; uit elkaar halen |
kaitei-改訂 | (m.b.t. uitgaven, publicaties, etc.) herziening; wijziging |
kaiten-回天 | bemande (kamikaze) torpedo in gebruik bij de Japanse Marine tijdens de 2de wereldoorlog |
kaitouranma-快刀乱麻 | (vakkundige) besluitvaardigheid |
kaiwaredaikon-貝割れ大根 | de scheuten [spruiten] van (witte) radijs |
kaizen-改善 | verbetering; vooruitgang; verandering ten goede |
kaizeruhige-カイゼル髭 | een snor met omhoog gekrulde punten zoals die van de Duitse Keizer Wilhelm II |
kaizō-改造 | reconstructie; aanpassing (van voertuigen, machines e.d.) |
kaizoe-介添え | helper; hulp; assistent; secondant; bruidsmeisje; bruidsjonker |
kaizokuban-海賊版 | illegale [geplagieerde] uitgave [kopie]; piratenuitgave |
kaji-家事 | huishoudelijke zaken [taken] |
kajin-家人 | iem. die binnenshuis blijft (met name de echtgenote en de hulp); familielid |
kajitsu-花実 | bloemen en vruchten [fruit] |
kajōryūdōsei-過剰流動性 | bovenmatige liquiditeit |
kaju-果樹 | fruitboom |
kajū-果汁 | vruchtensap; fruitsap |
kakaadenka-嬶天下 | gezin [huishouden] waar de vrouw de baas is |
kakeawaseru-掛け合わせる | kruisen (planten en dieren) |
kakebanareru-掛け離れる | ver verwijderd raken [worden]; uit elkaar raken [groeien] |
kakegoe-掛け声 | (aanmoedigings) kreet; schreeuw (b.v. uit publiek in theater) |
kakehi-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kakei-佳景 | mooi landschap; mooi uitzicht |
kakei-家計 | gezinsbudget; inkomsten en uitgaven een gezin |
kakei-筧 | open waterleiding; waterbuis (van hout of bamboe) |
kakejaya-掛け茶屋 | (eenvoudig) theehuis [café] langs de weg of in een park |
kakekomu-駆け込む | schuilen; bescherming zoeken |
kakekotoba-掛け詞 | een woordspeling; dubbelzinnigheid; woorden met dezelfde uitspraak maar verschillende betekenissen |
kakeru-掛ける | (iets) gebruiken; toepassen; veroorzaken |
kaketsukeru-駆けつける | ergens haastig heen gaan [heensnellen]; uitrukken met spoed (van politie, brandweer, ambulance e.d.) |
kakiarawasu-書き表す | beschrijven; opschrijven; schriftelijk onder woorden brengen [uitdrukken] |
kakidasu-書き出す | beginnen te schrijven; uitschrijven; exporteren (computerbestand) |
kakiiro-柿色 | perzikkleur; geelbruin; roodbruin |
kakikesu-掻き消す | uitvegen; uitwissen; overstemmen (geluid) |
kakikomibashi-かき込み箸 | eetstokjes gebruikt om (met de kom tegen de mond gedrukt) eten in de mond te schuiven [lepelen] (onjuist gebruik van eetstokjes) |
kakinokeru-掻き退ける | opzijschuiven; opzij duwen |
kakiotosu-書き落とす | bij het schrijven iets (per abuis) weglaten [overslaan] |
kakitori-書き取り | het dicteren [dictaat opnemen]; transcriberen; uitschrijven |
kakitsukusu-書き尽くす | voluit schrijven; alles opschrijven [beschrijven] |
kakko-各戸 | (lett. elke deur) elk huis |
kakkōtsukeru-格好つける | zich uitsloven; stoer doen |
kakkūki-滑空機 | zweefvliegtuig |
kakō-下降 | daling; afgang; val; duik; neergang |
kakoi-囲い | insluiting; afzondering |
kakōsuru-下降する | (af)dalen; naar beneden gaan; zinken; vallen; duiken |
kaku-拡 | (in kanji combinaties) vergroting; uitbreiding |
kaku-確 | juist; correct; feitelijk |
kakuchi-客地 | reisbestemming; buitenland |
kakuchō-拡張 | expansie; uitbreiding; verlenging; vergroting |
kakudai-拡大 | uitbreiding; vermeerdering; (uit)vergroting |
kakudaisuru-拡大する | (uit)vergroten; inzoomen |
kakujikken-核実験 | (het uitvoeren van) kernproeven |
kakujū-拡充 | uitbreiding [expansie; vergroting] (van een werkplek, productielijn, e.d.) |
kakumau-匿う | iemand onderdak [een schuilplaats] bieden; herbergen |
kakunōko-格納庫 | hangaar; vliegtuigloods |
kakurega-隠れ家 | schuilplaats; toevluchtsoord; verstopplaats |
kakuseiki-拡声器 | megafoon; luidspreker |
kakushi-客死 | het sterven op reis [tijdens verblijf in het buitenland] |
kakushidokoro-隠し所 | geheime bergplaats; schuilplaats; verstopplek |
kakushin-確信 | overtuiging; vertrouwen; vast geloof |
kakushu-鶴首 | het uitkijken naar (iets leuks); tegemoet zien; verlangend afwachten |
kakutan-喀痰 | sputum; slijm; fluim; spuwsel |
kakutaru-確たる | eker; vaststaand; duidelijk; overtuigend |
kakutei-確定 | besluit; beslissing; bepaling; vastlegging; vaststelling |
kakuteikyūfugatanenkin-確定給付型年金 | pensioen met vaste uitkeringen |
kakuteisuru-確定する | besloten [bepaald; vastgesteld] worden; besluiten; vastleggen; ratificeren |
kakutoku-獲得 | acquisitie; aankoop; verwerving; verkrijging |
kakuzatō-角砂糖 | suikerklontje; klontjessuiker |
kakyō-華僑 | een Chinees die buiten China woont; een overzeese Chinees |
kamabisushii-囂しい | luid; luidruchtig; rumoerig |
kamadashi-窯出し | het uitladen (van een pottenbakkersoven) |
kamado-竈 | traditioneel Japans fornuis [kooktoestel] (gestookt op hout of houtskool) |
kamawanai-構わない | niets uitmaken; niet (kunnen) schelen |
kamei-仮名 | alias; pseudoniem; nom de plume; schuilnaam |
kameo-カメオ | camee (iin reliëf uitgesneden steen) |
kamibana-紙花 | papieren bloem (vaak gebruikt bij begrafenissen) |
kamigata-上方 | (Meiji periode) aanduiding voor de stad Kyoto |
kamiire-紙入れ | portefeuille |
kaminidankatsuyō-上二段活用 | vervoeging [verbuiging] van de tweede groep (nidan) werkwoorden |
kamioroshi-神降ろし | de uitnodiging [aanroeping] aan een god om naar een heiligdom te komen |
kamioroshi-神降ろし | aanroeping (in een shinto heiligdom) van een medium aan een god om (tijdelijk) bezit van haar te nemen om voorspellende uitspraken te kunnen doen |
kamisabiru-神さびる | indrukwekkend [eerbiedwaardig; prachtig] zijn [eruit zien] |
kamisabiru-神さびる | oud [antiek] worden; er oud uitzien |
kamisan-上さん | huisbazin |
kamitabako-噛み煙草 | pruimtabak; kauwtabak |
kamite-上手 | de linkerkant van het toneel [podium] (vanuit het podium gezien) |
kamitsuku-噛み付く | iem. afsnauwen [aanvallen]; uitvaren tegen iemand |
kamiyashiki-上屋敷 | herenhuis van een daimyo (in de Edo-periode) |
kamoi-鴨居 | latei; bovenbalk (voor schuifdeuren) |
kamoji-髢 | (arch.) ander woord voor haar (gebruikt door vrouwen) |
kamonanban-鴨南蛮 | een Japans gerecht van soep met soba of udon noedels, eendenvlees, en uien |
kamu-噛む | iem. uitschelden [berispen] |
kamu-擤む | snuiten |
kan-管 | buis; pijp |
kan-管 | een woord om voorwerpen zoals fluiten en penselen te tellen |
kan-間 | tussenruimte; interval; (tijdsaanduiding) |
kanagashira-金頭 | Lepidotrigla microptera (een straalvinnige vissensoort uit de familie van ponen) |
kanagurisuteru-かなぐり捨てる | van zich afwerpen; weggooien; opzij schuiven; achterlaten; afdanken |
kanakana-かなかな | avondcicade (naar het geluid dat die maakt) |
kanakirigoe-金切り声 | schelle stem; doordringende schreeuw [kreet; uitroep] |
kanakugi-金釘 | lelijk [onduidelijk] handschrift (afkorting voor kanakugiryū) |
kanakuso-金屎 | (metaal)slak; sintel; onzuiverheden in gesmolten metaal |
kanamono-金物 | metalen gebruiksvoorwerpen; ijzerwaren; metalen beslag |
kanau-適う | wensen [dromen] komen uit [worden vervuld] |
kanazōshi-仮名草子 | Japans literair proza (uit de vroege Edo-periode), vrijwel geheel geschreven in kana |
kanba-悍馬 | een onstuimig [onhandelbaar; weerbarstig] paard |
kanbai-寒梅 | vroegbloeiende pruimenboom |
kanban-看板 | aanplakbord; uithangbord; reclamebord |
kanban-看板 | uiterlijk; aanzicht; buitenkant |
kanban-看板 | het sluiten (van een winkel, restaurant, e.d.); sluitingstijd |
kanbandaore-看板倒れ | schijngoed; oppervlakkig; iets dat minder goed is dan verwacht; iets dat mooi is aan de buitenkant maar zonder inhoud |
kanben-冠冕 | aanduiding voor de officiële taken van overheidsambtenaren |
kanboku-灌木 | struik; heester |
kanbun-漢文 | een Japanse tekst die uitsluitend uit kanji (Chinese karakters) bestaat |
kānēshon-カーネーション | Tuinanjer (Dianthus caryophyllus) |
kangaedasu-考え出す | uitvinden; bedenken |
kangaetsuku-考えつく | bedenken; uitdenken; verzinnen |
kangeki-間隙 | gat; tussenruimte; opening; spleet; breuk(lijn) |
kangen-換言 | met ander woorden (zeggen); anders uitgedrukt |
kango-漢語 | van oorsprong Chinees woord [Chinese uitdrukking] in het Japans |
kangoku-監獄 | (heden) huis van bewaring (voor kort verblijf en soms tijdelijk verblijf voor gedetineerden die op overplaatsing wachten) |
kanjin-閑人 | iemand die veel vrije tijd [niets te doen] heeft; een luilak |
kanjōdakai-勘定高い | berekenend; uitgerekend; uitgekookt; geldbelust |
kanka-干戈 | wapens; wapenuitrusting (m.n. speer en schild) |
kanka-看過 | veronachtzaming; toegevendheid; oogluiking |
kankaku-感覚 | gevoel; tast (zintuig) |
kankaku-間隔 | tussenruimte; interval; spatie (in tekst) |
kankan-感官 | zintuig |
kankasuru-看過する | iets over het hoofd zien; toleren; door de vingers zien; oogluikend toestaan |
kankō-刊行 | publicatie; uitgave; editie |
kankō-寛厚 | ruimdenkendheid; vrijgevigheid; gulheid |
kankō-慣行 | gebruik; gewoonte; traditie |
kankō-緩行 | traag tempo; lage snelheid; langzame vooruitgang |
kankoku-韓国 | Zuid-Korea |
kankonsōsai-冠婚葬祭 | belangrijke ceremoniële gelegenheden in het leven (zoals bruiloften, begrafenissen en andere rituelen) |
kankyōosen-環境汚染 | milieuvervuiling; milieuverontreiniging |
kannō-官能 | zintuiglijkheid; sensualiteit |
kanōdōshi-可能動詞 | (taalkunde) werkwoord dat de potentialis uitdrukt (zoals kunnen) |
kanokomadara-鹿の子斑 | witgevlekt patroon (witte vlekken op een bruine achtergrond, zoals bij een hert) |
kanpan-乾パン | scheepsbeschuit; scheepskaak |
kanpi-官費 | overheidsuitgaven; staatsfondsen |
kanpōyaku-漢方薬 | Chinese kruidengeneeskunde |
kanpū-完封 | blokkade; obstructie; blokkering; afsluiting |
kanroni-甘露煮 | (met mirin, suiker of honing) gezoete gekookte vis |
kansai-甘菜 | (andere benaming voor) suikerbiet |
kansaiki-艦載機 | marinevliegtuig; vliegdek(schip) vliegtuig |
kansei-歓声 | uitroep van blijdschap [waardering e.d.]; vreugdekreet; gejuich |
kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
kansō-完走 | (bij een hardlooprace) het afleggen van de gehele afstand (van startplaats tot finish); een race helemaal uitlopen |
kansō-観相 | fysionomie; iemands gezicht of uiterlijk beschouwd als spiegel van zijn aard en karakter |
kansōshitsu-乾燥室 | droogkamer; droogruimte |
kansōsuru- 乾燥する | drogen; opdrogen; uitdrogen; ontwateren |
kantan-感嘆 | (uitroepen van) bewondering [aanmoediging] |
kantanfu-感嘆符 | uitroepteken |
kanyū-加入 | toetreding; aansluiting; lidmaatschap; inschrijving |
kanyūsuru-加入する | toetreden; zich aansluiten; lid worden |
kan'yō-寛容 | tolerantie; verdraagzaamheid; ruimdenkendheid |
kan'yō-慣用 | algemeen [gewoon] gebruik |
kan'yū-勧誘 | uitnodiging; overreding; aansporing; colportage |
kao-顔 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking |
kaodachi-顔立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
kaoiro-顔色 | gezichtsuitdrukking |
kaokatachi-顔形 | uiterlijk; gezichtskenmerken; gelaatstrekken; gelaatsuitdrukking |
kaoku-家屋 | huis; gebouw; woning; pand |
kaosu-カオス | chaos; wanorde; puinhoop |
kaotsuki-顔つき | gelaatstrekken; gezicht; gezichtsuitdrukking; uiterlijk |
kappa-河童 | (lett. rivierkind) een (aap-kikkerachtig) watermonster uit de Japanse mythologie, met een met vocht gevulde holte op het hoofd waar hij kracht uit put |
karabiru-乾びる | uitdrogen |
karaguruma-空車 | lege [onbezette] taxi; vrije zitplaatsen (in voertuig) |
karai-辛い | (smaak) pittig; kruidig; scherp; zoutig |
karakami-唐紙 | Chinees papier met patronen erop gedrukt (in de Heian periode gebruikt als schrijfpapier, en later voor het bedekken van fusuma (schuifdeuren)) |
karakami-唐紙 | fusuma (schuifdeuren), bedekt met Chinees papier |
karakami-唐紙 | kleurcombinatie in een kledingstuk (wit aan de buitenzIjde, geel aan de binnenzijde) |
karamitsuku-絡みつく | (om)strengelen; omvatten; omsluiten |
karaniwa-からには | doordat; aangezien; (juist) omdat |
karasugane-烏金 | geld uitgeleend voor één etmaal; lening die direct de volgende ochtend moet worden terugbetaald (lett. kraaien-geld; kraaien krijsen bij zonsopgang) |
karatto-カラット | karaat (eenheid die de zuiverheid van goud en edelstenen aangeeft) |
kare-彼 | hij of zij; die persoon (tot aan Meiji tijdperk gebruikt); u; jij (arch.); dat (arch.) |
karesansui-枯山水 | een droge landschapstuin (waar zand en grind een vijver met water nabootst) |
karidasu-駆り出す | verdrijven; verjagen; uitjagen |
karigane-雁が音 | roep [geluid] van een wilde gans |
karubi-カルビ | kalbi [galbi} vleesgerecht met runderrib (uit de Koreaanse keuken in Japan) |
karubunkeru-カルブンケル | karbonkel; steenpuist; negenoog |
karuhazumi-軽はずみ | onbesuisdheid; onvoorzichtigheid |
karusan-カルサン | soort pofbroek (uit de Edoperiode) |
kāsa-カーサ | huis |
kasago-笠子 | Sebastiscus marmoratus (vissoort uit de familie van schorpioenvissen) |
kasaikyū-火砕丘 | pyroclastische kegel' scoria-kegel; sintelkegel (door een vulkaan uitgeworpen puin) |
kasakasa-かさかさ | (onomatopee) ritselend (geluid) |
kasakasa-かさかさ | (onomatopee) droog; uitgedroogd |
kasaku-佳作 | goed [uitmuntend; uitstekend] werk [stuk; werkstuk] |
kasanebashi-重ね箸 | eetstokjes waarmee men één gerecht achterelkaar opeet zonder af te wisselen met andere gerechten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
kasei-家政 | huishouding |
kasei-歌聖 | vooraanstaande [uitstekende; beroemde] dichter; meesterdichter |
kaseifu-家政婦 | huishoudster |
kaseigaku-家政学 | huishoudkunde; gezins- en consumentenwetenschap |
kasen-歌仙 | uitstekende uitmuntende] dichter; meesterdichter (van klassiek Japanse poëzie) |
kasen-歌仙 | een vorm van renga [haikai], bestaande uit 36 afwisselend lange en korte gedichten |
kasha-仮借 | een fonetisch leenteken (gebruikt om een ander woord te maken, zonder rekening te houden met het semantische aspect ervan) |
kashidashi-貸し出し | uitlening |
kashidashikinsendaka-貸し出し金銭高 | het volledige bedrag uitgeleend aan een individu of instantie door een bank |
kashigamashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashihon-貸本 | uitleen boeken of tijdschriften |
kashikata-貸し方 | wijze van (uit)lening |
kashikinko-貸金庫 | safeloket; kluis(je) |
kashimashii-囂しい | luidruchtig; lawaaiig |
kashinushi-貸し主 | geldschieter; verhuurder; huisbaas |
kashisu-カシス | zwarte bes (struik, vrucht of likeur) |
kashite-貸し手 | geldschieter; verhuurder; huisbaas |
kashiya-貸家 | het verhuren van een huis; verhuurd huis; huurhuis |
kasho-佳所 | plaats [plek] met goed uitzicht |
kashō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Tendai boeddhisme) |
kashō-和尚 | benaming voor een courtisane uit de hogere klasse |
kashō-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
kashoku-家職 | een familielid (van samoerai, van adel, of van een rijke familie), dat verantwoordelijk is voor huishoudelijke zaken |
kasō-家相 | de (gunstige of ongunstige) ligging, windrichting, plattegrond, etc. van een huis (in verband gebracht met geluk of pech) |
kasokeshi-幽けし | (arch.) vaag; zwak; bleek; onduidelijk |
kasōkūkan-仮想空間 | (computer) virtuele ruimte; cyberspace |
kassai-喝采 | gejuich; applaus; ovatie |
kasshoku-褐色 | bruin; bruine kleur |
kassō-滑走 | het glijden; schuiven; schaatsen; sleeën |
kassō-滑走 | het taxiën (van een vliegtuig |
kasu-滓 | minderwaardig [waardeloos] overschot [restant]; rotzooi; uitschot; waardeloze mensen |
kasu-貸す | lenen (aan); uitlenen |
kasudasu-貸し出す | uitlenen; verhuren |
kasuka-微か | vaag; wazig; onduidelijk |
kasukani-微かに | vaag(jes); ietwat; wazig; onduidelijk; subtiel |
kasumeru-掠める | misleiden; bedriegen; om de tuin leiden; (iets) stiekem doen |
kasuru-嫁する | trouwen; huwen; uitgehuwelijkt worden |
kasutamu-カスタム | gewoonte; gebruik |
kasutera-カステラ | castella (honing-biscuitcake) |
katai-固い | star; rigide; onbuigzaam (fig.) |
katakuchi-片口 | kom met een tuitje in de rand |
katakuna-頑な | koppig; onbuigzaam; stug; taai |
katakurushii-堅苦しい | stijf; ongemakkelijk; formeel; gespannen; onbuigzaam; streng |
katakushinnyū-家宅侵入 | huisvredebreuk |
katakusōsaku-家宅捜索 | (officiële term voor) huiszoeking door de politie |
katamari-塊 | kluit (aarde); brok; homp (vlees) |
katami-肩身 | aanzien; prestige; houding; uiterlijk (hoe men zich aan anderen laat zien of voordoet) |
katamiwake-形見分け | het verdelen [uitdelen] van aandenkens (aan een overledene) |
katanagare-片流れ | één kant van een schuin dak (van de hoofdnok tot de dakrand) |
katanarashi-肩慣らし | het iets uitproberen; oefeningen vooraf |
katarogu・shoppingu-カタログ・ショッピング | producten uitzoeken en kopen via een catalogus |
kataru-語る | tonen; laten zien; duiden |
katasaki-肩先 | topje [punt; uiteinde] van de schouder (begin van de bovenarm) |
katashiki-型式 | type; model (vliegtuig, auto, machine, e.d.) |
katatsumuri-蝸牛 | (huisjes)slak |
katayaburi-型破り | niet conform aan [afwijkend van] de conventie (van vorm, stijl, e.d.); ongewoon; ongebruikelijk; excentriek |
katazukeru-片付ける | opruimen; afruimen; afmaken |
katazuku-片付く | geordend [opgeruimd] zijn |
katei-家庭 | gezin; huishouden; huisgezin |
kateigi-家庭着 | makkelijk zittende kleding voor thuis |
kateikyōshi-家庭教師 | privéleraar; huisonderwijzer |
kateinaibōryoku-家庭内暴力 | huiselijk geweld |
kateiran-家庭欄 | (in krant of tijdschrift) sectie met artikelen over familiezaken (zoals huishouden, tuinieren, kinderopvang, etc.) |
katen-加点 | toevoeging van lettertekens of schriftsymbolen in een tekst (ter aanduiding van bevestiging of instemming) |
katō-過当 | buitensporig [overdreven; onredelijk; excessief; exorbitant] zijn |
katsu-喝 | (zen boeddhisme) uitroep om iemand uit een spirituele impasse [fixatie] te halen |
katsuraku-滑落 | het uitglijden [afglijden] (van een helling, e.d.) |
katsurakusuru-滑落する | uitglijden; afglijden (van een helling, e.d.) |
katsuro-活路 | overlevingsstrategie; ontsnappingswijze; uitweg (uit moeilijkheden, impasse, e.d.) |
katsuyō-活用 | praktisch gebruik; toepassing; benutting |
katsuyōgobi-活用語尾 | (grammatica) verbuigingsuitgang; vervoegingsuitgang |
kattan-褐炭 | bruinkool; ligniet |
katte-勝手 | handelwijze; weten hoe zich te gedragen; iets gebruiken naar eigen inzicht |
kattingu-カッティング | (uit)snijden; knippen; het aanbrengen van groeven in langspeelplaat |
kattobakku-カットバック | bezuiniging; vermindering; inkrimping |
kaun-家運 | fortuin [bezit; rijkdom; lot] van een familie |
kaunto-カウント | het uittellen (van een bokser) |
kauntoauto-カウントアウト | uittellen (bij boksen) |
kawa-皮 | vel; huid; leer; schil |
kawa-革 | leer; dierenhuid |
kawaita-乾いた | schril; scherp (geluid, e.d.) |
kawakasu-乾かす | drogen; opdrogen; uitdrogen |
kawaoto-川音 | het geruis [gekabbel] van een rivier; geluid van stromend (rivier) water |
kawaridane-変わり種 | iets nieuws; variëteit; kruising |
kawarihateru-変わり果てる | geheel (in het nadeel) veranderd zijn; achteruit gegaan [verlopen] zijn |
kawaru-換わる | (om)geruild [gewisseld; verwisseld] worden |
kawaru-替わる | geruild [(in)gewisseld] worden |
kawatarō-河太郎 | (lett. rivierkind) een (aap-kikkerachtig) watermonster uit de Japanse mythologie, met een met vocht gevulde holte op het hoofd waar hij kracht uit put |
kawaya-厠 | huis(je) aan [over] het water |
kawaya-厠 | gemakhuisje; buiten-wc; privaathuisje |
kayaku-加薬 | kruiden; specerijen; additiva (vaak bijgevoegd bij instantvoedsel) |
kayaku-火薬 | buskruit |
kayoiji-通い路 | route naar het huis van een geliefde |
kayou-通う | elkaar begrijpen; overbrengen [uitdrukken; mededelen] (van een gedachte, e.d.) |
kayou-通う | (elkaar) kruisen; doorkruisen |
kazaridana-飾り棚 | uitstal plank |
kazaritateru-飾り立てる | uitvoerig [opzichtig] decoreren [versieren]; uitdossen; opdoffen |
kazashio-風潮 | getijde waarbij het waterpeil van de zee stijgt als gevolg van harde wind vanuit de zee richting het land |
kazō-加増 | toename; uitbreiding (van toelage, bezit, domein, e.d.) |
kazunoko-数の子 | haringkuit; haring eitjes |
kazura-鬘 | pruik; haarstukje; haarversiering |
keana-毛穴 | (huid) porie |
keba-毛羽 | dons; pluis |
kebin-ケビン | kajuit; hut (op een schip) |
kebin-ケビン | cabine (in een vliegtuig) |
keburu-煙る | rook afgeven [uitstoten]; roken (van vuur) |
kechi-けち | zuinigheid; gierigheid; krenterigheid; spaarzaamheid |
kedarui-気怠い | lui; lusteloos |
kegawa-毛皮 | huid; vel; vacht; bont |
kegawari-毛替り | rui; het verharen |
kegawarisuru-毛替りする | verharen; ruien |
kei-卿 | (arch.) jij (gebruikt door een heer of vorst tegen zijn vazallen) |
keibi-軽微 | geringe mate; onbeduidendheid |
keichitsu-啓蟄 | het ontwaken der insecten; de dag dat insecten na de winter uit de grond komen (ca. 6 maart) |
keigai-境外 | buiten het grensgebied |
keigo-敬語 | beleefd taalgebruik; eerbiedige uitdrukkingen |
keigu-敬具 | Hoogachtend (formele standaarduitdrukking om een brief af te sluiten) |
keihi-桂皮 | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
keijidōsha-軽自動車 | kleine [compacte] auto; licht voertuig; minicar |
keijō-形状 | vorm; structuur; uiterlijke kenmerken |
keijō-経常 | gewoon [normaal; regulier; actueel; huidig] zijn |
keijōrieki-経常利益 | reguliere [terugkerende] winsten (voortvloeiend uit de gewone bedrijfsactiviteiten van een onderneming) |
keikan-挂冠 | ontslagname [aftreden] uit een overheidsfunctie [ambt] |
keikan-景観 | mooi landschap [uitzicht]; schilderachtige plek |
keikodai-稽古台 | trainingsruimte; oefenruimte (met houten vloer) |
keikōhosuieki-経口補水液 | orale rehydratieoplossing (tegen uitdroging) |
keikyomōdō-軽挙妄動 | overhaaste [onbesuisde; onbezonnen] actie |
keira-警邏 | (politie) patrouille; (inspectie)ronde |
keirasuru-警邏する | patrouilleren |
keiren-痙攣 | stuiptrekking; spasme; kramp |
keisai-荊妻 | (nederig taalgebruik t.o.v. een hoger geplaatste) mijn (eigen) vrouw |
keisanshaku-計算尺 | rekenliniaal; schuifmaat |
keisei-形勢 | situatie; stand van zaken; ontwikkelingen; vooruitzichten |
keisenfuhyō-係船浮標 | meerboei; tuiboei (scheepvaart) |
keishiki-形式 | de vorm; gedaante; het uiterlijk |
keishikibi-形式美 | schoonheid van vorm; uiterlijke schoonheid |
keishikiteki-形式的 | formeel; uiterlijk; oppervlakkig |
keishō-形勝 | voordelige positie; gunstige ligging; geschikt uitkijkpunt |
keisotsu-軽率 | onvoorzichtigheid; lichtvaardigheid; onbesuisdheid |
keiteki-警笛 | alarmfluit; (ge)toeter; (mist)hoorn |
keiyakusuru-契約する | contracteren; een contract afsluiten |
keiyōdōshi-形容動詞 | zelfstandig gebruikt bijvoeglijk naamwoord; Japans na-adjectief |
keizaidantairengōkai-経済団体連合会 | Nippon Keidanren, een Japanse organisatie die tot doel heeft de economische groei in en buiten Japan duurzaam te stimuleren |
kejirami-毛虱 | schaamluis; platluis (Pthirus pubis) |
kekka-結果 | gevolg; resultaat; uitkomst |
kekkōchi-血糖値 | bloedsuikergehalte; bloedsuikerspiegel |
kekkonkinenbi-結婚記念日 | (de verjaardag van een bruiloft) trouwdag; huwelijksdag; bruiloftsdag |
kekkonshiki-結婚式 | huwelijk; huwelijksceremonie; bruiloft |
kekku-結句 | uiteindelijk; tenslotte |
kekkyoku-結局 | uiteindelijk; op den duur; tenslotte |
kekorobasu-蹴転ばす | neerschoppen; onderuit schoppen |
kemudashi-煙出し | raam(werk) om rook naar buiten weg te voeren |
kemuridashi-煙出し | raam(werk) om rook naar buiten weg te voeren |
kemuru-煙る | rook afgeven [uitstoten]; roken (van vuur) |
ken-間 | telwoord voor de ruimte tussen pilaren in de Japanse architectuur |
kēna-ケーナ | quena (de traditionele fluit van de Andes) |
kenchi-硯池 | inktputje; uitholling [holte] in een inktsteen (waar de inkt in gaat) |
kenchō-県庁 | overheidskantoor van de prefectuur; provinciehuis |
kenga-懸架 | ophanging; vering (in een voertuig) |
kengai-圏外 | buiten bereik [ontvangstgebied] |
kengai-圏外 | buiten de vergunning [restricties; beperkingen] |
kengai-県外 | buiten het rechtsgebied van een prefectuur |
kengai-遣外 | uitgezonden worden naar het buitenland |
kengyū-牽牛 | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
kengyūsei-牽牛星 | Altair (alpha Aquilae, de helderste ster in het sterrenbeeld Arend) |
kenjin-県人 | iemand die afkomstig uit een bepaalde prefectuur; inwoner van een bepaalde prefectuur |
kenjinkai-県人会 | prefectuur-vereniging; vereniging [bijeenkomst] van mensen die uit dezelfde prefectuur afkomstig zijn |
kenjōgo-謙譲語 | eerbiedig [nederig] taalgebruik |
kenkei-賢兄 | beleefde aanspreekvorm gebruikt door mannen voor hun leeftijdsgenoten, in brieven, e.d.) beste broer |
kenkon-乾坤 | (windrichtingen) noordwesten en zuidwesten |
kenkon-乾坤 | iets dat uit twee delen bestaat, m.n. boekwerken |
kenkyūshitsu-研究室 | laboratorium; onderzoeksruimte; congreszaal; kantoor van een professor |
kenmei-懸命 | ijver; toewijding; grote inspanning; je uiterste best |
kenmu-兼務 | het twee functies tegelijkertijd bekleden; twee taken [opdrachten] tegelijk uitvoeren |
kennawa-間縄 | een touw dat wordt gebruikt om de plantafstand te markeren bij het zaaien of planten van zaailingen |
kennawa-間縄 | een touw dat wordt gebruikt voor landmetingen |
kenninjigaki-建仁寺垣 | omheining van bamboe (zoals voor het eerst gebruikt bij de Kenninji-tempel) |
kenpai-献杯 | het een toost uitbrengen; proosten |
kensha-検車 | autokeuring; automobielinspectie; voertuiginspectie |
kenso-険阻 | steil [ruig] zijn |
kenso-険阻 | steil [ruig] terrein [stuk grond] |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om de jongere broer van iemand anders aan te duiden |
kentei-賢弟 | beleefde uitdrukking om een jonger iemand aan te spreken in (bijv. een brief) |
kenzai-顕在 | duidelijke zichtbaarheid [aanwezigheid]; onmiskenbaarheid; gemanifesteerd [geopenbaard] zijn |
kenzan-剣山 | bloemenprikker (gebruikt bij ikebana (bloemschikken) |
kenzen-顕然 | duidelijkheid; opvallendheid |
ken'un-巻雲 | vederwolken; sluierbewolking |
ken'yaku-倹約 | zuinigheid; spaarzaamheid |
ken'yakusuru-倹約する | bezuinigen; zuinig zijn |
ken'yō-兼用 | het gebruik van iets voor verschillende doeleinden |
ken'yō-兼用 | het gebruik van iets door verschillende personen |
keotosu-蹴落とす | naar beneden [onderuit] schoppen; verslaan |
keppai-欠配 | gebrek [tekort] aan rantsoenen; niet-levering van rantsoenen; het niet uitbetalen van salarissen; het opschorten van lonen |
keroido-ケロイド | keloïd (verdikking op de huid door overmatige groei van littekenweefsel) |
keshiki-景色 | mooi landschap [uitzicht] |
keshitomeru-消し止める | uitdoven |
kesshin-決心 | beslissing; voornemen; besluit |
kesshinsuru-決心する | beslissen; besluiten; zich voornemen |
kesshu-血腫 | bloeduitstorting; hematoom |
kessō-傑僧 | een uitmuntende [zeer verdienstelijke] monnik |
kēsu-ケース | koffer; tas; doos; kist; omhulsel; houder; etui |
kesu-消す | uitdoen; doven; afzetten; uitzetten |
kesu-消す | uitwissen; doorstrepen |
ketahazure-桁外れ | uitzonderlijk; buitengewoon |
ketaosu-蹴倒す | neerschoten; onderuit trappen |
ketatamashii-けたたましい | luidruchtig; lawaaiig; snerpend |
ketobasu-蹴飛ばす | wegschoppen; (er)uit schoppen |
ketōjin-毛唐人 | (denigrerende term) harige buitenlander [westerling] |
ketoru-ケトル | ketel; waterketel; fluitketel; waterkoker |
ketsugi-決議 | besluit; beslissing; resolutie |
ketsugiron-決疑論 | casuïstiek |
ketsui-決意 | besluit; (vast) voornemen; bedoeling; vastberadenheid |
ketsujin-傑人 | een voortreffelijke [uitmuntende; eminente] persoon |
ketsumei-結盟 | het aangaan van een alliantie [bondgenootschap]; het sluiten van een verbond |
ketsuro-血路 | uitweg; ontsnappingsroute |
kettei-決定 | beslissing; besluit; vaststelling |
kettei-闕庭 | keizerlijke tuin; paleistuin |
ketteisuru-決定する | beslissen; besluiten; vaststellen |
kē・ō-ケー・オー | ko; knock-out (bij boksen, klap die iem. buiten gevecht stelt) |
ki-機 | vliegtuig |
ki-生 | onvermengd; zuiver |
ki-生 | (in kanji combinaties) natuurlijk; onbewerkt; zuiver |
ki-騎 | woord gebruikt om ruiters te tellen |
kiba-騎馬 | paardrijder; ruiter |
kibansofuto-基盤ソフト | infrastructurele software (bedrijfssoftware specifiek ontworpen voor het uitvoeren van basistaken, zoals interne diensten en processen) |
kibaru-気張る | zich (tot het uiterste) inspannen; zwoegen |
kibasami-木鋏 | snoeischaar; tuinschaar |
kibutsu-器物 | algemene term gebruikt voor apparaten en gebruiksvoorwerpen |
kichintoshita-きちんとした | schoon; opgeruimd; netjes |
kidaore-着倒れ | geldverspilling aan kleren; al je geld uitgeven voor kleren |
kidaore-着倒れ | iemand die al zijn geld uitgeeft voor kleren |
kido-木戸 | poort; tuinhekje; ingang |
kieru-消える | uitgaan (vuur, etc.); verdwijnen; smelten |
kieuseru-消え失せる | (uit het zicht) verdwijnen; spoorloos verdwijnen; vervliegen |
kigo-綺語 | (boedddh., een van de tien kwaden) loze woorden die indruisen tegen de waarheid; iets mooier voorstellen dat het is |
kigo-綺語 | (in poëzie en proza) mooi [fraai] woordgebruik |
kigu-器具 | werktuig; instrument; gereedschap |
kigurō-気苦労 | mentale uitputting (door zorg(en), angst, ongerustheid, etc.) |
kihai-跪拝 | kniebuiging; teraardewerping; prosternatie; knielend aanbidden [vereren] |
kihei-騎兵 | cavalerie; ruiterij; cavalerist |
kiippon-生一本 | zuiverheid; puurheid; eerlijkheid; rechtlijnigheid |
kijibato-雉鳩 | Oosterse tortel(duif) (Streptopelia orientalis) |
kijō-机上 | iets dat op tafel ligt; iets dat ter discussie staat; een plan dat nog niet uitgevoerd [toegepast] is |
kika-机下 | respect uitdrukkende woord(en) links onderaan een brief gericht aan (het bureau van) een (hooggeplaatste) geadresseerde |
kikaikō-機械工 | monteur; mecanicien; werktuigkundige |
kikaikōgaku-機械工学 | werktuigbouwkunde |
kikaitaisō-器械体操 | toestelturnen; het turnen [gymnastiek] met gebruik van toestellen |
kikajin-帰化人 | immigrant naar het oude Japan vanuit China of Korea |
kikan-季刊 | kwartaalpublicatie; publicatie [uitgave] 4 keer per jaar (van een tijdschrift, magazine, e.d.) |
kikan-帰還 | terugkomst; thuiskomst |
kikan-貴官 | respectvolle term voor het persoonlijk voornaamwoord in de tweede persoon, wordt gebruikt voor overheidsfunctionarissen, militair personeel, e.d. |
kikashokubutsu-帰化植物 | een exoot; een uitheemse plant (die buiten zijn eigen verspreidingsgebied groeit) |
kikazaru-着飾る | zich mooi aankleden; zich opdoffen [uitdossen]; mooie [sjieke] kleren aantrekken |
kikibeta-聞き下手 | een slechte luisteraar |
kikidasu-聞き出す | informatie krijgen; (iets) uitzoeken [horen] |
kikidasu-聞き出す | beginnen te luisteren |
kikihoreru-聞き惚れる | in vervoering gebracht worden (door muziek); met overgave luisteren |
kikiireru-聞き入れる | goed luisteren naar; (iemand's advies) volgen; toestemmen; toegeven |
kikiiru-聞き入る | aandachtig [in vervoering] luisteren naar; opgaan in |
kikijōzu-聞き上手 | een goede luisteraar |
kikikaesu-聞き返す | iets opnieuw beluisteren |
kikikata-聞き方 | manier van luisteren [vragen] |
kikikomi-聞き込み | het verkrijgen van informatie door te luisteren [vragen] |
kikikomi-聞き込み | buurtonderzoek door politie voor informatie bij bewoners of getuigen op locatie |
kikikomisōsa-聞き込み捜査 | buurtonderzoek door politie voor informatie bij bewoners of getuigen op locatie |
kikimimi-聞き耳 | het aandachtig luisteren |
kikinagasu-聞き流す | niet letten op; geen aandacht schenken aan; het ene oor in en het andere oor uit laten gaan |
kikioboe-聞き覚え | het leren door luisteren |
kikioboeru-聞き覚える | iets leren door luisteren (een taal b.v.) |
kikite-聞き手 | toehoorder; luisteraar |
kikitori-聞き取り | luistervaardigheid in [auditief begrip van] een vreemde taal |
kikitori-聞き取り | het luisteren naar anderen; het opdoen van informatie [kennis] door luisteren |
kikitsukeru-聞きつける | horen; (geluid; woorden) opvangen |
kikitsutaeru-聞き伝える | het van anderen horen; informatie krijgen uit de tweede hand; iets weten van horen zeggen |
kikiwake-聞き分け | het goed luisteren; redelijkheid; volgzaamheid |
kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen [willen] luisteren; redelijk [volgzaam] zijn |
kikiwakeru-聞き分ける | goed kunnen horen; geluiden goed kunnen onderscheiden |
kikiyaku-聞き役 | (de rol van) luisteraar |
kikka-菊花 | wierook (van kruidnagel, agarhout en muskus) met een geur die doet denken aan chrysanten |
kikō-寄港 | aanleghaven (voor schepen); tussenlanding (voor vliegtuigen) |
kikō-帰航 | terugreis; thuisreis |
kikoku-帰国 | remigratie; terugkeer naar eigen land; thuiskomst |
kikokushijo-帰国子女 | een kind dat na een lang verblijf in het buitenland is teruggekeerd naar Japan |
kiku-聞く | horen; luisteren |
kikun-貴君 | (m.n. in brieven e.d. gebruikt voor de tweede persoon enkelvoud) jij; u |
kikyō-帰郷 | terugkeer (naar geboortehuis, geboortestreek, geboortegrond) |
kimari-決まり | gewoonte; gebruik |
kimarimonku-決まり文句 | een vaste [bekende] uitdrukking; cliché |
kimayoi-気迷い | besluiteloosheid |
kime-木目 | textuur (van stof, huid, e.d.) |
kimei-記銘 | het uit het hoofd leren [onthouden]; zich in het geheugen prenten |
kimekomu-決め込む | veronderstellen; zonder meer aannemen; overtuigd zijn van; voorbarige conclusies trekken |
kimeru-決める | beslissen; vaststellen; besluiten |
kimi-鬼魅 | duivel en spook |
kimuchi-キムチ | kimchi (groentegerecht uit de Koreaanse keuken) |
kina-キナ | kina; quina (plant) |
kinakusai-きな臭い | dreigende [gespannen] sfeer (fig. de geur van buskruit, doet denken aan oorlog) |
kinakusai-きな臭い | er zit een luchtje aan; verdacht; dubieus; twijfelachtig; duister |
kinchi-錦地 | (beleefde wijze van aanduiden van de woon- of verblijfplaats van de gesprekspartner) uw woonplaats [adres] |
kinda-勤惰 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid (op het werk) |
kingoku-禁獄 | gevangenschap; opsluiting. |
kingokusuru-禁獄する | gevangen zetten; opsluiten |
kingu・sāmon-キング・サーモン | chinookzalm; quinnat |
kinichi-忌日 | sterfdag; verjaardag van het overlijden van een persoon (waarop boeddhistische herdenkingsrituelen worden uitgevoerd) |
kinkanban-金看板 | een uithangbord met gouden letters [opschrift] |
kinkanshoku-金環食 | jaarlijkse zonsverduistering |
kinkinzen-欣欣然 | erg blij [gelukkig; vrolijk] zijn; er blij uitzien |
kinko-禁固 | gevangenisstraf; gevangenneming; opsluiting; hechtenis |
kinkō-近郊 | buitengebied; buitenwijk (van een stad) |
kinko-金庫 | kluis; safe |
kinkonshiki-金婚式 | gouden bruiloft (50 jarig huwelijk) |
kinkoyaburi-金庫破り | het kraken van een brandkast [kluis] |
kinkyō-近況 | huidige staat; huidige stand van zaken |
kinkyūteishi-緊急停止 | noodstop; nooduitschakeling |
kinmuku-金無垢 | zuiver goud |
kīnōto-キーノート | centraal thema; grondgedachte; uitgangspunt |
kinrōshotoku-勤労所得 | inkomen uit arbeid |
kinshin-謹慎 | (Edo-periode) huisarrest |
kinshuku-緊縮 | bezuiniging; versobering |
kinshukuseisaku-緊縮政策 | bezuinigingsbeleid; bezuinigingsmaatregelen |
kinsoku-禁足 | opsluiting; huisarrest; bewegingsbeperkende maatregel; disciplinaire straf (b.v. waarbij politie-ambtenaren alleen kantoorwerk mogen doen) |
kinsunago-金砂子 | stofgoud; goudpoeder (wordt gebruikt in schilderkunst of lakwerk) |
kintai-勤怠 | ijver en luiheid; aanwezigheid en afwezigheid op het werk |
kintsugi-金継ぎ | kapot aardewerk repareren met goud of zilver (zodat de breuk juist mooi gemaakt wordt, i.p.v. te proberen die onzichtbaar te maken) |
kinzai-近在 | voorsteden; buitenwijken |
kinzetsusuru-禁絶する | (totaal) verbieden; uitbannen |
kin'i-金位 | zuiverheid van goud |
kin'ōmuketsu-金甌無欠 | sterke natie die nog nooit is binnengevallen door een buitenlandse macht |
kin'yūseisakukōchokuka-金融政策硬直化 | de onbuigzaamheid [verstarring] van het monetair beleid |
kin'yūsōsa-金融操作 | financiële operatie (m.n. een specifiek pakket van maatregelen van een centrale bank om de liquiditeit in het bankverkeer te vergroten of verkleinen) |
kiokusuru-記憶する | zich herinneren; onthouden; uit het hoofd leren |
kion-気温 | (buiten)temperatuur |
kippari-きっぱり | resoluut; beslist; botweg; direct; eerlijk; duidelijk |
kirai-帰来 | terugkeer; thuiskomst |
kiraibashi-嫌い箸 | verboden volgens de etiquette van eetstokjes; onjuist gebruik van eetstokjes |
kireji-切れ字 | slotwoord aan het einde van een Japans gedicht (haiku, renga, e.a.) om een bepaald gevoel uit te drukken (b.v. 'kana') |
kiremono-切れ物 | snijwerktuig; mes |
kireru-切れる | uitputten; uitgeput raken; uitverkocht zijn |
kiriau-切り合う | de degens kruisen (met); vechten met zwaarden |
kirifuki-霧吹き | sproeier; verstuiver; vernevelaar |
kirifuki-霧吹き | het sproeien; verstuiven; vernevelen |
kirihanasu-切り放す | (in gedachten) scheiden [uit elkaar houden]; als twee aparte dingen beschouwen |
kiriharau-切り払う | weghakken; wegsnoeien; wieden; (grond) vrijmaken (van bomen, onkruid, etc.) |
kiriishi-切り石 | uitgebeitelde [uitgehakte] steen; flagstone |
kirikōjō-切り口上 | stijf [formeel] taalgebruik [spreken] |
kirimusubu-切り結ぶ | duelleren; de degens kruisen (met); strijden |
kirinō-切り能 | vijfde en laatste (afsluitende) stuk van een dagvoorstelling in het Nō-theater |
kirinukeru-切り抜ける | zich een weg banen [vechten] door; een uitweg vinden; hindernissen overwinnen |
kiritoru-切り取る | afsnijden; uitsnijden; snoeien; uitknippen |
kiritsukeru-切りつける | (uit)snijden |
kiro-岐路 | tweesprong; wegsplitsing; kruising |
kiro-岐路 | (fig.) keerpunt; kruispunt |
kiru-切る | ophouden; beëindigen; ophangen; verbreken; afbreken; uitdoen; uitzetten; (iem.) ontslaan |
kiru-切る | schudden; uitschudden; uitdruipen; afgieten |
kirutingu-キルティング | het quilten (verschillende lapjes aan elkaar naaien) |
kiruto-キルト | quilt (lap stof van aan elkaar genaaide stukjes); doorgestikte deken |
kiruto-キルト | kilt (Schotse geruite wollen rok voor mannen) |
kiryō-器量 | iemands uiterlijk [gelaatstrekken] |
kisai-奇才 | een genie; uitzonderlijk talent |
kisai-奇祭 | festival met bijzondere [unieke] onderdelen [gebruiken; rituelen] |
kisai-起債 | uitgifte van obligaties; obligatie-uitgifte |
kisai-鬼才 | genie; uitzonderlijk talent; bijzonder begaafd iemand |
kisama-貴様 | (denigrerende, vaak uitscheldende, term gebruikt door mannen, om iemand aan te spreken die zijn mindere of gelijke is) jij; jij schoft [klootzak] |
kisei-帰省 | terugkeer naar geboortestreek of ouderlijk huis |
kiseihin-既製品 | een kant-en-klaar artikel [product] (klaar voor gebruik) |
kishikaisei-起死回生 | wederopstanding; uit de dood herrezen; herstel na een hopeloze situatie |
kisho-奇書 | zeldzaam [waardevol] boek [document]; zeldzame [waardevolle] brief [uitgave] |
kishōkansokusen-気象観測船 | weerschip (schip gebruikt voor meteorologische waarnemingen) |
kishoku-喜色 | tevreden [vrolijke] uitstraling [blik] |
kishoku-気色 | uiterlijk |
kishokumanmen-喜色満面 | stralen van geluk; er stralend [gelukkig] uitzien |
kishu-騎手 | ruiter; jockey |
kishuku-寄宿 | logies; onderdak; huisvesting; accommodatie; pension |
kishukusha-寄宿舎 | kosthuis; pension; hostel |
kisōtengai-奇想天外 | fantastisch [bizar; ongelooflijk; uitzonderlijk] zijn; niet van deze wereld zijn |
kissa-喫茶 | theehuis; theesalon; koffiebar |
kissaten-喫茶店 | theehuis; theesalon; koffiehuis; koffiebar |
kisshu-キッシュ | quiche (hartige taart) |
kisuru-記する | onthouden; niet vergeten; (iets) uit het hoofd leren |
kīsutōn-キーストーン | hoeksteen; sluitsteen |
kitaku-帰宅 | thuiskomst |
kitakusuru-帰宅する | thuiskomen |
kitanai-汚い | vies; smerig; vuil; rommelig |
kitchin・dorinkā-キッチン・ドリンカー | keukendrinker; thuisdrinker (een huisvrouw, die geen baan heeft en verslaafd is aan alcohol) |
kiteki-汽笛 | een stoomfluit |
kiteki-汽笛 | het geluid van een stoomfluit |
kiten-基点 | beginpunt; uitgangspunt |
kito-帰途 | terugkeer; op weg naar huis |
kitsu-詰 | (in kanji combinaties) kritisch [scherp] ondervragen; uitschelden; een standje geven |
kitsu-詰 | (on-lezing; in kanji combinaties) vooroverbuigen; bukken; krom [moeilijk te begrijpen] zijn |
kitsuenshitsu-喫煙室 | rookruimte; rookcabine; rookkamer |
kitsumon-詰問 | kruisverhoor; strenge ondervraging |
kitsunenoyomeiri-狐の嫁入り | regenbui terwijl de zon schijnt |
kitto-キット | set; uitrusting; pakket; bouwdoos; bouwpakket; (gereedschaps)kist |
kiu-気宇 | grootmoedig [ruimdenkend] zijn |
kiwadatsu-際立つ | opvallen; er bovenuit steken; opvallend zijn |
kiwamete-極めて | zeer (veel); uiterst; in hoge mate; buitengewoon; buitensporig |
kiwametsuki-極めつき | erkend; uitmuntende; met een uitstekende reputatie |
kiyō-紀要 | door universiteiten of onderzoeksinstellingen gepubliceerde uitgave (met artikelen, onderzoeksverslagen, etc.) |
kiza-気障 | uitsloverij; aanstellerij |
kizai-器財 | gereedschap; werktuigen; (huishoudelijke) apparaten |
kizamitsukeru-刻み付ける | inkerven; graveren; uithakken |
kizokuin-貴族院 | (voormalig) Japanse Hogerhuis (tot 1947) |
kkya-っきゃ | (met ontkenning, drukt uit een intentie of beperking) slechts; enkel; alleen |
ko-個 | stuk (woord voor het tellen van allerlei voorwerpen, zoals zeep, cake, fruit) |
kō-弘 | (in kanji combinaties) uitgebreid; wijd; groot; uitgespreid |
ko-股 | (van een mens) onderbuik; kruis; lies |
koa-コア | kern; middelpunt; binnenste; centrum; klokhuis (van een appel, etc.) |
koara-コアラ | koala (buidelbeer) |
koatari-小当たり | het uithoren; (fig.) peilen; poolshoogte nemen |
kōbashī-香ばしい | aromatisch; prettig ruikend; geurend; welriekend |
kobetsu-戸別 | elk huis |
kobijutsu-古美術 | oude kunstwerken; antiquiteiten |
kōbin-幸便 | een uitgelezen kans; goede gelegenheid [mogelijkheid] |
kōbin-幸便 | wordt ook gebruikt in aanhef van brieven |
kobu-瘤 | bult; knobbel; uitsteeksel; zwelling; bobbel |
kobushi-拳 | vuist |
kōbutsu-貢物 | eerbetoon; eerbetuiging |
kōbuzaseki-後部座席 | (van voertuig) achterbank |
kōchin-コーチン | cochin (kippenras afkomstig uit Noord-China) |
kōchiseiri-耕地整理 | ruilverkaveling |
kōchisho-拘置所 | huis van bewaring (voor gedaagden in hechtenis; en veroordeelden in afwachting van de hoogste strafvoltrekking in Japan) |
kōchizon-コーチゾン | cortison (hormoon uit de bijnierschors) |
kōda-好打 | (honkbal) goede slag (op het juiste moment) |
kōdai-広大 | uitgestrektheid; grootsheid |
kodate-小楯 | een {provisorisch) schild; scherm gebruikt als schild |
kodemari-小手毬 | spirea; spierstruik (Spiraea cantoniensis) |
kōdenkan-光電管 | fotocel (elektronenbuis voor stralingsdetectie) |
kodōgu-古道具 | tweedehands artikel [goederen]; oude meubels; snuisterijen |
kodōgu-小道具 | (theater) rekwisieten; meubels, gereedschap, etc. gebruikt op het podium |
koe-声 | dierengeluid (van een vogel, insect, e.d.) |
kōen-公演 | optreden; voorstelling; uitvoering |
kōen-好演 | (theater) een goed optreden; een goede uitvoering |
kōfu-交付 | overhandiging; uitvaardiging; verlening; toekenning; uitgifte |
kōfun-口吻 | snuit; muil; slurf |
kōgai-構外 | buiten een bepaald gebied [terrein] |
kōgai-郊外 | voorstad; buitenwijk; randgemeente |
kōgaisui-口蓋垂 | huig |
kogane-小金 | een klein fortuin; redelijke som geld; aardig bedrag |
kogecha-焦げ茶 | donkerbruin |
kogechairo-焦げ茶色 | donkerbruine kleur |
kogekusai-焦臭い | iets ruikt aangebrand; brandgeur |
kōgi-広義 | bredere [ruimere] interpretatie van een woord, begrip, theorie, etc. |
kogoe-小声 | zachte stem; gefluister |
kogomeru-屈める | buigen; bukken; een buiging maken |
kōgu-工具 | gereedschap; werktuig |
koguchiari-木口蟻 | messing-en-groefverbinding (houtverbinding door inzagen van de uiteinden van de balken) |
kōgyō-興行 | uitvoering; opvoering; show |
kōgyōyōsui-工業用水 | industrieel water (water gebruikt door de industrie) |
kōhai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōhaichi-後背地 | achterland; hinterland (gebied dat deel uitmaakt van de economische zone van een stad) |
kohan-古版 | oude druk [uitgave] (van een boek) |
kōhi-公費 | publieke uitgaven [middelen]; overheidsgelden [uitgaven] |
kōhon-校本 | gannoteerde uitgave; variantenuitgave |
koicha-濃茶 | donkerbruine kleur |
koiguchi-鯉口 | kledingstuk (met lange mouwen) dat ter bescherming over de kimono gedragen wordt bij huishoudelijk werk |
koikaze-恋風 | (lett. liefdeswind) een woord dat wordt gebruikt om uit te drukken een ongelukkige liefde (liefde die bekoeld wordt door de wind) |
koji-古字 | een oude kanji (niet langer in gebruik) |
koji-固持 | volharding; het voet bij stuk houden; het vasthouden aan (een overtuiging, theorie, etc.) |
koji-居士 | kluizenaar; erudiet persoon (niet in overheidsdienst) |
kōji-麹 | gemoute rijst, een schimmel die gekweekt wordt op rijst en bonen (en gebruikt wordt als starter-cultuur voor het maken van sake, miso, sojasaus e.d.) |
kojiin-孤児院 | weeshuis |
kōjutsuchōsho-供述調書 | verklaring (van een aangeklaagde, verdachte, getuige, e.d.) |
kōka-効果 | effect; uitwerking; (goed) resultaat; effectiviteit; doeltreffendheid |
kōkai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōkaikagikiban-公開鍵基盤 | PKI (Public Key Infrastructure), een systeem dat wordt gebruikt voor het maken en beheren van digitale certificaten |
kokaku-古格 | conventie; gebruik; oude gewoonte; oude etiquette |
kōkan-交換 | (uit)wisseling; ruil; verwisseling; wederkerigheid |
kōkan-交歓 | uitwisseling van beleefdheden; verbroedering |
kōkanjōken-交換条件 | uitwisselingsvoorwaarden; (uit)ruilvoorwaarden |
kōkanpuroguramu-交換プログラム | uitwisselingsprogramma (voor studie) |
kōkanryūgaku-交換留学 | uitwisseling van internationale studenten |
kōkanryūgakusei-交換留学生 | uitwisselingsstudent |
kōkansuru-交換する | (uit)wisselen; omwisselen; ruilen |
kōkansuru-交歓する | beleefdheden uitwisselen; verbroederen; vriendschap sluiten |
kōkatsu-広闊 | weidsheid; uitgebreidheid; uitgestrektheid |
kokatsu-枯渇 | opdroging; uitdroging |
kokatsu-枯渇 | het opgebruiken; opraken; uitgeput raken; opgebruikt worden |
kōkechi-纐纈 | (tie-and-dyemethode) knoopverven (verftechniek uit de Nara-periode, waarbij de stof eerst werd samengeknoopt en dan geverfd) |
kōken-貢献 | schenking; gift; uitdeling |
kōki-口気 | uitademing (via de mond); adem |
koki-呼気 | uitademing; expiratie |
kōkin-拘禁 | gevangenis; hechtenis; opsluiting |
kokinwakashū-古今和歌集 | Kokin Wakashū (dichtbundel uit de Heian periode) |
koko-呱呱 | het huilen van een baby bij de geboorte |
kokoromachi-心待ち | het (verlangend) uitkijken (naar iets); het verlangend afwachten |
kokoromini-試みに | bij [tijdens] een poging; bij wijze van proef [experiment]; om uit te proberen |
kokoronikui-心憎い | bewonderenswaardig; prachtig; uitstekend; perfect |
kokoronikui-心憎い | (wordt gezegd van iets dat juist heel goed is) irritant; verschrikkelijk |
kokoroyasui-心安い | open; vrijuit; ongeremd; vriendelijk; informeel; vertrouwd |
koku-古句 | oude uitdrukking; oud gezegde; versregel van een dichter (uit een ver verleden) |
koku-石 | Japanse inhoudsmaat (180,4 liter; 0,275 kubieke meter laadruimte van schepen) |
kokubōhi-国防費 | defensie-uitgaven |
kokugai-国外 | buiten het land; (in) het buitenland [een ander land] |
kokugogaku-国語学 | (Japanse) taalwetenschap [linguïstiek] |
kokuhi-国費 | nationale uitgaven; overheidsuitgaven |
kokuinsuru-刻印する | graveren; insnijden; uitsnijden; stempelen |
kokuji-刻字 | uitgesneden [gegraveerde] karakters [letters] |
kōkūki-航空機 | luchtvaartuig (zoals luchtballon, luchtschip, vliegtuig e.d.) |
kōkūkōgaku-航空工学 | luchtvaarttechniek; vliegtuigbouwkunde |
kokunaishijō-国内市場 | thuismarkt; binnenlandse markt |
kokusaidenwa-国際電話 | internationaal gesprek; telefoongesprek uit het buitenland |
kokusaikōryū-国際交流 | internationale uitwisseling |
kokusaikōryūkikin-国際交流基金 | the Japan Foundation (fonds ter bevordering van internationale uitwisseling) |
kokusaiuchūsutēshon-国際宇宙ステーション | Internationaal ruimtestation (ISS, International Space Station) |
kokyūsuru-呼吸する | ademhalen; inademen en uitademen |
komakai-細かい | klein; minuscuul; fijn (uit kleine deeltjes bestaand) |
komakai-細かい | onbelangrijk; onbeduidend |
komakai-細かい | zuinig; gierig; op de kleintjes lettend |
komanezumi-独楽鼠 | Japanse (dansende) muis (Mus musculus) |
kometsukibatta-米搗き飛蝗 | een kruiperig [onderdanig] persoon |
kominka-古民家 | traditioneel Japans huis; oud huis in Japanse stijl |
kōminkan-公民館 | wijkcentrum; buurthuis; gemeenschapsgebouw |
kōmoku-項目 | (in woordenboeken, e.d.) lemma [trefwoord] met uitleg [woordverklaring] |
kōmoku-項目 | uitsplitsing in begrotingen |
kōmori-蝙蝠 | vleermuis |
komoru-籠る | zichzelf opsluiten [afzonderen]; binnen blijven |
kōmotsu-貢物 | eerbetoon; eerbetuiging |
komura-腓 | kuit (van het been) |
kōmushikkōbōgaizai-公務執行妨害罪 | (als strafbaar feit) de belemmering van een overheidsambtenaar (politie, e.d.) in de uitoefening van diens werktaken en plichten |
komyunitī・sentā-コミュニティー・センター | wijkcentrum; buurthuis |
kona-粉 | poeder; meel; gruis |
konagona-粉粉 | verpulverd; vergruisd; in kleine stukjes [scherven]; verkruimeld |
konbanha-今晩は | (uitgesproken als: konban wa) goedenavond |
konbenshon-コンベンション | conventie; gewoonte; gebruik |
konbo-コンボ | combo (term bij computerspellen, reeks acties die uitgevoerd moeten worden in een specifieke volgorde) |
konbu-昆布 | kombu, bruine zeewier (Saccharina japonica) |
konekuru-捏ねくる | verschillende dingen uitproberen [opperen] |
koneru-捏ねる | verschillende dingen uitproberen [opperen] |
konga-コンガ | langwerpige trommel (gebruikt in Cubaanse volksmuziek) |
konjō-今生 | dit (huidige) leven |
konjō-紺青 | Pruisisch [Berlijns] blauw |
konki-根気 | volharding; vasthoudendheid; energie; doorzettingsvermogen; uithoudingsvermogen |
kōnō-後納 | uitgestelde [opgeschorte] betaling |
konoma-木の間 | (ruimte) tussen de bomen |
kononde-好んで | vrijwillig; uit eigen beweging; met plezier; bij voorkeur |
konoshiro-鮗 | Konosirus punctatus (een vis uit de familie van Haringachtigen) |
konoyo-此の世 | deze (huidige) wereld; de wereld van de levenden |
konpo-コンポ | (afk. voor component) stereo-installatie bestaande uit verschillende componenten |
konseishu-混成酒 | een cocktail (van alcohol gemengd met fruit, specerijen etc.) |
konsome-コンソメ | consommé (heldere soep [bouillon]) |
konzetsu-根絶 | uitroeiing; ontworteling; verdelging |
konzetsusuru-根絶する | uitroeien; ontwortelen; met wortel en al uittrekken; verdelgen |
korei-古例 | oud gebruik; oude traditie |
koreppotchi-これっぽっち | heel klein beetje; uiterst kleine [geringe] hoeveelheid |
korewakorewa-これはこれは | (versterkende uitdrukking van これは) hé, zeg!; meen je dat?; is het echt waar? |
kōri-功利 | bruikbaarheid; nut; nuttigheid |
kori-垢離 | zuivering door ablutie (rituele [ceremoniële] wassing met koud water) |
kōri-行李 | (mil.) legereenheid die munitie, voedsel, uitrusting etc. vervoert |
koritsugo-孤立語 | isolerende taal (zonder verbuigingen, vervoegingen of gebonden morfemen) |
koroai-頃合い | geschikte [goede] tijd; juiste moment |
koroai-頃合い | geschiktheid; juistheid; matigheid |
korobasu-転ばす | (laten) struikelen [vallen; draaien] |
korobu-転ぶ | vallen; struikelen |
korogaki-枯露柿 | gedroogde dadelpruim |
korokoro-ころころ | (onomatopee) rollend; klaterend (geluid) |
korona-コロナ | (astronomie) zonnecorona (buitenste atmosfeer van de zon) |
koronban-コロンバン | wilde duif; holenduif |
koroshimonku-殺し文句 | veelzeggende [beslissende] uitspraak; doorslaggevend argument |
koroshimonku-殺し文句 | wervende openingszin (bij een eerste ontmoeting); vlotte uitspraak om iemand de versieren |
kōrubakku-コールバック | uitnodiging om terug te komen (voor een tweede sollicitatiegesprek, auditie, etc.) |
kōrudo・kurīmu-コールド・クリーム | koelzalf; huidzalf; nachtcrème; coldcream |
kōryaku-後略 | inkorting van een citaat aan het eind; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen aan het einde weggelaten worden |
kōryoku-効力 | effect; uitwerking; potentie |
koryōriten-小料理店 | Japans eethuisje met een eenvoudige menukaart |
kōryū-交流 | sociale [culturele] betrekkingen [relaties; uitwisseling] |
kōsa-交差 | kruising; het (elkaar) kruisen; samenkomen |
kōsa-交差 | genetische kruising |
kōsakubutsu-工作物 | werktuigbouw |
kōsakukikai-工作機械 | werktuigmachine; gereedschapswerktuig |
kōsaten-交差点 | (weg)kruising; kruispunt |
kōsei-更生 | rehabilitatie; (levens)verbetering; restauratie; hergebruik |
kosekishōhon-戸籍抄本 | uittreksel van het familieregister (m.b.t. gegevens van één familielid daarin) |
kōshi-格子 | (afk. voor) geruit patroon (stof) |
kōshi-行使 | uitoefening (van recht, macht, e.d.); gebruikmaking van |
koshiginchaku-腰巾着 | geldbeurs [buideltasje] (gedragen om je middel) |
koshiire-輿入れ | (arch.) de verhuizing van een vrouw (op de huwelijksdag, direct na het huwelijk) naar het huis van haar man |
kōshijiba-格子縞 | geruit patroon (stof) |
kōshin-後進 | het achteruitgaan; omkeren |
kōshinryō-香辛料 | specerijen en kruiden |
kōsho-高所 | hoog perspectief; uitzicht van bovenaf [vanaf een hoge plek] |
koshokusōzen-古色蒼然 | er antiek [oud] uitziend |
koshōsō-コショウソウ | tuinkers (Lepidium sativum) |
kōsō-香草 | geurig kruid |
kosodoro-こそ泥 | insluiper; kruimeldief |
kosokoso-こそこそ | (onomatopee) stiekem; fluisterend; steels |
kosui-狡い | slim; sluw; geslepen; uitgekookt |
kosumonōto-コスモノート | kosmonaut; ruimtevaarder |
kosuru-鼓する | een muziekinstrument bespelen; luiden; bellen |
kōtai-後退 | het achteruitrijden (van voertuigen) |
kōtei-航程 | (van een schip) vaarafstand; vaartijd; zeereis; cruise |
kōtei-航程 | (van een vliegtuig) vliegafstand; vlucht |
koteihi-固定費 | vaste kosten; vaste lasten; uitgaven |
kotēji-コテージ | arbeidershuisje; plattelandshuis; vakantiehuisje; zomerhuis |
kotobajiri-言葉尻 | einde van een zin; (vervoegde) woorduitgang |
kotobatsuki-言葉つき | taalgebruik; woordkeus; manier van spreken |
kotobazukai-言葉遣い | taal; taalgebruik; woordkeus |
kōtōha-高踏派 | Parnassiens, een school van Franse esthetische dichters uit de late 19e eeuw |
kotokireru-事切れる | de laatste adem uitblazen; heengaan; sterven |
kotokomaka-事細か | detaillering; uitvoerigheid; breedvoerigheid |
kotoshi-今年 | dit jaar; het huidige [lopende] jaar |
kototoittaranai-ことといったらない | niet in woorden uit te drukken zijn (zowel in goede als slechte zin) |
kōtsū-交通 | communicatie; uitwisseling (gegevens; ideeën) |
kotsuage-骨上げ | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
kotsuhiroi-骨拾い | de ceremonie waarbij de familieleden na de crematie gezamenlijk uit de as van de overledene de overgebleven botjes zoeken en in een urn doen |
kotsukotsu-こつこつ | (geluid van) kloppen; tikken |
koudaimuhen-広大無辺 | grenzeloosheid; oneindigheid; uitgestrektheid |
kōwa-高話 | (met) luide stem |
kowake-小分け | onderverdeling; uitsplitsing; specificatie |
kowane-声音 | stemgeluid; toon; timbre |
koya-小屋 | hut; huisje; schuur; cabine |
koyagake-小屋掛け | de opbouw van een tijdelijke hut [huisje] of (circus)tent; de opbouw van een decor |
kōyahijiri-高野聖 | monnik die vanuit de berg Koya wordt uitgezonden om de leer te verspreiden en donaties te verzamelen |
kōyō-効用 | gebruik; bruikbaarheid |
kōza-広座 | ruime zitplaats; zitplaats waar meerdere mensen kunnen zitten; sofa |
kozotte-挙って | zonder uitzondering; allen tezamen; iedereen |
kozue-梢 | boomkruin; boomtop |
kozukai-小遣い | zakgeld; geld voor kleine uitgaven |
kozukaisen-小遣い銭 | zakgeld; geld voor kleine uitgaven |
kubaru-配る | uitdelen |
kuchi-口 | opening; tuit |
kuchibashiru-口走る | achteloos [onopzettelijk; zonder er bij na te denken] iets zeggen; eruit flappen |
kuchibeta-口下手 | een slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchibuchōhō-口不調法 | slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchibue-口笛 | (met de mond) het fluiten; gefluit; fluitje |
kuchiguse-口癖 | (door iemand) veel gebruikte uitdrukking [zegswijze]; iets dat iemand graag zegt |
kuchikura-クチクラ | opperhuid |
kuchimakase-口任せ | het iets zeggen zonder erbij na te denken; iets eruit flappen |
kuchinaoshi-口直し | iets eten of drinken om de vieze (na) smaak uit de mond te krijgen |
kuchinarashi-口慣らし | het hardop (uit je hoofd) leren |
kuchiwa-口輪 | snuit (van dieren) |
kūchūbenkai-空中分解 | het uiteenvallen (desintegreren) in de lucht |
kūchūkyūyuyōhikōki-空中給油用飛行機 | tankvliegtuig |
kūchūsasatsu-空中査察 | luchtinspectie; inspectie vanuit de lucht |
kudamono-果物 | fruit; vruchten |
kudaranai-下らない | waardeloos; onbeduidend |
kudaru-下る | weggaan uit de hoofdstad |
kudō-駆動 | aandrijving (van een voertuig) |
kudoku-口説く | overreden; overtuigen; ompraten |
kufūsuru-工夫する | iets uitvinden; een plan [middel] bedenken voor; op een goed idee komen |
kūgeki-空隙 | lege ruimte (tussen twee dingen); opening; gat; spleet |
kuiarasu-食い荒らす | voedsel [gerechten] verpesten door er happen uit te nemen; aanvreten |
kuichigau-食い違う | elkaar kruisen; haaks staan op elkaar |
kuidaore-食い倒れ | geldverspilling aan eten; het al je geld uitgeven voor eten |
kuidaore-食い倒れ | iemand die al zijn geld uitgeeft voor eten |
kūiki-空域 | het luchtruim |
kuikkusuteppu-クイックステップ | quickstep (ballroomdans); snelle pas |
kuikku・tān-クイック・ターン | (zwemmen) snel (rol of tuimel) keerpunt |
kuinabue-水鶏笛 | een fluit om watervogels te lokken |
kuintetto-クインテット | (muziek) quintet |
kuitsunagu-食い繋ぐ | (zo lang mogelijk) overleven; zo weinig mogelijk eten [uitgeven]; zo lang mogelijk het hoofd boven water houden |
kuizu-クイズ | kwis; quiz; vraag-en-antwoordspel |
kujiku-挫く | verstuiken; verzwikken |
kujirajaku-鯨尺 | een meetstok van ca. 38 cm (wordt gebruikt bij het maken van kimono's) |
kujiramaku-鯨幕 | (lett. walvisgordijn) een gordijn met brede, verticale zwart-witte strepen gebruikt bij begrafenisplechtigheden |
kujo-駆除 | verdelging; uitroeiing; bestrijding |
kūkan-空間 | ruimte; open [lege] plek |
kukatsuyō-ク活用 | (grammatica) klassieke verbuigingsvorm van bijvoeglijke naamwoorden (met i-uitgang) |
kukkī-クッキー | koekje; biscuitje |
kukkyoku-屈曲 | gebogen [krom] zijn; buiging; bocht |
kumaso-熊襲 | Kumaso, een mythisch volk uit het oude Japan (Zuid-Kyūshū) |
kumataka-熊鷹 | Aziatische kuifarend (Nisaetus nipalensis) |
kumidasu-汲み出す | water opscheppen; hozen; uitpompen |
kumikyoku-組曲 | een suite (muziek) |
kumonoue-雲の上 | een onbereikbare plek; buiten bereik |
kumu-組む | de benen [armen] kruisen [over elkaar slaan] |
kumu-組む | (zich) verenigen; samengaan; aansluiten (bij) |
kumu-組む | uitgeven; overmaken (betaalopdracht) |
kun-薫 | aangenaam ruikende bomen of planten |
kunaichō-宮内庁 | het Agentschap van de Keizerlijke Huishouding in Japan |
kuni-国 | geboortestreek; eigen land (t.o. buitenland) |
kunihara-国原 | uitgestrekt gebied |
kūpe-クーペ | rijtuig (met één zitbank) |
kura-蔵 | pakhuis; opslagplaats; magazijn |
kurabuhausu-クラブハウス | clubhuis |
kurabukatsudō-クラブ活動 | clubactiviteiten; buitenschoolse activiteiten |
kurafutoshi-クラフト紙 | kraftpapier (bruin pakpapier, gemaakt is volgens het kraftprocedé) |
kuragari-暗がり | een donkere plek; duisternis |
kurai-位 | dit woord wordt ook gebruikt als eenheid om doden te tellen |
kuramise-蔵店 | winkelpand gebouwd in de pakhuis-stijl (met gepleisterde muren) |
kuramu-暗む | donker worden; verduisteren |
kurashikiryō-倉敷料 | opslagkosten; huurkosten voor een opslagruimte [magazijn] |
kurasshā-クラッシャー | vergruizer; maalmachine; pletmachine |
kuratchi-クラッチ | kruis (van mens of broek) |
kurayami-暗闇 | duisternis; donkere plaats |
kurayashiki-蔵屋敷 | (Edo periode) pakhuis van een daimyo (Japanse krijgsheer) |
kurazarae-蔵浚え | uitverkoop; opruiming |
kurazukuri-蔵造り | het bouwen van een (voorraad)schuur [opslagplaats; pakhuis] |
kurazukuri-蔵造り | iemand die pakhuizen, opslagplaatsen, e.d. bouwt |
kurazukuri-蔵造り | woonhuis gebouwd in de stijl van een pakhuis (met gepleisterde muren, e.d.) |
kuremutsu-暮れ六つ | (term gebruikt in de Edo-periode voor) het vallen van de avond, ca. 18.00 uur |
kurēshageki-クレー射撃 | het kleiduivenschieten |
kurezōru-クレゾール | cresol (bestaat uit 3 verschillende isomeren) |
kūrī-クーリー | koelie (ongeschoolde arbeider uit Azië) |
kuri-刳り | holte; uitholling; uitsnijding |
kuria-クリア | helder; duidelijk |
kuriageru-繰り上げる | naar voren [vooruit] schuiven (datum, evenement, etc.) |
kuriaransu-クリアランス | opruiming; het opruimen [schoonvegen] |
kuriaransu・sēru-クリアランス・セール | uitverkoop; leegverkoop |
kuridasu-繰り出す | (uit)spinnen; vieren (touw) |
kuridasu-繰り出す | (eropuit) sturen; op pad sturen |
kuridasu-繰り出す | in grote groep(en) naar buiten [op pad] gaan |
kuridasu-繰り出す | een uitval doen; vooruit stoten (met een speer, e.d.) |
kurido-繰り戸 | schuifluik |
kurihirogeru-繰り広げる | openvouwen; uitrollen; onthullen |
kuriiro-栗色 | kastanjekleur; kastanjebruin |
kuriirodo-栗色土 | kastanjebruine aarde |
kurikaeru-繰り替える | ruilen; omwisselen; verwisselen |
kurikku-クリック | klik (met de muis op een computerscherm) |
kurikomu-繰り込む | bevatten; insluiten; inbegrepen zijn |
kurikoshi-繰り越し | het vooruit [naar voren] halen; overdracht; overbrenging; overplaatsing |
kurikosu-繰り越す | vooruit boeken; naar voren halen; overbrengen; overplaatsen |
kurīnā-クリーナー | stofzuiger; machine voor schoonmaak [zuivering] |
kurinoberu-繰り延べる | uitstellen; schorsen (van een vergadering, etc.); verzetten |
kurīn・rūmu-クリーン・ルーム | stofvrije ruimte |
kuriokinōru-クリオキノール | clioquinol (antischinnem middel) |
kurīpingu・infurēshon-クリーピング・インフレーション | (Eng.: creeping inflation) kruipende inflatie; langzaam stijgende inflatie |
kurisageru-繰り下げる | uitstellen; opschorten; verzetten; verplaatsen |
kurisutaruzoku-クリスタル族 | universitaire studentes vernoemd naar personage uit: なんとなく、クリスタル (Somehow, Crystal), roman uit de Japanse postmoderne literatuur van Tanaka Yasuo |
kurobīru-黒ビール | stout; donker(bruin) bier |
kurōbu-クローブ | kruidnagel |
kuroharahamusutā-クロハラハムスター | (Europese) zwartbuikhamster (Cricetus cricetus) |
kūron-空論 | abstracte [onuitvoerbare] theorie |
kuronbō-黒ん坊 | iemand met een donkere huid; neger; iemand die bruinverbrand is (door de zon) |
kuronezumi-黒鼠 | een zwarte rat [muis] |
kuropan-黒パン | donkerbruin brood |
kurosoido-クロソイド | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
kurosoidokyokusen-クロソイド曲線 | clothoïde; spiraal van Cornu (term uit de civiele techniek) |
kurosu-クロス | kruis |
kurosufaia-クロスファイア | kruisvuur (beschietingen die elkaar kruisen) |
kurosuōbā-クロスオーバー | kruising; oversteekplaats;, overstap; dwarslijn; baanwisseling |
kurosuwādo・pazuru-クロスワード・パズル | kruiswoordpuzzel |
kurosu・bankā-クロス・バンカー | (golf) lang uitgerekte bunker die zich dwars over de breedte van de baan uitstrekt |
kurosu・rēto-クロス・レート | kruiselingse wisselkoers |
kurozatō-黒砂糖 | ruwe (ongeraffineerde) bruine suiker |
kuru-刳る | boren; uithollen |
kuru-繰る | (open)schuiven; (één voor één) openen [sluiten] (luiken, e.d.) |
kurūgārandokinka-クルーガーランド金貨 | krugerrand (gouden munt Zuid-Afrika) |
kuruizaki-狂い咲き | bloei buiten het normale seizoen |
kurūjingu-クルージング | een cruise maken; (langzaam) rondvaren [rondrijden] |
kuruma-車 | auto; voertuig; wagen; kar |
kurumegasuri-久留米絣 | Kasuri-textiel (katoen) uit Kurume (Kyushu) |
kurumeku-眩く | duizelig zijn; duizelen |
kurusu-クルス | kruis; kruisteken |
kurūzā-クルーザー | kruiser (marineschip) |
kurūzā-クルーザー | motorjacht; grote motorboot; cruiseschip |
kurūzā-クルーザー | passagier op een cruiseschip |
kusa-瘡 | puist; schurft |
kusa-草 | gras; kruid; (wilde) plant(en); onkruid |
kusabue-草笛 | rietfluit; riet [tong] (van blaasinstrument) |
kusagare-草枯れ | verdroogd [verwelkt] gras [onkruid] |
kusai-臭い | stinkend; vies ruikend; onwelriekend |
kusamochi-草餅 | rijstcake gekruid met bijvoet (Artemisia) |
kusarigama-鎖鎌 | traditioneel Japans wapen bestaande uit een ketting met een sikkel (kama) eraan |
kusasotetsu-草蘇鉄 | struisvaren (Matteuccia struthiopteris) |
kusatori-草取り | het (onkruid) wieden |
kusaya-草屋 | een hut [huis] met een rieten dak |
kusayabu-草薮 | struikgewas |
kuse-曲 | onfatsoenlijk; onjuist |
kusemono-曲者 | boef; schurk; schavuit |
kusemono-曲者 | verdacht-uitziende [louche] persoon; (oude) sluwe [slimme] vos |
kūsha-空車 | lege [onbezette] taxi; vrije zitplaatsen (in voertuig) |
kushi-駆使 | vrije beschikking (hebben over); gebruik naar eigen goeddunken |
kushi-駆使 | geode beheersing; goed gebruik (van) |
kushinsantansuru-苦心惨憺する | veel moeite [inspanningen] doen; zijn uiterste best doen |
kuso-糞 | vuil; vuilnis; stront; ontlasting; rotzooi |
kutakuta-くたくた | (onomatopee) uitgeput; op; doodmoe; dodelijk vermoeid |
kutsubako-靴箱 | (op)bergmeubel voor schoenen (vaak direct bij de ingang van Japanse huizen en gebouwen) |
kutsugaesu-覆す | (een besluit, e.d.) overrulen; terzijde schuiven; verwerpen |
kutsunugi-靴脱ぎ | pplek (in huis) om je schoenen uit te trekken (en neer te zetten) |
kutsurogu-寛ぐ | luieren; zich ontspannen; relaxen; doen alsof men thuis is |
kuwaeru-加える | toebrengen; geven; uitdelen |
kuwashii-詳しい | gedetailleerd; uitvoerig |
kuyamu-悔やむ | betreuren; spijt betuigen; spijt hebben |
kuzu-屑 | afval; rommel; vuilnis; schroot |
kuzuko-葛粉 | kudzu-poeder (zetmeel uit de wortels van de kudzu-plant) |
kuzureru- 崩れる | in elkaar storten; afbrokkelen; uit elkaar vallen |
kuzushi-崩し | (worstelen, judo, etc.) het uit balans brengen van een tegenstander |
kyabia-キャビア | kaviaar (gezouten viskuit) |
kyabin-キャビン | kajuit; hut (op een schip) |
kyabin-キャビン | cabine (in een vliegtuig) |
kyabinetto-キャビネット | kast; behuizing (van apparatuur) |
kyaku-脚 | (achtervoegsel) gebruikt voor het tellen van meubels, e.d. |
kyakuin-客員 | gastlid; buitengewoon lid; erelid |
kyakusha-客車 | passagiersrijtuig; personenauto |
kyakuyō-客用 | voor (gebruik door) gasten |
kyandoru・sābisu-キャンドル・サービス | het aansteken van kaarsen door de bruid en de bruidegom bij een huwelijksreceptie |
kyappu-キャップ | dop; beschermkapje; sluiting |
kyasshu・furō-キャッシュ・フロー | geldstroom; kasstroom (verschil tussen inkomsten en uitgaven) |
kyasutingu-キャスティング | het uitwerpen van een vislijn |
kyatchi・furēzu-キャッチ・フレーズ | bekende zin [frase; uitspraak] (vaak geassocieerd met een beroemde persoon) |
kyōdo-匈奴 | volksstam in Noord China; nomadische ruiters uit Mongolië; de Hunnen |
kyofu-巨富 | groot fortuin; enorme rijkdom |
kyōgeki-矯激 | radicaal [extreem; buitengewoon gewelddadig; excentriek] zijn |
kyōgi-経木 | flinterdunne houtvellen (m.n. gebruikt als verpakkingsmateriaal) |
kyohaku-巨擘 | duim (vinger) |
kyōjaku-強弱 | hard [luid] en zacht; beklemtoning |
kyōjakukaku-強弱格 | trochee; trocheus (versvoet, bestaande uit een beklemtoonde en een onbeklemtoonde lettergreep) |
kyojōseki-居城跡 | ruïne [overblijfselen] van een (woon)kasteel |
kyojūkanshi-居住監視 | huisarrest (ter observatie) |
kyojūkūkan-居住空間 | woonruimte |
kyōjutsu-供述 | bekentenis; (getuigen)verklaring; getuigenis |
kyōkō-強硬 | (positief) onverzettelijk [drastisch; standvastig; onwrikbaar; onbuigzaam] zijn |
kyoku-極 | uiterste; extremiteit; climax |
kyokugen-極限 | limiet; uiterste; extremiteit |
kyokusa-極左 | radicaal-links; ultralinks; extreemlinks; uiterst links; links-radicaal |
kyokusui-曲水 | water dat stroomt rond een tuin of bos, of onderaan een berg |
kyokuu-極右 | radicaal-rechts; ultrarechts; extreemrechts; uiterst rechts; rechts-radicaal |
kyōmai-京舞 | traditionele dans uit Kyoto |
kyōmaku-鞏膜 | sclera; harde oogrok (de witte buitenste laag van de oogbol) |
kyōon-跫音 | het geluid van voetstappen |
kyōonna-京女 | een vrouw uit Kyoto |
kyōsha-驕奢 | arrogantie en buitensporigheid |
kyōshitsu-京室 | (arch.) koninklijke familie; koninklijk huis |
kyōshō-狭小 | beperkt [klein] zijn (van ruimte) |
kyōshuku-恐縮 | dankbetuiging |
kyōsō-狂騒 | uitzinnigheid; kabaal; opwinding |
kyotaku-居宅 | (iemand's) woning; (woon)huis; thuis |
kyōtōho-橋頭堡 | (fig.) speerpunt; uitgangspunt |
kyozai-巨財 | fortuin; rijkdom; grote hoeveelheid geld |
kyozetsuhannō-拒絶反応 | het direct verwerpen [afwijzen] van iets (zonder een duidelijke reden) |
kyū-吸 | (in kanji combinaties) slikken; inhaleren; zuigen ademen; absorberen; innemen |
kyūban・hīru-キューバン・ヒール | Cubaanse hak (hak met schuinlopende achterkant van een schoen of laars) |
kyūhai-九拝 | herhaaldelijk diep buigen |
kyūjō-休場 | sluiting van een theater, circus, attractie, etc. |
kyūkan-休館 | sluiting [het gesloten zijn] (van een gebouw, zoals een museum, bibliotheek, etc.) |
kyūkanbi-休刊日 | dag waarop geen kranten verschijnen; rustdag voor kranten-uitgevers |
kyūkanbi-休館日 | sluitingsdag; dag dat iets gesloten is (van een museum, etc.) |
kyūkeishokubutsu-球茎植物 | knolgewas (een uit een knol voortspruitende plant) |
kyūketsuki-吸血鬼 | (fig.) bloedzuiger; uitzuiger; uitbuiter |
kyūkin-給金 | loon; salaris; (uit)betaling |
kyūkō-休校 | (tijdelijke) schoolsluiting |
kyūkō-休航 | opschorting [uitstel] van een veerdienst [vliegdienst] |
kyūmei-究明 | onderzoek; het verzamelen van feiten; ontdekken; uitzoeken; aan het licht brengen |
kyūmeiikada-救命筏 | vlot; opblaasboot; reddingsvlot; (opblaasbare) reddingsboot (van vliegtuigen of schepen) |
kyūpī-キューピー | Kewpie (figuur gebaseerd op Cupido, in 1909 gecreëerd door Rose O'Neill; als logo gebruikt door Kewpie Corporation, producent van o.a. mayonaise) |
kyūrai-旧来 | uit oude tijden |
kyūsaisuru-休載する | publicatie(s) (tijdelijk) uitstellen [opschorten] |
kyūsei-九星 | de 9 traditionele astrologische tekens (worden gebruikt bij het maken van horoscopen) |
kyūseki-旧跡 | historische plek; oude ruïnes [overblijfselen] |
kyūshi-旧址 | oude ruïnes [overblijfselen]; historische plek |
kyūshin-急進 | snelle vooruitgang [ontwikkeling] |
kyūshū-九州 | Kyushu (het zuidelijkste hoofdeiland van Japan) |
kyūsu-休す | rusten; uitrusten |
kyūsuru-休する | rusten; uitrusten |
kyūyōsuru-休養する | uitrusten; ontspannen; herstellen |
ma-間 | (tussen)ruimte; afstand |
maai-間合い | afstand; tussenruimte |
maai-間合い | gelegenheid; kans; het juiste moment |
mabiku-間引く | (planten) uitdunnen |
mabisashi-目庇 | een smalle luifel boven een raam |
mābōdōfu-マーボー豆腐 | Mapo tofu (Chinees pikant tahoe-gerecht uit de provincie Sichuan) |
machi-町 | stad; wijk; buurt; huizenblok |
machigatta-間違った | fout; onjuist; incorrect; onnauwkeurig |
machihazure-町外れ | de buitenwijken [rand] van de stad |
machiisha-町医者 | gemeentearts; stadsarts; huisarts |
machikamaeru-待ち構える | klaar staan [zijn] (om te); voorbereid zijn; uitkijken naar |
machimōkeru-待ち設ける | verwachten; naar uitzien; hopen op |
machinami-町並み | (in een straat) een rij huizen; huizenrij; rijtjeshuizen |
machinimatta-待ちに待った | langverwacht; waarnaar reikhalzend is uitgezien |
machiya-町家 | een huis in de stad |
machiya-町家 | herenhuis; koopmanshuis |
machiyakuba-町役場 | gemeentehuis; gemeentesecretarie; stadhuis; stadsdeelkantoor |
madamu-マダム | vrouw (des huizes); echtgenote; getrouwde vrouw |
madō-魔道 | (boeddh.) de wereld waar de duivel leeft |
madogarasu-窓ガラス | vensterglas; glasruit; vensterruit |
madonna-マドンナ | madonna (kuise vrouw) |
madorosu・paipu-マドロス・パイプ | matrozenpijp, een (tabaks)pijp met een grote kop en gebogen steel (werd vaak door zeelui gebruikt) |
maeaki-前開き | (bij kleding) opening (en sluiting) aan de voorkant |
maebarai-前払い | vooruitbetaling; voorschot |
maebaraidaikin-前払い代金 | vooruitbetaalde kosten |
maebaraihiyō-前払い費用 | vooruitbetaalde kosten |
maebaraikin-前払い金 | vooruitbetaling |
maebaraisuru-前払いする | vooruitbetalen |
maebike-前引け | sluiting van de ochtendsessie (handel) |
maedaoshi-前倒し | het naar voren brengen [bewegen; gaan]; vooruitschuiven; bespoedigen |
maedate-前立て | veer; (helm)pluim |
maegashi-前貸し | vooruitbetaling |
maegashisuru-前貸しする | vooruitbetalen; vooraf betalen |
maegeiki-前景気 | verwachting; hoop; vooruitzicht(en) |
maekin-前金 | vooruitbetaling; voorschot |
maemae-前前 | langgeleden; lang van tevoren; ruim voorafgaand |
maeniwa-前庭 | voortuin |
maenomeri-前のめり | het naar voren leunen [hangen; buigen; vallen] |
maeukekin-前受け金 | (ontvangen) voorschot; vooruitbetaling |
maeukeshūeki-前受収益 | uitgesteld inkomen |
maewatashi-前渡し | vooruitbetaling; vooruit bezorging [overhandiging] van goederen [bestelling] |
maewatashikin-前渡し金 | vooruitbetaald geld |
maewatashikin-前渡金 | vooruitbetaling(en) |
maezuke-前付け | voorwerk (van een boekuitgave) |
mafurā-マフラー | geluiddemper; knaldemper; knalpot (voor de uitlaat van een voertuig) |
magarei-真鰈 | bruine schol (vis) |
māgaretto-マーガレット | (Argyranthemum frutescens) struikmargriet, zomermargriet |
mageru-曲げる | buigen; krommen; bukken |
magonote-孫の手 | rugkrabber (meestal van bamboe, ca. 50 - 60 cm lang, met een handje op het uiteinde) |
maguchi-間口 | de breedte van de voorkant (van een huis, terrein, land, etc.); voorgevel |
maguna・karuta-マグナ・カルタ | Magna Charta (oorkonde uit 1215, die de grondslag is van de Engelse staatsinrichting) |
maguwa-馬鍬 | eg (landbouwwerktuig) |
mahha-マッハ | mach (verhouding tussen stromingssnelheid (b.v. bij het vliegen) en de snelheid van het geluid; vernoemd naar Ernst Mach) |
mai-昧 | onwetend; dom; duister; vaag |
maigo-迷子 | een bepaalde variant van begeleidende kabuki muziek [geluidseffecten] |
maihōmu-マイホーム | iemands eigen huis [thuis] |
maikuromētā-マイクロメーター | micrometer (1 duizendste millimeter) |
maikuromētoru-マイクロメートル | micrometer (1 duizendste millimeter) |
mainā-マイナー | klein; onbelangrijk; onbeduidend |
mainezumi-舞鼠 | Japanse (dansende) muis (Mus musculus) |
maishū-毎週 | iedere [elke] week; wekenlang; week in, week uit |
maisu-売僧 | een monnik die oneerlijke wijze zaken doet (met misbruik van zijn boeddhistische status) |
maisu-売僧 | een term die gebruikt wordt om op een denigrerende manier naar monniken te verwijzen |
maitta-参った | (uitroep bij vechtsporten) ik geef op; ik geef me gewonnen |
majieru-交える | kruisen |
majieru-交える | uitwisselen; wisselen |
majin-魔神 | kwade geest; duivel |
majo-魔女 | heks; duivelin; tovenares |
makeinu-負け犬 | een duidelijke verliezer (als een hond die met zijn staart tussen de benen afdruipt); underdog |
makejidamashii-負けじ魂 | onverzettelijke [onbuigzame; onverschrokken] geest [ziel] |
makigai-巻き貝 | huisjesslak; spiraalvormig schelpdier |
makishimu-マキシム | gezegde; uitdrukking; spreekwoord |
makkōkusai-抹香臭い | het ruiken naar wierook |
makkōkusai-抹香臭い | (fig.) het ruiken naar religie; erg religieus [vroom] zijn |
makkura-真っ暗 | pikdonker [pikkedonker] zijn; duisternis |
makkura-真っ暗 | uitzichtloosheid |
makkurayami-真っ暗闇 | totale duisternis |
makurakotoba-枕詞 | (lett. een kussen-woord) een vaste [poëtische] uitdrukking (in Japanse literatuur) |
makurasuru-枕する | iets als kussen gebruiken; slapen [liggen] met je hoofd op iets |
makuru-捲る | oprollen; opschuiven |
makushiageru-捲し上げる | oprollen; opstropen; opschuiven |
makushitateru-捲し立てる | snel [veel] praten [kletsen]; ratelen; spuien |
mama-ママ | de vrouwelijke eigenaar [uitbaatster; gastvrouw] van een bar |
mamayo-儘よ | nou ja; laat maar (zitten); het maakt niet uit |
man-マン | Duitse achternaam (b.v. Thomas Mann) |
man-万 | tienduizend; een heel groot aantal |
manekarezarukyaku-招かれざる客 | de ongenode [niet uitgenodigde] gast |
maneki-招き | uitnodiging; het uitnodigen; wenken |
manekin-マネキン | etalagepop; mannequin; model |
maneku-招く | uitnodigen; wenken |
mangakissa-漫画喫茶 | theehuis [lunchroom] met een boekenkast met stripboeken, die klanten kunnen lezen tijdens de maaltijd |
manisshu・rukku-マニッシュ・ルック | mannelijk uiterlijk; mannelijke uitstraling |
manji-卍 | swastika; hakenkruis |
manjō-満場 | alle aanwezigen; de hele ruimte [zaal] |
mankibitsuki-満期日付 | vervaldatum; uiterste betaaldatum |
manman-漫漫 | uitgestrekt [grenzeloos; onmetelijk groot] zijn |
manrikigusari-万力鎖 | oud Japans kettingwapen (zware ketting met gewichten aan de uiteinden) |
manryō-万両 | kerstbes; Australische hulst; koraalstruik (Ardisia crenata) |
manseki-満席 | vol(geboekt) zijn; alle stoelen bezet (in theater, trein, vliegtuig, e.d.) |
manshon-マンション | herenhuis |
manukan-マヌカン | etalagepop; mannequin; model |
manyuaru-マニュアル | (gebruikers)handleiding |
manzai-万歳 | tienduizend jaar |
man'yōgana-万葉仮名 | man'yōgana, oud Japans lettergrepen-systeem (van Chinese karakters fonetisch gebruikt) |
marīnsunō-マリーンスノー | zeesneeuw (bezinksel in de diepzee bestaande uit organisch materiaal) |
maruanki-丸暗記 | het domweg [zonder nadenken] uit het hoofd leren; (tekst) in je hoofd stampen |
maruarai-丸洗い | het wassen van een kimono in zijn geheel (zonder eerst uit elkaar te halen) |
maruchibokkusu-マルチボックス | multibox (draagbare aansluitingsdoos met meerdere connectoren) |
marukibune-丸木舟 | boomstamkano (kano gemaakt van een uitgeholde boomstam) |
maruku-マルク | mark (oude Duitse valuta) |
maruku-マルク | Franz Marc (Duitse schilder, 1880-1916) |
marumero-マルメロ | (uit het Portugees: marmelo) kweepeer; kweeappel; kwee (Cydonia oblonga) |
marumōke-丸儲け | een duidelijke [afgetekende] winst |
marutsubure-丸潰れ | complete instorting [vernietiging]; verval; ruïnering |
maruzome-丸染め | een complete kimono verven (zonder hem eerst uit elkaar te halen) |
masaru-勝る | beter zijn dan; overtreffen; uitblinken |
masatsuon-摩擦音 | een fricatief (medeklinker met wrijvend of sissend geluid, zoals f, s, ch) |
masayume-正夢 | een droom die uitkomt; voorspellende droom |
masen-ません | suffix dat gebruikt wordt voor ontkenning van werkwoorden in de beleefdheidsvorm (masu) |
massatsu-抹殺 | eliminatie; liquidatie; uitwissing |
massatsusuru-抹殺する | elimineren; liquideren; vermoorden; uitwissen; uitvegen; ontkennen; negeren |
masshiro-真っ白 | spierwit; zuiver wit |
masshiro-真っ白 | leeg; ongebruikt; onbeschreven |
masshō-末梢 | het uiteinde [de punt] van een tak |
masshō-末梢 | punt; uiteinde; rand |
massugu-真っ直ぐ | rechtdoor; recht vooruit |
masu-増す | uitbreiden; verhogen; toevoegen |
masukatto-マスカット | muskaat (druivensoort); muskaatwijn |
masukingutēpu-マスキングテープ | afplakband; afplaktape (gebruikt bij verven) |
masukumeron-マスクメロン | suikermeloen (Cucumis melo) |
masutodon-マストドン | mastodont (uitgestorven zoogdier) |
mata-股 | onderbuik; lies; kruis |
matagami-股上 | bandhoogte [heuphoogte] van een broek (gemeten vanaf het kruis) |
matehan・robotto-マテハン・ロボット | (material handling robot) industriële robot, die wordt gebruikt voor het transporteren van materialen, onderdelen, etc. |
mateki-魔笛 | toverfluit |
mateki-魔笛 | De Toverfluit (Die Zauberflöte, opera van Mozart) |
matsubi-末尾 | (van documenten, e.d.) het einde; het laatste stuk [deel]; de afsluiting |
matsugaku-末学 | (bescheiden zelf-aanduiding van een) wetenschapper [geleerde] |
matsukaze-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
mattan-末端 | uiteinde; punt |
mattōsuru-全うする | ten uitvoer brengen; verrichten; bereiken (doel); volbrengen; voltooien |
mau-眩う | duizelig zijn |
mausu-マウス | huismuis (knaagdier) |
mausu-マウス | computermuis |
mawaridōrō-回り灯籠 | een lantaarn waarvan de binnenste cilinder (met uitgesneden afbeeldingen) draait en schaduwen werpt op het buitenste scherm |
mayoibashi-迷い箸 | eetstokjes die men besluiteloos van gerecht naar gerecht beweegt zonder iets te nemen (onjuist gebruik van eetstokjes) |
mayujiri-眉尻 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de slaap |
mayumi-檀 | (de struik) kardinaalshoed [kardinaalsmuts] (Euonymus sieboldianus) |
mayune-眉根 | het uiteinde van de wenkbrauw dichtbij de neus |
mazamaza-まざまざ | duidelijk [levendig] voor je (zien) |
mazuru-マズル | snuit; bek (van een dier) |
mazuru-マズル | muilkorf |
me-芽 | spruit; kiem; knop |
meawaseru-妻合わせる | uithuwelijken |
mebaeru-芽生える | ontkiemen; ontluiken; ontspruiten; uitlopen; opbloeien |
mebuku-芽吹く | ontkiemen; ontluiken; uitbotten |
mecha-滅茶 | het absurd [onredelijk; roekeloos; onmatig; buitensporig] zijn |
mēdo-メード | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
medo-目処 | vooruitzicht; verwachting |
megafon-メガフォン | megafoon; luidspreker |
megahon-メガホン | megafoon; luidspreker |
mei-名 | (wordt ook gebruikt voor het tellen van mensen) mens; persoon |
meianjunnō-明暗順応 | (med.) licht-donker adaptatie van de ogen als men van donkere in lichte ruimten komt en v.v |
meidan-明断 | een duidelijk oordeel; duidelijke [definitieve] uitspraak |
meido-メイド | meid; dienstmeid; kamermeisje; huishoudster; maagd |
meidō-鳴動 | gerommel; rommelend geluid; gedreun |
meien-名園 | beroemde tuin; beroemd park |
meigen-名言 | een wijze uitspraak; wijsheid; beroemd gezegde |
meigin-名吟 | uitmuntend gedicht (tanka; haiku); excellente poëzie |
meihaku-明白 | (over)duidelijk; onmiskenbaar; zonneklaar; klinkklaar; onomstotelijk; ondubbelzinnig; onweerlegbaar |
meihaku-明白 | (logica) helder [duidelijk] (Fr. clair ( René Descartes) |
meihin-名品 | beroemd voorwerp; uitstekend artikel; meesterstuk |
meihitsu-名筆 | meesterlijk [uitmuntend] kalligrafeerwerk |
meijunnō-明順応 | (med.) licht-adaptatie, de aanpassing van de ogen als men van een donkere in een lichte ruimte komt |
meikai-明快 | helderheid; duidelijkheid; eenduidigheid; ondubbelzinnigheid |
meikai-明解 | heldere [duidelijke] uitleg [verklaring] |
meikaku-明確 | duidelijk [helder] zijn |
meiki-明記 | duidelijke omschrijving [beschrijving]; specificatie |
meimei-冥冥 | onduidelijk; moeilijk te begrijpen |
meiryō-明瞭 | duidelijkheid; helderheid |
meisai-迷彩 | camouflage (van een uniform, schip, tank, vliegtuig, etc.) |
meiseki-明晰 | helderheid; duidelijkheid |
meishi-明視 | duidelijk zichtbaar zijn |
mejiri-目尻 | buitenste ooghoek |
mekakushi-目隠し | vitrage (tegen inkijk van buitenaf) |
mekanikku-メカニック | monteur; mecanicien; werktuigkundige |
mekimeki-めきめき | opvallend; duidelijk zichtbaar; steeds meer |
mekoboshi-目溢し | oogluiking; medeweten; het door de vingers zien |
meku-めく | (als achtervoegsel) tekenen vertonen van; eruit zien als |
mekuso-目糞 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
mekyabetsu-芽キャベツ | spruitjes (groente) |
memagurushii-目まぐるしい | duizelingwekkend; wervelend; draaierig; duizelig |
memai-目眩 | duizeligheid; draaierigheid |
memoto-目許 | (rond) de ogen; blik (uitdrukking van de ogen) |
men-免 | ontslag; ontheffing uit (regerings)functie |
menba-面罵 | het iemand openlijk [ronduit; in zijn gezicht] beledigen |
menbō-面貌 | uiterlijk; gezichtsuitdrukking; uiterlijke kenmerken |
menboku-面目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; aanzien; eer; reputatie; prestige; waardigheid |
menchō-面疔 | een karbonkel [steenpuist] in het gezicht |
menjiru-免じる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
menma-麺麻 | gekookte, en daarna gedroogde of ingemaakte bamboescheuten (na geweekt te zijn in water worden ze gebruikt in Chinese gerechten) |
menohoyō-目の保養 | (uitdrukking) een lust voor het oog |
menokokanjō-目の子勘定 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
menokozan-目の子算 | hoofdrekenen; het uit het hoofd berekenen |
mentei-面体 | vorm van het gezicht; uiterlijk |
mentenansu-メンテナンス | onderhoud (van een huis, machine, etc.); beheer |
mentooshi-面通し | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
menwari-面割り | osloconfrontatie; opstelling [parade] van verdachten voor identificatie door de ooggetuige(n) |
menzuru-免ずる | ontslaan; iemand uit zijn functie ontheffen |
meppō-滅法 | buitengewoon [onredelijk; absurd] zijn; te ver gaan |
meriken-メリケン | vuist |
mesaki-目先 | inzicht; vooruitziendheid |
meshiudo-囚人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
meshiudo-囚人 | een persoon die werd opgeroepen om een bugaku-optreden uit te voeren |
meshūdo-召人 | een persoon die werd uitgekozen om een waka-gedicht te componeren aan het begin van een poëzieceremonie aan het keizerlijk hof |
meshūdo-召人 | een persoon die werd opgeroepen om een bugaku-optreden uit te voeren |
mesomeso-めそめそ | (onomatopee) snikkend; huilend; jammerend; jankend |
messhi-滅私 | onbaatzuchtigheid; altruïsme |
metsuki-目付き | blik; uitdrukking in de ogen; manier van kijken |
mettana-滅多な | onbezonnen; onbesuisd; roekeloos |
mettani-滅多に | roekeloos; onbesuisd |
meutsuri-目移り | afgeleid zijn; gebrek aan concentratie; besluiteloosheid |
meyani-目脂 | slaap (afscheiding uit de ogen) |
mezumari-目詰まり | iets (stof, vuiltje, etc.) in je ogen hebben |
miba-見場 | uiterlijk |
mibae-見栄え | er goed uitzien; arrogante houding; ijdelheid |
michiannai-道案内 | bewegwijzering; routeaanduiding |
midai-御台 | hofbestek (artikelen in gebruik aan het keizerlijk hof en bij de adel) |
midi-ミディ | midi (roklengte halverwege de kuit, tussen mini en maxi) |
midokoro-見所 | goed teken [vooruitzicht] |
midorijūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
mie-見栄 | uiterlijk; ijdelheid; vertoning; vertoon |
miebō-見栄坊 | een arrogante persoon; ijdeltuit; verwaande kwast |
miemie-見え見え | duidelijk; helder |
mieppari-見栄っ張り | verwaand [arrogant] persoon; uitslover |
mieru-見える | schijnen; lijken; eruit zien als |
miesuku-見え透く | transparant zijn; helder [duidelijk] zijn. |
migoto-見事 | iets dat mooi [prachtig; uitmuntend] is |
mihakken-未発見 | iets dat nog niet bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] is |
miharashi-見晴らし | uitzicht; vergezicht; zichtbaarheid |
miharasu-見晴らす | uitkijken (op; over); overzien; een mooi uitzicht hebben |
mihari-見張り | wacht; uitkijk; hoede; waakzaamheid |
mihariyaku-見張り役 | verspieder; uitkijk; wacht (tijdens criminele ondernemingen) |
miharu-見張る | op wacht staan; op de uitkijk staan; bewaken |
miharukasu-見晴るかす | uitkijken (op; over); overzien; een mooi uitzicht hebben |
mihatsu-未発 | iets dat nog niet is bekendgemaakt [ontdekt; uitgevonden] |
miidasu-見出す | ontdekken; uitvinden; uitzoeken |
mijimai-身仕舞い | het zich aankleden [zich opdoffen] (b.v. om uit te gaan) |
mikaeshi-見返し | de andere [achter-; voor-; binnen-;buiten-] kant |
mikake-見かけ | uiterlijk |
mikakedaoshi-見かけ倒し | verkeerde [misleidende] indruk; niet zo goed zijn als het er uitziet; klatergoud |
mikaku-味覚 | smaak (zintuig); smaakvermogen |
mikawasu-見交わす | blikken uitwisselen; elkaar aankijken |
mike-三毛 | de 3 vachtkleuren van een lapjeskat (wit, zwart en bruin) |
miken-眉間 | ruimte tussen de wenkbrauwen; glabella (midden van het voorhoofd vlak boven de neus) |
miketsu-未決 | (afk. voor) huis van bewaring; detentiecentrum |
miketsukan-未決監 | huis van bewaring; detentiecentrum |
mikiru-見切る | duidelijk [goed] (kunnen) zien [opmerken; onderscheiden] |
mikisā-ミキサー | mixer (groente- of fruitmixer; cementmixer; geluidsmixer) |
mikiwameru-見極める | controleren; onderzoeken; iets tot op de bodem uitzoeken |
mikkabōzu-三日坊主 | (lett. een boeddhistische priester voor drie dagen) een uitdrukking voor iemand die snel ergens mee ophoudt [het bijltje erbij neergooit] |
mikkō-密行 | het rondsluipen |
mikkōsuru-密行する | rondsluipen |
mikoshi-見越し | het overheen kijken; uitkijken (over) |
mikoshi-見越し | verwachting; vooruitzicht |
mikosu-見越す | verwachten; voorspellen; vooruitkijken |
mimai-見舞い | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimau-見舞う | het iemand beterschap [sterkte] wensen; het uiten van bezorgdheid [medeleven] (per kaart, brief, pakje, etc.) |
mimawari-見回り | inspectieronde; patrouille |
mimawaru-見回る | een inspectieronde doen; patrouilleren |
mime-見目 | uiterlijk; voorkomen; gezicht; gelaatstrekken |
mimidare-耳垂れ | afscheiding uit oor |
mimikosuri-耳擦り | gefluister |
mimikosurisuru-耳擦りする | fluisteren |
miminari-耳鳴り | oorsuizen; tinnitus |
mimiuchi-耳打ち | fluistering; het (iem.) iets in het oor fluisteren |
mimiuchisuru-耳打ちする | (iem.) iets in het oor fluisteren |
mimizuku-木菟 | oehoe (uil) |
mimizunaku-蚯蚓鳴く | het geluid van de regenwormen (in de (regenachtige) herfstnacht; wordt gebruikt als uitdrukking voor eenzaamheid) |
mimore-ミモレ | midi (roklengte tot halverwege de kuit) |
minakuchi-水口 | inlaatsluis voor rijstvelden |
minami-南 | zuid; zuiden |
minamiafurika-南アフリカ | Zuid-Afrika |
minamihankyū-南半球 | het zuidelijk halfrond |
minamijūjisei-南十字星 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minamijūjiza-南十字座 | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
minamikaikisen-南回帰線 | steenbokskeerkring; zuiderkeerkring |
minamikaze-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind |
minamiosechia-南オセチア | Zuid-Ossetië |
minamisūdan-南スーダン | Zuid-Soedan |
minawa-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
minikui-見難い | onduidelijk; onleesbaar |
mini・shiatā-ミニ・シアター | filmhuis; kleine bioscoop |
minka-民家 | huis van een particulier [burger]; private woning |
minkanitaku-民間委託 | werk uitbesteden aan de particuliere sector |
minkanryōhō-民間療法 | oude huismiddeltjes; geneesmiddeltjes uit grootmoeders tijd |
miokuri-見送り | afscheid; uitgeleide |
miokuru-見送る | iemand uitgeleide doen [uitzwaaien; wegbrengen] |
miorosu-見下ろす | naar beneden kijken; overheen kijken; uitzien [uitkijken] over |
miotosu-見落とす | over het hoofd zien; voorbijzien; uit het oog verliezen |
mirin-味醂 | mirin, een zoete rijstwijn die voornamelijk gebruikt wordt als ingrediënt bij het koken |
mīru-ミール | Mir (Russisch ruimtestation) |
misao-操 | kuisheid; maagdelijkheid |
miseban-店番 | het exploiteren [uitbaten] van een winkel |
miseguchi-店口 | winkelpui; winkelgevel |
misejimai-店仕舞い | het voorgoed sluiten van [stoppen met] een winkel [zaak; bedrijf] |
misejimai-店仕舞い | het sluiten van een winkel (op een bepaalde tijd van de dag) |
misemono-見世物 | tentoonstelling; show; uitstalling |
missen-密栓 | het afdoppen [hermetisch afsluiten; verzegelen]; luchtdichte stop |
missensuru-密栓する | afdoppen; (hermetisch) afsluiten; verzegelen |
missō-密葬 | uitvaart in besloten kring |
mitame-見た目 | uiterlijk |
mitatokoro-見た所 | schijnbaar; uiterlijk; om te zien |
mitekure-見て呉れ | uiterlijk; voorkomen |
miton-ミトン | want; vuisthandschoen |
mitooshi-見通し | gezichtspunt; uitzicht; vergezicht |
mitoosu-見通す | een vrij [ononderbroken] uitzicht hebben over; vrij zicht hebben op |
mitoosu-見通す | vooruitzien; voorzien |
mitsugimono-貢ぎ物 | eerbetoon; eerbetuiging |
mitsuyushutsu-密輸出 | het (land) uit smokkelen; naar buiten smokkelen |
mitsuyushutsusuru-密輸出する | uit smokkelen; naar buiten smokkelen |
miushinau-見失う | uit het oog verliezen |
miwake-見分け | het onderscheiden [onderscheid maken; uit elkaar houden] |
miwakeru-見分ける | onderscheiden; onderscheid maken; uit elkaar houden |
miwatasu-見渡す | uitkijken [uitzien] over |
miyakoochi-都落ち | op het platteland gaan leven; buiten gaan wonen |
miyakoochi-都落ち | de hoofdstad (Tokio) verlaten [ontvluchten]; overgeplaatst worden van Tokio naar de provincie [naar een plek buiten de hoofdstad] |
miyasui-見易い | duidelijk; helder; makkelijk te zien [begrijpen] |
mizenkei-未然形 | (taalkunde) mizenkei (irrealis vorm; gebruikt als aansluitvorm voor optatief, negatief, passief, causatief) |
mizetto・hausu-ミゼット・ハウス | klein [compact] huisje (lett. dwergenhuisje) |
mizuage-水揚げ | het uitladen; lossen |
mizuame-水飴 | zoete (mout)siroop (wordt als suikervervanger gebruikt) |
mizubara-水腹 | een volle buik door teveel water gedronken te hebben |
mizubari-水張り | natte stof [papier] uitspreiden zodat het zonder kreukels opdroogt |
mizugashi-水菓子 | fruit |
mizuguchi-水口 | tuit; spuitgat |
mizuire-水入れ | drinkbakje (voor huisdieren e.d.); waterkan; een kleine kan met water om in een inktsteen te gieten |
mizukagen-水加減 | de juiste hoeveelheid water om een gerecht klaar te maken (b.v. rijst te koken) |
mizukiri-水切り | het afgieten; afdruipen; afvloeien |
mizukiri-水切り | steentjes keilen [laten stuiteren] over een wateroppervlak |
mizumashishihon-水増し資本 | het verwateren van kapitaal (d.w.z. nieuwe aandelen uitgeven op de bestaande activa) |
mizumawari-水回り | vochtige ruimte (in huis, zoals badkamer) |
mizumushi-水虫 | duikerwants (Hesperocorixa distanti) |
mizusashi-水差し | waterkan; waterkruik; karaf |
mizushigoto-水仕事 | huishoudelijk werk, zoals schrobben, boenen en wassen |
mizushōbai-水商売 | onzekere [risicovolle] handel [zaken]; het werken in het uitgaansleven |
mōbosansennooshie-孟母三遷の教え | het belang van het creëren van een goede leeromgeving voor een kind (naar een oud verhaal over Mencius' moeder die 3 keer verhuisde daarvoor) |
mochi-持ち | kosten; uitgaven |
mochi-黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
mochibunhō-持分法 | equity recht; billijkheidsprincipe |
mochidashi-持ち出し | het uit [naar buiten] nemen [brengen] |
mochidasu-持ち出す | uit [naar buiten] nemen [brengen] |
mochihada-餅肌 | een (fluweel)zachte huid |
mochiie-持ち家 | eigen huis; huis in eigen bezit |
mochiiru-用いる | gebruiken; gebruik maken (van) |
mochikaeru-持ち帰る | terugbrengen; thuisbrengen; meenemen naar huis |
mochikosu-持ち越す | uitstellen; vooruitschuiven |
mochikuzusu-持ち崩す | geruïneerd worden; naar de haaien gaan |
modosu-戻す | overgeven; braken; uitspugen |
moederu-萌え出る | ontkiemen; ontluiken; uitbotten; uitlopen |
moeru-萌える | ontspruiten; ontkiemen; uitlopen |
moetsukiru-燃え尽きる | opbranden; uitbranden |
mogaribue-虎落笛 | het fluitende geluid van een winterse wind die door een bamboe hek waait |
mogibashi-もぎ箸 | eetstokjes waarvan restjes eten afgelikt worden (onjuist gebruik van eetstokjes) |
mogusa-艾 | moxa; bijvoetwol (brandmiddel gebruikt in geneeskunde) |
mojizura-文字面 | uiterlijk [indruk; impressie] van de vorm [structuur; schrijfstijl] van letters [karakters; kanji] |
mojūru-モジュール | module (deel van een ruimtevaartuig of machine dat afzonderlijk kan functioneren) |
moka-モカ | mokkakoffie (uit Jemen) |
mokkori-もっこり | het uitpuilen [opbollen] van iets uit kleding of zakken |
mokkori-もっこり | het uitpuilen [opbollen] van een broek door een erectie |
mokudoku-黙読 | het stillezen (het lezen van een tekst zonder deze uit te spreken) |
mokugekisha-目撃者 | ooggetuige |
mokuhon-木本 | (houtige gewassen) bomen; struiken |
mokumokuto-黙黙と | stilzwijgend; zwijgzaam; geruisloos; zonder iets te zeggen |
mokurei-黙礼 | stilzwijgende groet [buiging] (vooral tijdens een plechtigheid) |
mokutanshi-木炭紙 | houtskool papier; courantdruk (papier gebruikt voor houtskooltekeningen) |
mokuzō-木造 | vervaardigd uit hout; van hout; houten |
mōmantai-無問題 | (uit het Kantonees) geen probleem |
momikesu-揉み消す | (vuur doven door) uitdrukken; uitwrijven |
momizumu-モミズム | buitensporige aandacht van een overbezorgde of aanhankelijke moeders voor haar kind |
momochidori-百千鳥 | Japanse struikzanger (Horornis diphone) |
momoware-桃割れ | haarstijl met een perzikvormige knot (uit het Meiji tijdperk) |
mongai-門外 | buiten de (stads)poort; buiten het gebouw |
mongai-門外 | buiten het vakgebied [de expertise] (van iemand) |
mongaifushutsu-門外不出 | verbod op het meenemen van waardevolle boeken of artikelen uit een collectie |
monko-門戸 | huis; woning |
monku-文句 | frase; uitdrukking |
monogataru-物語る | (aan)tonen; duiden |
monogusa-物臭 | luiheid; sloomheidheid; luiaard; een lui iemand |
monoiri-物入り | uitgaven; (hoge) kosten |
monokage-物陰 | een plek uit het zicht; verborgen plek |
mononome-物の芽 | de bloemknoppen die in de lente uitkomen |
mononomigotoni-物の見事に | duidelijk; vanzelfsprekend; levendig |
monooshimi-物惜しみ | gierigheid; zuinigheid |
monooshimisuru-物惜しみする | gierig [zuinig] zijn |
monooto-物音 | een geluid; klank |
monorisu-モノリス | monoliet (uit één steen gehouwen) |
monoshiri-物知り | een uitgebreide kennis [informatie] |
monosuru-物する | (in Klassiek Japans wordt monosuru gebruikt met verschillende betekenissen, zoals o.a.:) zijn; gaan; komen |
monsatsu-門札 | naamplaat (op de poort) van een huis |
monsūn-モンスーン | slagregens; stortbuien |
monukenokara-蛻の殻 | verlaten (huis, bed, e.d.); totale leegte |
monukenokara-蛻の殻 | lijk; dood lichaam (waaruit de ziel verdwenen is) |
morahadaonugu-諸肌を脱ぐ | je uiterste best doen |
moraijichi-貰い乳 | een zuigeling; baby die gezoogd wordt |
morainaki-貰い泣き | (uit sympathie) met iemand mee huilen; tranen van medeleven |
morasu-漏らす | uitdrukken; uiting geven aan; ventileren |
moratoriamu-モラトリアム | moratorium; uitstel van betaling |
moratoriamu-モラトリアム | tijdelijke opschorting (van uitvoering) |
morēn-モレーン | morene (ophoping van gletsjerpuin) |
moreru-漏れる | uitkomen; onthuld [geopenbaard] worden |
morugu-モルグ | mortuarium; lijkenhuis |
mōsaikan-毛細管 | capillaire buis; haarvat |
mōsaikekkan-毛細血管 | haarvat; capillaire buis |
mōshikomu-申し込む | verzoeken; aanvragen; een aanzoek doen (van huwelijk); uitdagen |
mōshin-盲進 | roekeloosheid; onbesuisdheid; onbezonnenheid |
mōshiwake-申し訳 | onbeduidend; klein; bescheiden; niet noemenswaard |
motte-以て | wordt ook gebruikt om alleen te versterken [benadrukken] |
mottomo-最も | meeste; buitengewoon; -ste (overtreffende trap) |
moyamoya-もやもや | mistig; nevelig; troebel; vaag; onduidelijk |
moyashi-萌やし | (bonen) spruiten; kiemen; taugé |
moyō-模様 | lijken op; ernaar uitzien dat; uiterlijk; omstandigheden; situatie; symptoom; teken (van) |
moyoi-催い | (in combinatie met een zelfst. n.w.) lijken; eruitzien als |
muchiuchi-鞭打ち | deel van het lichaam van paarden waar de ruiter op slaat met zijn zweep |
mudameshi-無駄飯 | een lui leventje; leven zonder te werken |
muga-無我 | zelfopoffering; onbaatzuchtigheid; onzelfzuchtigheid; altruïsme |
mugiwaratonbo-麦藁蜻蛉 | (vrouwelijke) witpuntoeverlibel (libelle-soort, Orthetrum albistylum, met een strokleurige buik) |
mugura-葎 | bodembedekker(s); kruipplant(en); woekerende plant(en) |
muhaikabu-無配株 | aandeel zonder dividenduitkering |
muhaitō-無配当 | zonder dividend uitkering [betaling] |
muhōnnin-謀反人 | rebel; verrader; muiter; samenzweerder |
muhyōjō-無表情 | uiterlijke onbewogenheid; expressieloos [strak] gezicht; uitdrukkingsloosheid |
muji-無字 | in een zen-koan gebruikt (met de betekenis: geen woord) als ontkenning op een vraag |
mujin-無尽 | onuitputtelijkheid; onbegrensdheid; onbeperktheid |
mujinhansōsha-無人搬送車 | automatische geleid voertuig; onbemand (robot)voertuig |
mujinki-無人機 | ombemand luchtvaartuig (voor militaire of burger doeleinden) |
mujinzō-無尽蔵 | onuitputtelijke [ongelimiteerde] hoeveelheid [voorraad] |
mujin'uchūhikō-無人宇宙飛行 | onbemande ruimtevlucht |
mukade-百足 | duizendpoot |
mukae-迎え | persoon [voertuig] die iemand opwacht [komt afhalen] |
mukaeru-迎える | uitnodigen; laten komen |
mukau-向かう | uitzien op; zich bevinden tegenover |
muko-婿 | bruidegom |
mukōjōmen-向こう正面 | zitplaats vooraan (in theater, e.d.); (zitplaatsen aan) de zuidkant van de sumoring |
muku-向く | zich richten (naar; tot); (om)draaien naar; uitzien op; gaan in de richting (van) |
mukuge-尨毛 | (van een dier) ruig haar; ruwe vacht |
mukuge-木槿 | tuinhibiscus; altheastruik (Hibiscus syriacus) |
mukumuku-むくむく | (onomatopee) dik; ruig; wollig |
mukyū-無休 | (van winkels, bedrijven, etc) het hele jaar geopend zijn (geen sluitingsdagen) |
muma-夢魔 | een duivelsverschijning die in een droom verschijnt (incubus, een mannelijke demon, of succubus, een vrouwelijke demon) |
muon-無音 | geluidloosheid |
murasaki-紫 | sojasaus (speciale term die alleen door sushichefs wordt gebruikt) |
murasame-村雨 | korte maar krachtige regenbui |
muro-室 | droogkamer; droogruimte |
musensōjū-無線操縦 | (van een vliegtuig) radiografisch bestuurd zijn; radiografische besturing |
mushi-無死 | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
mushiboshi-虫干し | het luchten [buiten hangen] van kleren [kleden, e.d.] (om te voorkomen dat er insecten of schimmel in komen) |
mushirobata-筵旗 | vlag gemaakt van een mushiro (mat van stro) aan een bamboestok (gebruikt bij boerenopstanden in de Edo-periode) |
musō-無双 | een kledingstuk dat ook binnenstebuiten gedragen kan worden |
mūtairiku-ムー大陸 | het continent Mu, dat volgens een hypothese duizenden jaren geleden gezonken zou zijn in de Stille Oceaan) |
mute-無手 | nul (het tonen van een gebalde vuist) |
muyami-無闇 | buitensporigheid; onmatigheid |
muyō-無用 | nutteloos [onbruikbaar; onnodig; overbodig; onbevoegd] zijn |
myūru-ミュール | muilezel |
n-ん | vorm van de werkwoordsuitgang -mu, drukt uit een veronderstelling of voorspelling |
n-ん | vorm van de werkwoordsuitgang -nu, druk uit een ontkenning |
na-名 | (slechts) in naam ; uiterlijk; uiterlijke schijn; voorwendsel; excuus; (in) naam (van); op titel van; namens |
naa-なあ | (in het begin van de zin) kijk [luister] (eens); zeg, ...; hoor eens even; tja... |
naa-なあ | (aan het eind van de zin) drukt uit een wens [verzuchting] |
nado-など | bij citaten wordt tegenwoordig vaak nado to gebruikt |
nagai-長い | een groot uithoudingsvermogen hebben; het lang volhouden; geen haast hebben |
nagame-眺め | uitzicht; vergezicht; landschap |
nagamochi-長持 | een rechthoekige houten opbergkist (meestal gebruikt voor kleding) |
nagarazoku-ながら族 | mensen (leeringen; studenten) die de gewoonte hebben tijdens het studeren te luisteren naar muziek, radio enz. |
nagare-流れ | schuin aflopen; afglijding; helling |
nagare-流れ | uitstel; staking |
nagaredasu-流れ出す | uitstromen; uitschenken; uitgieten; (weg)lekken |
nagasaki-長崎 | Nagasaki, de naam van een stad in het zuiden van de prefectuur Nagasaki. |
nagashiita-流し板 | afdruipplaat; afdruiprek |
nagasu-流す | stromen; golven (geluid; elektriciteit) |
nagaya-長屋 | een rijtjeshuis |
nagaya-長屋 | Japans rijtjeshuis dat typisch was tijdens de Edo-periode |
nagedasu-投げ出す | naar buiten gooien; naar buiten slingeren |
nagedasu-投げ出す | (halverwege) opgeven; ergens halverwege mee stoppen; ergens de brui aan geven |
nageuri-投げ売り | uitverkoop; opruiming; het dumpen [goedkoop verkopen] van goederen |
naien-内苑 | binnentuin (van tempel of paleis) |
naifukuyaku-内服薬 | geneesmiddel voor inwendig gebruik |
naijo-内助 | hulp of ondersteuning van binnenuit (via een eigen organisatie of bedrijf; vaak ook van de echtgenote die thuis meewerkt) |
naijūgaigō-内柔外剛 | uiterlijk hard lijken, maar van binnen zacht [vriendelijk; mild] zijn |
naikabyōin-内科病院 | ziekenhuis voor interne geneeskunde |
naikei-内径 | binnenste diameter; binnenwerkse maat (van een buis; pijp, etc.) |
naikoku-内国 | thuisland; land van herkomst |
naisho-内緒 | financiële privé [familie] omstandigheden; huishoudgeld; gezinsbudget |
naisho-内緒 | een privé plek (niet openbaar, maar thuis); de keuken |
naisho-内緒 | een bordeelhouder; de huiskamer in een bordeel |
naitei-内定 | informeel [inofficieel] [aanbod; besluit]; voorlopige beslissing |
naito・hosupitaru-ナイト・ホスピタル | een ziekenhuis waar 's nachts medische hulp en onderdak wordt geboden aan patiënten die overdag in de gemeenschap kunnen werken |
naiyō-内用 | [内服; 薬を飲むこと] (med.) inwendig gebruik; het innemen (van medicijnen) |
naiyōgo-内容語 | (taalkunde) woorden, zoals zelfstandige naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden, die de semantische betekenis in een zin aanduiden |
najiru-詰る | uitschelden; een standje geven; kritisch aanspreken [ondervragen] |
naka-中 | (van)uit; onder; in het midden; de middelste; temidden; tussen; in; inclusief |
naka-中 | interval; tussenruimte; middenstuk |
nakaai-中間 | tussenruimte |
nakaban-中番 | (Edo-periode) een wachthuis tussen twee kruispunten |
nakabi-中日 | de middelste dag van de equinox |
nakagiri-中限 | transactie waarvan de leveringsdatum is in de volgende maand na het sluiten van het verkoopcontract |
nakamairi-仲間入り | het zich aansluiten bij [toetreding tot] (een groep) |
nakaniwa-中庭 | binnenplaats; binnentuin; hof(je) |
nakaomote-中表 | (vellen) papier, stof, etc. binnenstebuiten vouwen (zodat dan de voorkant (buitenkant) aan de binnenkant zit) |
nakaseru-泣かせる | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
nakasu-泣かす | (iemand) aan het huilen maken; laten huilen |
nakibeso-泣きべそ | met een gezicht dat op huilen uitbarsten staat |
nakibokuro-泣き黒子 | een moedervlek onder een oog (volgens een Japans volksgeloof een teken dat iemand gevoelig is voor huilen) |
nakigoe-鳴き声 | dierengeluiden (geblaf, gehinnik, gekwaak, gefluit, gemiauw, etc.) |
nakikuzureru-泣き崩れる | in huilen uitbarsten |
nakimushi-泣き虫 | huilebalk |
nakitsura-泣き面 | een betraand [behuild] gezicht |
nakittsura-泣きっ面 | een betraand [behuild] gezicht |
nakiwarai-泣き笑い | huilen en lachen tegelijk; lachen terwijl je huilt; glimlach door de tranen heen |
naku-泣く | huilen [wenen] (van vreugde of verdriet) |
naku-鳴く | (het geluid maken van dieren) piepen; zingen; tjilpen; huilen; krijsen |
nakuhanai-なくはない | (uitdrukking met een dubbele ontkenning) het is niet zo dat het er (helemaal) niet is; niet zonder zijn; wel zo moeten zijn; er zijn veel |
nakusu-無くす | laten verwijderen; uitbannen |
namachūkei-生中継 | live-uitzending (radio of tv) |
namahenji-生返事 | een vaag [onduidelijk] antwoord |
namahōsō-生放送 | live-uitzending; directe uitzending |
namakabe-生壁 | een (grijs)bruine kleur |
namakabeiro-生壁色 | (grijs)bruine kleur (van een ongeverfde muur) |
namakawa-生皮 | ongeleide huid [pels] |
namakemono-怠け者 | luiaard; luierik; lui mens |
namakemono-樹懶 | (zoogdier) luiaard; ai; oenau |
namakeru-怠ける | (werk, studie, e.d.) verwaarlozen; lui zijn; niet hard genoeg werken |
namameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
namari-訛り | accent; verkeerde uitspraak; verbastering; dialect |
namarikōgai-鉛公害 | luchtvervuiling door lood in uitlaatgassen (van auto, e.d.) |
namaru-訛る | met een accent spreken [praten]; verbasteren; iets verkeerd uitspreken |
namida-涙 | het huilen |
namidaame-涙雨 | een klein (regen)buitje |
namidabashi-涙箸 | eetstokjes waar druppels afvallen (b.v. soep of saus) tijdens het eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
namidagachi-涙勝ち | vaak in tranen zijn; vol tranen; veel huilend |
namidagoe-涙声 | met trillende stem; met huilerige stem |
namidakin-涙金 | smartegeld; vergoeding [compensatie]; een kleine som geld gegeven uit medelijden [als troost] (b.v. na een breuk in een relatie) |
namidamajiri-涙混じり | het huilend iets doen; in tranen iets doen; huilend; in tranen |
namidanagara-涙ながら | in tranen; huilend |
namimakura-波枕 | het geluid van de golven bij nacht (als je in bed ligt) |
naminohana-波の花 | golfkam; de schuimkoppen van de golven |
nan-南 | (in kanji combinaties) zuid; zuiden |
nanairotōgarashi-七色唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
nanakusa-七草 | de zeven kruiden van de lente |
nanakusagayu-七草粥 | rijstepap, traditioneel gekookt met 7 kruiden (op de zevende dag van het nieuwe jaar) |
naname-斜め | schuin; hellend; scheef; diagonaal |
nanamenarazu-斜めならず | buitengewoon; uitzonderlijk; uitermate |
nanatsu-七つ | werd vroeger gebruikt voor tijdsaanduidingen: ca. 4 uur in de morgen of middag |
nanbei-南米 | Zuid-Amerika |
nanboku-南北 | Noord en Zuid (let. Zuid en Noord) |
nanbokuamerika-南北アメリカ | Noord -en Zuid-Amerika |
nanbokuni-南北に | van noord naar [tot] zuid |
nanbu-南部 | het zuidelijk deel; het zuiden |
nanbyō-難病 | ziekten die door het Japanse Ministerie van Gezondheid, Arbeid en Welzijn zijn aangeduid als zeldzame en hardnekkige ziekten |
nanchakuriku-軟着陸 | zachte landing (luchtvaartuigen) |
nandai-難題 | moeilijk probleem; uitdaging |
nandemonai-何でもない | niets (ernstigs); onbeduidend |
nandemoya-何でも屋 | een alleskunner; een veelzijdig iemand; een allround persoon; een duizendpoot |
nando-納戸 | opslagruimte; bergruimte; berging |
naniganashi-何がなし | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden] |
nanikanashi-何彼無し | vaag; zonder duidelijke oorzaak [reden]; op de één of andere manier |
nanjō-何じょう | (lit.) Waarom...?; Hoezo...? (bij retorische vraag of uiting van twijfel) |
nanjō-何じょう | (lit.) wat? (bij retorische vraag of uiting van twijfel) |
nanka-南下 | het zuidwaarts [naar het zuiden] gaan |
nankin-軟禁 | huisarrest |
nankyoku-南極 | Zuidpool |
nankyokuken-南極圏 | zuidpoolcirkel |
nankyokutairiku-南極大陸 | Antarctica; zuidpoolgebied |
nannantō-南南東 | het zuidzuidoosten |
nannanzai-南南西 | het zuidzuidwesten |
nanoru-名乗る | namen geven aan vogels en insecten naar het geluid dat ze maken |
nanpū-南風 | zuidenwind; zuidelijke wind; zomerwind |
nanpū-南風 | liedjes uit het zuiden |
nansei-南西 | het zuidwesten |
nanten-南天 | de zuidelijke hemel |
nantō-南東 | het zuidoosten |
nan'ō-南欧 | Zuid-Europa |
nan'yō-南洋 | de Stille Zuidzee |
nan'yō-南洋 | de eilanden in de Stille Zuidzee (zoals de Filippijnen, Indonesië, e.a.) |
naoru-直る | op de juiste plek komen; op de goede plaats geordend zijn |
naraberu-並べる | uitstallen |
narabu-並ぶ | netjes gerangschikt zijn; uitgestald staan |
narai-習い | traditie; gebruik; gewoonte |
narasu-鳴らす | laten klinken (rinkelen; bellen; fluiten; klappen; rammelen, etc.) |
narawashi-習わし | gewoonte; traditie; gebruik |
narawasu-習わす | (als achtervoegsel aan werkwoorden) gewend [gewoon; gebruikelijk] zijn; altijd doen |
narazumono-ならず者 | nietsnut; luiwammes; lanterfanter |
nare-慣れ | ervaring; gewoonte; gewenning; gebruik |
nareau-馴れ合う | vriendschap sluiten; goed kunnen opschieten met elkaar; intiem worden; een geheime relatie aangaan |
nari-鳴り | het klinken; de klank; het gerinkel; geluid; resonantie |
naridoshi-生り年 | een goed jaar (voor fruitoogst); een goed fruitjaar |
narimono-生り物 | eetbare vruchten; fruit |
narisagaru-成り下がる | aan lager wal raken; status verliezen; geruïneerd zijn; laag vallen |
narishingu・kurīmu-ナリシング・クリーム | voedende huidcrème |
naritatsu-成り立つ | bestaan uit; samengesteld zijn uit; gevormd worden door |
naritatsu-成り立つ | (een deal) sluiten; voltooien; afronden; tot een overeenkomst komen |
nariyuki-成り行き | uitkomst; resultaat |
narōdoniki-ナロードニキ | Russische revolutionaire beweging (uit de tweede helft van de 19e en het begin van de 20e eeuw) |
narōkyasutingu-ナローキャスティング | narrowcasting, een internetcommunicatie-model, gebaseerd op een verspreidingsmechanisme en een gefragmenteerd gebruik van de inhoud |
naru-成る | bestaan uit; opgebouwd zijn uit |
naru-成る | (gebruikt als een hulpww. zonder eigen betekenis, in combinatie met ni achter een ww. , met pref. o of go), uit respect |
naru-鳴る | klinken; luiden; bellen; rinkelen; slaan (van een klok bv.) |
naruhodo-成る程 | (een uitroep ter instemming van wat een ander zegt) jazeker; inderdaad; vanzelfsprekend; natuurlijk |
naruko-鳴子 | een ratel (van bamboestokjes op een houten plank, en door eraan te trekken komt er geluid uit), wordt gebruikt om vogels weg te jagen van de velden |
nasa-ナサ | (National Aeronautics and Space Administration) Amerikaans lucht- en ruimtevaart bureau |
nasaru-為さる | (gebruikt als hulp-ww. om beleefdheid uit te drukken; wordt niet vertaald of uitgedrukt door de toevoeging: alstublieft) |
nāshingu・hōmu-ナーシング・ホーム | (Eng.: nursing home) verpleeghuis; verzorgingshuis |
nāsu・banku-ナース・バンク | uitzendbureau voor verpleegkundigen |
nāsu・senta-ナース・センタ | uitzendbureau voor verpleegkundigen |
nata・de・koko-ナタ・デ・ココ | kokosgel (gelei uit gefermenteerd kokoswater) |
natori-名取り | erkend meester in de (uitvoerende) kunst |
natsu-夏 | zomer (in Japan tegenwoordig van juni tot augustus, vroeger toen men uitging van de maankalender was het van april tot juni) |
natsugake-夏掛け | dunne dekbedden die in de zomer gebruikt worden |
natsuge-夏毛 | de (okergele) haren van een hertenvacht, die gebruikt worden voor het maken van penselen |
natsuhaze-夏櫨 | een bladverliezende struik van de het plantengeslacht Azalea |
natsujikan-夏時間 | zomertijd (in de zomer wordt de klok 1 uur vooruitgezet om meer profijt te hebben van het lange licht) |
natsumame-夏豆 | een andere naam voor sora-mame, een soort tuinboon |
natsume-夏芽 | bloem- of bladknoppen die aan planten en bomen groeien in de zomer, en dan later in het jaar uitkomen; zomerknoppen |
natsumikan-夏蜜柑 | de Chinese citroenboom, een groenblijvende fruitboom van de fam. Rutaceae |
natsumono-夏物 | dingen die je in de zomer gebruikt [nodig hebt]; zomerspullen; zomerkleding |
natsumuki-夏向き | (geschikt) voor gebruik in de zomer |
natsunari-夏成り | een landbouw-belasting over de opbrengsten van de zomer-oogst (stamt uit de Middeleeuwen) |
nattokusuru-納得する | overtuigd worden [zijn]; toegeven |
ne-ね | (een uitroep:) hé; hè; nietwaar? |
ne-音 | (in kanji combinaties) geluid; toon; klank |
neburibashi-ねぶり箸 | eetstokjes waaraan wordt gelikt of die in de mond gehouden worden (onjuist gebruik van eetstokjes) |
nedayashi-根絶やし | uitroeiing; ontworteling; verdelging |
negao-寝顔 | gelaatsuitdrukking van een slaper [iemand die slaapt] |
negi-葱 | prei; (stengel)ui |
negima-葱鮪 | eenpansgerecht van bosui en tonijn |
neisu-寝椅子 | sofa; bank; fauteuil |
nekasu-寝かす | (iets) neerleggen; (ongebruikt) opzij zetten |
neko-猫 | bijnaam van een shamisen (een muziekinstrument, zo genoemd omdat het vaak met kattenhuid is bekleed) |
neko-猫 | kruiwagen (een afkorting voor neko-kuruma) |
nekoguruma-猫車 | kruiwagen |
nekokaburi-猫被り | hypocrisie; huichelarij; schijnheiligheid; |
nekokaburi-猫被り | een hypocriet; een huichelaar |
nekorobu-寝転ぶ | (op de grond) gaan liggen; plat [uitgestrekt] liggen |
nekosogi-根刮ぎ | ontworteling; het met wortel en al uit de grond trekken |
nemimi-寝耳 | geluiden die je hoort terwijl je slaapt |
nemuru-眠る | ongebruikt laten (liggen) |
nenbutsuzanmai-念仏三昧 | toewijding aan [het ijverig uitoefenen van] nenbutsu (invocatie, gebed voor Boeddha) |
nennensaisai-年年歳歳 | jaarlijks; elk jaar,; jaar in jaar uit |
nenpi-燃費 | brandstofverbruik |
nenza-捻挫 | verstuiking |
nen'yo-年余 | meer dan een jaar; ruim een jaar |
neru-寝る | ongebruikt zijn [liggen] |
nesoberu-寝そべる | uitgestrekt [languit] liggen (op buik of zij) |
nesshō-熱傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
nesshō-熱唱 | het hartstochtelijk [enthousiast; uit volle borst] zingen |
netsu-熱 | energie (uitgedrukt in joules of caloriëen) |
netsukigu-熱器具 | verwarmingstoestel (zoals kachel, fornuis, e.d.) |
neya-閨 | binnenkamer (omsloten door andere kamers in een huis) |
nezumi-鼠 | rat; muis |
nezumi-鼠 | (afkorting van nezumi-iro) (muis)grijs; donkergrijs |
nezumiiro-鼠色 | (muis)grijs; donkergrijs |
nezumiiruka-鼠海豚 | bruinvis |
nezumitori-ネズミ捕り | muizenval |
ni-に | (bij tijdsaanduidingen) om; in |
ni-に | (bij plaatsaanduidingen) in; op; bij; aan |
ni-に | (bij herhaling als versterking gebruikt) ...en...; alsmaar |
niage-荷揚げ | het lossen [uitladen] (van goederen) |
niamisu-ニアミス | een bijna-botsing van vliegtuigen die elkaar rakelings passeren in de lucht |
nibui-鈍い | dof; vaag; kleurloos; onduidelijk; vaag |
nigari-苦汁 | moederloog (na zoutwinning uit zeewater) |
nigate-苦手 | lastige klant; moeilijk persoon; iemand met een gebruiksaanwijzing |
nigedasu-逃げ出す | wegvluchten; ontsnappen (uit) |
nigiribasami-握り鋏 | een U-vormige schaar (zonder vingergaten); wordt meestal gebruikt bij naaiwerk |
nigiribashi-握り箸 | het stevig met de vuist omklemmen van eetstokjes (meestal bij kinderen) |
nigirikobushi-握り拳 | een (gebalde) vuist |
nigiriono-握り斧 | een stenen handbijl (gebruiksvoorwerp uit het stenen tijdperk) |
nigiriya-握り屋 | een zuinig [gierig] iemand; een vrek [krent; gierigaard] |
nigori-濁り | onzuiverheid; onreinheid |
nigotta-濁った | troebel; onzuiver |
nihon-二本 | twee stuks (本 wordt gebruikt voor het tellen van lange dingen, boeken, etc.) |
nihonma-日本間 | kamer [ruimte] in Japanse stijl; Japanse kamer |
nikibi-面皰 | acne; vetpuistje(s) |
nikkan-日刊 | dagelijkse publicatie [uitgave] |
nikuhaku-肉薄 | het dichterbij komen; dicht benaderen; insluiten; achtervolgen; inhalen |
nikuhaku-肉薄 | het aandringen; pressie uitoefenen; onder druk zetten |
nikui-憎い | iets dat zo goed is dat je er jaloers van wordt; verschrikkelijk mooi [prachtig; uitmuntend] |
nikuiro-肉色 | huidkleur; vleeskleur |
nikujū-肉汁 | (vlees)bouillon; vleessoep |
nikuzure-煮崩れ | het inkoken [zacht koken] van voedsel; het uit elkaar vallen van voedsel tijdens het koken |
nikuzure-荷崩れ | het omvallen [verschuiven] van lading [vracht] (tijdens transport) |
nimaime-二枚目 | knappe [goed uitziende] man |
nin-人 | wordt gebruikt voor het tellen van mensen |
ningendokku-人間ドック | algeheel [uitgebreid] medisch (lichamelijk) onderzoek |
ninjutsu-忍術 | (één van de tactieken van ninja's tijdens de samoerai periode) een vorm van spionage (door het gebruik van vermommingen, trucs, e.d.) |
ninku-忍苦 | uithoudingsvermogen; weerstand; lijdzaamheid |
ninniku-忍辱 | geduld; uithoudingsvermogen |
ninomaru-二の丸 | de tweede [buitenste] omheining van een kasteel |
ninpu-人夫 | (hand)arbeider; werkman; bouwvakker; sjouwer; kruier |
ninshō-人証 | getuigenverklaring |
ninsō-人相 | gelaatstrekken; gezichtsuitdrukking; fysionomie |
nintei-人体 | het uiterlijk [de verschijning] (van een persoon) |
niru-似る | lijken (op); gelijkenis hebben (met); eruit zien (als) |
nīrusenchōsa-ニールセン調査 | kijkcijferonderzoek uitgevoerd door de Nielsen Company (waarvan de Japanse tak werd opgericht in 1961) |
nisei-二世 | tweede generatie Japanner (of Koreaan); kind van een Japanner die in het buitenland is geboren (en die nationaliteit heeft) |
nisemono-偽者 | iemand die zich voor een ander uitgeeft |
nisetaijūtaku-二世帯住宅 | één huis dat opgedeeld is in twee huishoudens (zodat twee generaties, ouders en kinderen, apart kunnen wonen) |
nishatakuitsu-二者択一 | keuze uit twee opties |
nishiiwatsubame-西岩燕 | (gewone) huiszwaluw (Delichon urbicum) |
nishitsunomedori-西角目鳥 | papegaaiduiker |
nisshingeppo-日進月歩 | snelle [gestage; dagelijkse] vooruitgang |
nisshoku-日食 | zonsverduistering |
nitōdate-二頭立て | tweespan; rijtuig voor twee paarden |
nitsukeru-煮付ける | (groente en vis) goed (laten) doorkoken (in bouillon of sojasaus, zodat de smaak er goed intrekt) |
niuribune-煮売り船 | een drijvend winkeltje; een boot waar men gebruiksvoorwerpen en etenswaren kon kopen |
niwa-庭 | tuin; park |
niwakaame-俄雨 | plotselinge [heftige] regenbui |
niwashi-庭師 | tuinman; hovenier |
niwatsukuri-庭作り | tuinaanleg |
niwatsukuri-庭作り | tuinman; hovenier |
no-の | drukt uit het lijd.voorwerp in de bijzin |
no-の | als slotpartikel, drukt uit een conclusie [beslissing] of bevel (niet beleefd) |
nōauto-ノーアウト | (honkbal) nul uit (nog geen slagmannen uitgegooid) |
nobasu-伸ばす | langer maken; (uit)rekken; uitstrekken; laten groeien (van haar) |
nobasu-延ばす | uitstellen |
nobato-野鳩 | wilde duif |
nobeita-延べ板 | brede plank die wordt gebruikt om dingen op uit te rekken (b.v. voor het uitrollen van noedels) |
noberu-延べる | (uit)strekken; (uit)spreiden; openvouwen |
noberu-述べる | vertellen; zeggen; vermelden; uitdrukken; verklaren |
nobezao-延べ竿 | hals van een samisen uit een stuk |
nobinobi-延び延び | (herhaaldelijk) uitgesteld zijn |
nobiru-伸びる | groeien; langer worden; zich uitstrekken |
nobiru-延びる | uitgesteld worden |
nobori-上り | van zuid naar noord Kyoto gaan |
noboriryū-昇り竜 | witte kluiszwam (de paddestoel Helvella crispa) |
noboriyana-上り簗 | een fuik om vis te vangen die stroomopwaarts zwemt |
noboseru-逆上せる | duizelig zijn; het stijgen van het bloed naar het hoofd |
nobushi-野武士 | (in de middeleeuwen) boeren die (in groepen) verslagen samoerai aanvielen en zich hun uitrustingen, etc. toeëigenden |
nobushi-野武士 | een groep strijders die zich schuil houdt [in hinderlaag ligt] in de bergen |
nobutoi-野太い | (van een stem) luid; hard; schor |
nodochinko-喉ちんこ | huig |
nōgei-農芸 | land- en tuinbouw |
nogisu-ノギス | nonius; schuifmaat (hulpschaalverdeling) |
nōgu-農具 | boerderij werktuigen [gereedschappen] |
nōhei-農兵 | boerenmilitie; georganiseerde militie bestaande uit boeren |
nōhō-膿疱 | puistje; etterblaasje |
noizu-ノイズ | (hard) geluid; lawaai; ruis |
nokeru-退ける | uitsluiten; wegnemen; weglaten |
nokisaki-軒先 | de voorkant van een huis |
nokkuauto-ノックアウト | knock-out (bij boksen, klap die iem. buiten gevecht stelt) |
nōkōgirei-農耕儀礼 | ritueel verzoek (of dankbetuiging) voor een goede oogst |
nokorazu-残らず | alles; volledig; helemaal; compleet; totaal; zonder uitzondering |
nomeru-のめる | voorover vallen [buigen; leunen; struikelen] |
nomu-飲む | opslokken; verzwelgen (vaak gebruikt in de passieve vorm: opgeslokt [verzwolgen] worden) |
noni-のに | (drukt meestal een tegenstelling uit) hoewel; terwijl |
noni-のに | (in vaste uitdrukkingen zoals to iu noni en ii noni) maar; hoewel |
nonkyariagumi-ノンキャリア組 | niet-carriëre gebonden groep; personeel buiten de carriëre-rangen |
nonoshiru-罵る | uitschelden; beledigen |
nopperi-のっぺり | zonder variatie; uitdrukkingsloos |
noramusuko-のら息子 | een luie [losbandige] zoon |
norarikurari- のらりくらり | (onomatopee) lui; doelloos; vaag, ontwijkend |
noridasu-乗り出す | uitvaren (schip); vertrekken; op weg [pad] gaan; van start gaan |
norigokochi-乗り心地 | rijcomfort (comfort in een voertuig bij het rijden) |
noriori-乗り降り | het in- en uitstappen |
norisugosu-乗り過ごす | vergeten uit (de trein, tram, e.d.) te stappen; het station dat reisdoel is passeren |
noriutsugi-糊空木 | pluimhortensia (Hydrangea paniculata) |
noru-乗る | (zich) goed verdelen [uitspreiden; uitsmeren] |
noru-載る | gedrukt worden; uitgegeven worden; (in druk) verschijnen |
noseru-乗せる | ertussen nemen; erin laten lopen; in een val lokken; misbruik maken (van) |
noseru-乗せる | versturen; verzenden; uitzenden |
noten-野天 | (in) de open lucht [buitenlucht] |
nōyō-膿瘍 | een abces; ettergezwel; etterbuil |
nozokeba-除けば | afgezien van; behalve; met uitzondering van |
nozoku-覗く | naar binnen [buiten] kijken; doorkijken; een blik werpen op |
nozoku-除く | uitzonderen; uitsluiten; weglaten; overslaan; (fig.) aan de kant zetten |
nozomu-臨む | uitzien (naar; op); zijn gezicht richten (naar; op); recht t.o. zijn |
nozue-野末 | uithoeken van het platteland; verafgelegen velden |
nozuru-ノズル | tuit; mondstuk; spuitmond |
nugu-脱ぐ | zich uitkleden; kleren uitdoen |
nuguu-拭う | uitwissen (ook fig.) |
nuhi-奴婢 | (mannelijke of vrouwelijke) huisbediende (van de laagste rang) |
nukaabura-糠油 | olie geperst uit rijstzemelen |
nukabukuro-糠袋 | een stoffen zak gevuld met rijstzemelen om de huid mee te schrobben tijdens het baden |
nukamiso-糠味噌 | nuka-miso, een pasta van gezouten rijstzemelen (gebruikt voor het inmaken van groente) |
nukayorokobi-糠喜び | het te vroeg juichen; voorbarige vreugde |
nukazuku-額ずく | en diepe buiging maken; knielen |
nukeana-抜け穴 | geheime doorgang; ondergrondse doorgang [passage]; uitweg |
nukedasu-抜け出す | wegglippen; wegkruipen |
nukederu-抜け出る | uitblinken |
nukegara-抜け殻 | een afgeworpen huid (van een slang, insect, etc.) |
nukege-抜け毛 | haarverlies; haaruitval; verharing; afgevallen haar |
nukekawaru-抜け替わる | ruien; verharen |
nukemichi-抜け道 | zijweg; kortere weg; vluchtweg; uitweg; ontsnappingsroute |
nukemichi-抜け道 | uitvlucht; excuus |
nukeru-抜ける | uitvallen; loslaten; loskomen |
nukeura-抜け裏 | korte(re) weg; vluchtroute; sluiproute; achterweg |
nukidasu-抜き出す | selecteren; uitzoeken |
nukidasu-抜き出す | ergens iets uittrekken; eruit halen |
nukimi-抜き身 | ontbloot [(uit de schede) getrokken] zwaard |
nuku-抜く | verwijderen; uittrekken |
nuku-抜く | selecteren; een uittreksel maken |
nuku-抜く | uitknippen; uitdrukken |
nume-絖 | glanzende dunne zijde (gebruikt in de Japanse schilderkunst en bij het maken van kunstbloemen) |
numeri-滑り | (afk. voor) korte lied uit de Edo-periode; muziek in Kabuki |
numeriuta-滑り唄 | kort lied uit de Edo-periode; muziek in Kabuki |
nunobiki-布引き | het uitrekken van stof |
nurakura-ぬらくら | lui; gemakzuchtig; sloom; doelloos |
nurakurasuru-ぬらくらする | glad [slijmerig] zijn; ontwijkend zijn; lui [gemakzuchtig] zijn |
nurenezumi-濡れ鼠 | (lett. een natte muis of rat) kletsnat zijn; doorweekt tot op de huid zijn |
nusumiashi-盗み足 | het zachtjes lopen [sluipen] |
nyokinyoki-にょきにょき | (onomatopee) het plotseling (de een na de ander) opkomen [ontstaan; ontspruiten]; oprijzen; omhoog groeien] |
nyūbōen-乳房炎 | mastitis; borstontsteking; melkklierontsteking; uierontsteking |
nyūdōgumo-入道雲 | buienwolk; cumulonimbus (lett. priesterwolk) |
nyūgyō-乳業 | melkindustrie; zuivelindustrie |
nyūhi-入費 | (geld) uitgaven |
nyūin-入院 | ziekenhuisopname |
nyūin-入院 | in een tempel of klooster gaan (wonen) als monnik (en zijn huis verlaten) |
nyūinkanja-入院患者 | een ziekenhuispatiënt (iemand die in het ziekenhuis ligt) |
nyūinsuru-入院する | in een ziekenhuis opgenomen worden |
nyūji-乳児 | zuigeling; baby; (pasgeboren) kind |
nyūseihin-乳製品 | melkproducten; zuivelproducten |
nyūtō-乳糖 | lactose; melksuiker |
o-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
oazuke-お預け | (een huisdier laten wachten op commando) wacht!; zit! |
oazuke-お預け | voorlopig; in afwachting; in de wacht; uitstel; vast gereserveerd |
ōbābukkingu-オーバーブッキング | overboeking (te vol boeken, b.v. vliegtuig) |
obakeyashiki-御化け屋敷 | (kermisattractie) spookhuis |
obakeyashiki-御化け屋敷 | oud huis met een spook of (gekwelde) geest |
ōbākiru-オーバーキル | buitensporig gebruik van (vernietigings)wapens |
ōbāran-オーバーラン | uitlopen (b.v. van een vergadering); onder de voet lopen); voorbijlopen; (bij honkbal) te ver doorlopen bij een honk |
ōbāran-オーバーラン | het doorschieten van een vliegtuig op een landingsbaan |
ōbārōn-オーバーローン | overtollige lening, het verschijnsel dat banken in Japan meer uitleenden dan de som van hun kapitaal en deposito's |
ōbō-王法 | koninklijk besluit |
oboe-覚え | het (uit het hoofd) leren [onthouden] |
oboeru-覚える | (uit het hoofd) leren; onthouden |
oboroge-朧げ | vaagheid; onduidelijkheid |
ōchaku-横着 | lui [een lijntrekker] zijn; slordig zijn |
ochanoko-お茶の子 | een makkelijk klusje; een makkie; een fluitje van een cent |
ocharakasu-おちゃらかす | de spot drijven (met); plagen; uitlachen |
ochibairo-落葉色 | de bruine kleur van dode bladeren |
ochoboguchi-おちょぼ口 | klein rond mondje; getuite lippen |
ōdā-オーダー | (architectuur) bouworde; bouwstijl; zuilenorde |
odamaki-苧環 | akelei (Aquilegia flabellata) |
ōdan-横断 | kruising; kruispunt |
ōdan-横断 | doorkruising (van een gebied) |
ōdansuru-横断する | oversteken; kruisen |
odeki-おでき | steenpuist; bult; puist; gezwel |
ōdio-オーディオ | audio; geluid |
ōdoko-大床 | grote tokonoma (alkoof [nis] in de muur waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
ofu-オフ | uit; uitgeschakeld; buiten dienst; buiten werking |
ofu-オフ | (afk. voor) buiten het seizoen |
ofuhowaito-オフホワイト | gebroken wit; niet zuiver wit |
ofumi-御文 | brieven aan volgelingen [studenten] van de Jōdoshin sekte om de leer daarvan in eenvoudige termen uit te leggen |
ofusaido-オフサイド | buitenspel |
ofushoa-オフショア | in zee; buitengaats; voor de kust |
ofu・shīzun-オフ・シーズン | buiten het seizoen |
ōgonbunkatsu-黄金分割 | gulden snede; sectio aurea; sectio divina (de verdeling in uiterste en middelste reden) |
ogoru-驕る | arrogant [hooghartig] zijn; pochen; opscheppen; zich uitsloven |
oharame-大原女 | vrouwelijke marskramer in Kyoto (uit Ohara) |
ohon-おほん | ahum (uitroep om aandacht te trekken) |
oi-おい | (uitroep) hé!; hé zeg!; let op! |
oichirasu-追い散らす | wegjagen; verjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oidasu-追い出す | wegjagen; verjagen; uit (huis) zetten; iem. (er) uitsturen |
oie-お家 | uw huis; uw familie |
oiharau-追い払う | wegjagen; uiteendrijven; verspreiden |
oikomu-追い込む | ergens in jagen; insluiten |
oitateru-追い立てる | wegjagen; wegsturen; voor zich uit drijven |
oitateru-追い立てる | verjagen; uitzetten |
oiwake-追分 | (afk. van oiwakebushi) een oud volksliedje (oorspronkelijk uit het dorpje Oiwake) |
oiwakebushi-追分節 | een oud volksliedje (dat werd gezongen door ruiters, oorspronkelijk uit het dorpje Oiwake, in de Nagano Prefectuur, in de Edo periode) |
ojigi-御辞儀 | een (beleefde) buiging (maken) |
ojimiso-おじみそ | (Tokushima dialect) huilebalk; bangerik |
okaerinasai-お帰りなさい | welkom thuis; welkom terug (gezegd door degene die thuis is tegen degene die thuis komt) |
okaeshi-お返し | vergelding; wraak; (fig.) terugbetaling (in gelijke munt); een quid pro quo |
okame-お亀 | een dikke alledaagse [niet mooie; niet aantrekkelijkuitziende] vrouw; (een masker of beeldje van) een vrouw met dikke wangen en een platte neus |
okamehachimoku-岡目八目 | het (gunstige) uitkijkpunt van omstanders; toeschouwers kunnen een wedstrijd beter overzien dan de spelers zelf |
okami-女将 | eigenares [bazin] van een Japans eethuis, theehuis, e.d. |
okami-御上 | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
okamisan-お上さん | (aanspreektitel voor) de eigenares [bazin; gastvrouw] van een traditioneel eethuis, theehuis, hotel, e.d. |
ōke-王家 | vorstenhuis; koninklijke familie |
okera-朮 | Atractylodes japonica (een vaste plant uit de familie Asteraceae) |
okeru-於ける | (in de uitdrukking: ni okeru) in; binnen; bij |
okeru-於ける | (in de uitdrukking: ni okeru) wat betreft; over; op het gebied van |
oketsu-悪血 | onzuiver [besmet] bloed |
okeya-桶屋 | kuiper; vatenmaker; tonnenmaker |
oki-置き | (als achtervoegsel) om de; om en om; elke; met tussenpozen [tussenruimte] van |
okiai-沖合 | op (open) zee; buitengaats |
okiba-置き場 | (volkstaal) lommerd; pandjeshuis; bank van lening |
ōkō-往航 | heenreis; uitreis |
okonau-行う | doen; uitvoeren; toepassen; houden |
okoru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten |
okugai-屋外 | buitenshuis; in de open lucht |
okugaki-奥書 | getuigschrift van meesterschap (m.n. bij traditionele kunstscholing e.d.) |
okugi-奥義 | geheime overlevering [kennis, leer] in de uitoefening van beeldende kunsten, traditionele vechtkunsten e.d. |
okujōteien-屋上庭園 | daktuin |
okumaru-奥まる | (diep) binnenin (een huis) gelegen zijn |
okunai-屋内 | binnenshuis; indoor; overdekt |
okuraseru-遅らせる | uitstellen; verzetten; opschorten |
okuribi-送り火 | ceremonieel vuur [fakkels] om de zielen van de overledenen bij hun vertrek uit te zwaaien |
okuriookami-送り狼 | een man die vriendelijk aanbiedt om een vrouw naar huis te brengen, maar haar daarna plotseling aanvalt |
okuru-送る | (iem.) uitgeleide doen [uitzwaaien] |
okuyuki-奥行き | diepte; lengte (van een huis, perceel, e.d.) |
okuzuke-奥付 | colofon (mededelingen aan het slot van een uitgave) |
omachikane-お待ちかね | (beleefde uitdrukking voor) langverwacht |
omae-御前 | (arch. beleefdheidsaanduiding) zich onder de ogen van goden, boeddha's of hooggeplaatste personen bevinden |
omatsurisawagi-御祭り騒ぎ | feestvreugde; onstuimige vrolijkheid; knalfeest |
omedama-お目玉 | standje; uitbrander; reprimande |
omemoji-御目文字 | persoonlijke ontmoeting met iemand (vooral door vrouwen gebruikt) |
omisshon-オミッション | omissie; weglating; verzuim |
omiyage-御土産 | bruidsschat |
omodachi-面立ち | gezicht; gelaatstrekken; uiterlijk; uiterlijke kenmerken |
omodaka-沢瀉 | (plant) driebladig pijlkruid (Sagittaria trifolia) |
omodaka-沢瀉 | omodaka wordt ook gebruikt als beeldmerk [patroon] |
omoiamaru-思い余る | niet meer weten wat te doen; besluiteloos zijn; iets niet meer kunnen volhouden |
omoitatsu-思い立つ | bedenken; van plan zijn; besluiten; beslissen; een besluit [beslissing] nemen |
omokage-面影 | (herinnering aan een) gezicht [uiterlijk] |
omotase-お持たせ | een klein geschenk dat een gastheer [gastvrouw] aan een gast geeft om mee naar huis te nemen |
omote-表 | voorkant; buitenkant; bovenkant; straatkant |
omotedana-表店 | een huis in een hoofdstraat |
omotedoori-表通り | de straat aan de voorkant van je huis |
omoteguchi-表口 | ingang [uitgang] aan de voorzijde (van een gebouw, e.d.) |
omotemuki-表向き | uiterlijke verschijning; officieel [openbaar] zijn |
omoteura-表裏 | voorkant en achterkant; binnenkant en buitenkant |
omouzonbun-思う存分 | naar hartelust; naar volle tevredenheid; volop; met volle teugen; tot het uiterste; zonder zich in te houden |
omowaku-思惑 | verwachting; anticipatie; vooruitzicht; voorspelling; prognose |
omowasure-面忘れ | het iemand niet herkennen; vergeten zijn hoe iemand eruit ziet |
omoya-主屋 | het centrale deel van een woonhuis |
omozashi-面差し | uiterlijk; gezicht; gelaatstrekken |
omunibasu-オムニバス | (boek) omnibus; verzameluitgave |
omutsu-お襁褓 | (baby) luier |
on-御 | erend voorvoegsel, uit beleefdheid toegevoegd aan woorden m.b.t. mensen of waardevolle voorwerpen |
on-音 | geluid; klank |
onagadori-尾長鳥 | kippenras met een uitzonderlijk lange staart (uit Kōchi, Shikoku) |
onagare-お流れ | beleefde zegswijze waarbij de gastheer aan de eregast om diens sakekopje vraagt (om zelf uit te drinken) |
onaka-お中 | buik |
onbuzuman-オンブズマン | (uit het Zweeds: ombudsman) ombudsman (onafhankelijke ambtenaar voor klachten van burgers) |
ondo-音頭 | volkslied en- dans uitgevoerd door een groep |
ongan-温顔 | vriendelijk gezicht; vriendelijke uitdrukking (op het gezicht) |
ongi-音義 | de lezing [uitspraak] en betekenis van kanji |
oni-鬼 | duivel; boze geest; monster |
oniba-鬼歯 | vooruitstekende (hoek)tand |
onibaba-鬼婆 | een monster [duivel] in de gedaante van een oude vrouw; toverkol; heks |
onigawara-鬼瓦 | (ook figuurlijk gebruikt voor) een lelijk gezicht |
onigo-鬼子 | een kind dat wild [onhandelbaar] is als een duivel [monster] |
onion-オニオン | ui |
oniyarai-鬼遣らい | (het ritueel van) het uit het huis jagen van boze geesten op Oudejaarsavond |
onkeibi-恩恵日 | uitstel van betaling |
onkochishin-温故知新 | lessen trekken uit het verleden; nieuwe ideeën krijgen door de geschiedenis te bestuderen |
onna-女 | vrouw; vrouw des huizes; vriendin; maîtresse |
onnamusubi-女結び | vrouwenknoop, een platte knoop waarbij de eerste knoop en de tweede knoop elkaar kruisen (komt sneller los dan de mannenknoop) |
ononoku-戦く | (van angst, kou, opwinding etc.) beven; huiveren; rillen; trillen |
onpa-音波 | geluidsgolf |
onrī-オンリー | (direct na de Tweede Wereldoorlog) een prostituee die één buitenlander (van de bezettingsmacht) als enige klant had |
onryō-音量 | (geluid)volume |
onsei-音声 | stem(geluid); audio |
ōnusa-大幣 | een houten staf met meerdere slingers van stof of papier (shide), gebruikt bij Shinto-rituelen |
on'ea-オンエア | in de lucht; in de ether; in de uitzending |
on・rain・riaru・taimu・shisutemu-オン・ライン・リアル・タイム・システム | OLRT, een software systeem met gecombineerde reactie- en uitvoertijd van een taak die korter is dan de maximale toegestane tijd |
ooban-大判 | ōban (Japanse gouden munt uit het Edo-tijdperk) |
oobanburumai-大盤振る舞い | een uitbundig feest; een overvloedig banket |
oofū-大風 | verwaand [neerbuigend] gedrag; arrogantie |
oogiri-大切り | einde; afsluiting; afronding |
oogoe-大声 | een luide [harde] stem |
oonyūdō-大入道 | mytisch monster uit Japan in de vorm van een kaalhoofdige man met een lange nek |
oooku-大奥 | binnenruimte in (Edo-)kasteel waar vrouw en concubines van de Shogun verbleven |
ooraka-大らか | ruimdenkendheid; vrijmoedigheid |
ootori-大鳥 | peng, een grote vogel uit de Chinese mythologie |
oowaraisuru-大笑いする | schaterlachen; luid [bulderend] lachen; brullen van het lachen |
ooya-大家 | huisbaas; waard; herbergier; gastheer |
ooyasuuri-大安売り | een grote uitverkoop [opruiming] |
oozakenomi-大酒飲み | dronkenman; dronkenlap; zuiplap |
ōpun-オープン | openlucht; open ruimte; buitenlucht; openbaarheid |
ōpungāden-オープンガーデン | open tuin (particuliere tuin die open is voor publiek) |
ōpun・disupurē-オープン・ディスプレー | open etalage; open uitstalling (van te koop aangeboden producten) |
ōpun・disupurei-オープン・ディスプレイ | open etalage; open uitstalling (van te koop aangeboden producten) |
ōpun・karā・shatsu-オープン・カラー・シャツ | schillerhemd (overhemd met open kraag; genoemd naar de Duitse dichter Schiller, 1759-1805) |
ōpun・setto-オープン・セット | filmset [theaterdecor] in de buitenlucht |
ōpun・shatsu-オープン・シャツ | schillerhemd (overhemd met open kraag; genoemd naar de Duitse dichter Schiller, 1759-1805) |
ōpun・sutansu-オープン・スタンス | (golf, honkbal) stand bij het slaan met de voeten uit elkaar |
ōraru・apurōchi-オーラル・アプローチ | talenstudie d.m.v. conversatie, luistertoetsen, e.d. |
ore-俺 | ik; mij (voornamelijk gebruikt door mannen) |
oregano-オレガノ | oregano (tuinkruid) |
orei-御礼 | dank; dankbetuiging |
orei-御礼 | groet; buiging |
oresama-俺様 | (nogal pompeuze, arrogante duiding van zichzelf) ik |
oresama-俺様 | (ook gebruikt als zelfstandig naamwoord voor) een egoïst; egocentrische [arrogante] man |
oriashiku-折悪しく | helaas; ongelegen; slecht uitkomend; op een ongelukkig moment; jammer genoeg |
oriau-折り合う | een overeenkomst bereiken; tot een akkoord komen; een compromis sluiten |
orikomipēji-折り込みページ | uitklappagina; uitvouwpagina |
orikuchi-降り口 | bovenaan een trap; de overloop; uitgang; afstap (van een bus) |
orimageru-折り曲げる | buigen; omvouwen; ombuigen |
oriru-下りる | uitstappen; van boord gaan |
oriru-下りる | naar beneden komen; dalen; vallen; (b.v.gordijn; luiken; lift) |
oriru-下りる | beginnen; neerdalen; invallen (vorst; dooi; duisternis) |
orosu-下ろす | (iem.) laten uitstappen; (iets) uitladen |
oru-折る | vouwen; buigen |
orugōru-オルゴール | muziekdoos (van Duits [Nederlands]: Orgel) |
orutānatibu-オルターナティブ | alternatief; optie; keuze(mogelijkheid); uitweg |
ōru・in・wan-オール・イン・ワン | bodysuit (damesondergoed dat uit 1 stuk bestaat, zoals korset) |
ōryō-横領 | (geld) verduistering |
osagari-お下がり | verplaatsing (vanuit een stad) naar een rustieke [landelijke] omgeving [locatie] |
osagari-お下がり | term gebruikt voor de regen of sneeuw die valt tijdens de eerste drie dagen van het nieuwe jaar |
osen-汚染 | vervuiling; verontreiniging |
ōsensuru-応戦する | terugvechten; een tegenaanval uitvoeren |
ōsetsuma-応接間 | ontvangsruimte |
oshiiru-押し入る | binnendringen; inbreken (b.v. in een huis) |
oshikakeru-押しかける | (onuitgenodigd) binnenvallen; zichzelf uitnodigen |
oshikomeru-押し込める | instoppen; induwen; inpersen; stouwen; opsluiten |
oshikomibashi-押し込み箸 | eetstokjes die worden gebruikt om eten in de mond te duwen (onjuist gebruik van eetstokjes) |
oshikomu-押し込む | inproppen; insteken; instoppen; binnenduwen; opsluiten |
oshimakuru-押し捲る | blijven duwen; doorduwen; doordrukken; druk (blijven) uitoefenen |
oshinokeru-押し退ける | (iets of iem.) (weg)duwen; (weg)schuiven; verschuiven |
oshisusumeru-押し進める | (vooruit) duwen [schuiven]; pushen; doorzetten; promoten |
oshite-押し手 | de linkerhand bij het bespelen van snaarinstrumenten zoals luit, citer, e.d. |
oshiwakeru-押し分ける | opzij drukken; uit elkaar duwen; zich een weg banen (door) |
oshō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Zen boeddhisme) |
oshō-和尚 | benaming voor een courtisane uit de hogere klasse |
ōshokushu-黄色種 | xanthoom (gele gezwelvorming in de huid) |
osoreononoku-恐れ戦く | beven [rillen; trillen] van angst; huiveren |
osui-汚水 | vervuild water; afvalwater; rioolwater |
osutoritchi・fezā-オストリッチ・フェザー | struisvogelveer; struisveer |
otafuku-お多福 | een dikke alledaagse [niet mooie; niet aantrekkelijkuitziende] vrouw; (een masker of beeldje van) een vrouw met dikke wangen en een platte neus |
otaiko-お太鼓 | vleier; pluimstrijker; strooplikker; slijmbal |
otaku-お宅 | uw huis, uw woning |
otemori-お手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
otetsudaisan-お手伝いさん | huishoudelijke hulp (meestal in een particuliere huishouding) |
oto-音 | geluid; klank; lawaai |
otoshiana-落とし穴 | kuil; put; valkuil; val |
ottsukeru-押っ付ける | dwingen; (schuld e.d.) afschuiven (op) |
oyaji-親父 | huisbaas; baas; eigenaar (van winkel, restaurant, e.d.) |
oyakodonburi-親子丼 | een kom rijst geserveerd met een soort dikke soep van kip, ei, ui en paddenstoelen erover |
oyayubi-親指 | duim |
ō・bī-オー・ビー | buiten het terrein (golf) |
pā-パー | equivalent; van gelijke waarde; nominale waarde |
pabirion-パビリオン | paviljoen; tentoonstellingsgebouw; bijgebouw; zomerhuis; tuinhuis |
pachipachi-ぱちぱち | geknetter; knappend geluid |
pachipachi-ぱちぱち | geklik (het repeterende geluid van achter elkaar foto schieten) |
padokku-パドック | plaats achter de pits op een autoracecircuit |
paipu-パイプ | buis; pijp |
pairēto・edishon-パイレート・エディション | illegale [geplagieerde] editie [uitgave] |
pairotto-パイロット | proefuitzending; proefaflevering |
pairotto・shoppu-パイロット・ショップ | een winkel waar producenten en lokale overheden nieuwe producten verkopen om uit te proberen hoe de trends zich ontwikkelen bij consumenten |
pakupaku-ぱくぱく | (onomatopee) herhaaldelijk openend en sluitend (van de mond); naar lucht happend |
panerā-パネラー | deelnemer aan een quizshow |
panko-パン粉 | broodkruimel(s) |
panorama-パノラマ | panorama; weids landschap; weids uitzicht |
panorama-パノラマ | een panorama (schilderij op doek van halve of hele cirkel met realistische voorgrond, een uitvinding van Robert Barker |
panoramadai-パノラマ台 | observatorium; uitkijkpunt; uitkijk platform |
panpaipu-パンパイプ | panfluit |
panpan-ぱんぱん | (onomatopee) pang pang; geluid van geknal [schoten; vuurwerk, etc.) |
papa-パパ | een woord gebruikt door een vrouw om haar man of minnaar aan te spreken |
papakatsusuru-パパ活する | het suikerpapa zijn; het tegen betaling (of cadeaus) daten (van een oudere man) met een jonge vrouw |
papuanyuuginia-パプアニューギニア | Papoea-Nieuw-Guinea |
parafurēzu-パラフレーズ | een parafrase; omschrijving; verduidelijking |
parapara-ぱらぱら | (onomatopee) in kleine hoeveelheden (druppels, e.d.) naar beneden vallend (het geluid daarbij): gedruppel; gekletter |
parōru-パロール | (een term van de taalkundige Ferdinand de Saussure) taaluiting; woorden (concreet taalgebruik) |
parunashian-パルナシアン | Parnassiens, een school van Franse esthetische dichters uit de late 19e eeuw |
parusā-パルサー | pulsar (een hemellichaam dat regelmatig pulsen van radiogolven en röntgenstralen uitzendt) |
pāsā-パーサー | hoofd van het cabinepersoneel (in een vliegtuig) |
patapata-ぱたぱた | (geluid van) gekletter (regen); getrippel (voeten); geklapper (doek, etc.); geflapper (vleugels) |
patchi-パッチ | strakke [nauwsluitende] broek |
patchiwāku-パッチワーク | patchwork; lappendeken; quilt |
patorōru-パトロール | (politie) patrouille |
patorōru・kā-パトロール・カー | surveillancewagen; patrouillewagen |
pechika-ペチカ | Russisch (gemetseld) fornuis [open haard] |
peiofu-ペイオフ | afbetaling; uitbetaling |
peke-ペケ | een kruisje (markering dat het fout is) |
pekopeko-ぺこぺこ | (onomatopee) herhaaldelijk buigend |
pekopeko-ぺこぺこ | (onomatopee) hongerig; uitgehongerd |
pengin-ペンギン | pinguïn |
penihi-ペニヒ | pfennig (vroegere Duitse munt, 1/100 mark) |
penshon-ペンション | pension; kosthuis |
pēpābakku-ペーパーバック | paperback (boekuitgave met zachte kaft) |
pēpā・puran-ペーパー・プラン | een plan dat alleen maar op papier bestaat, en waarvan de haalbaarheid of uitvoerbaarheid klein is |
peso-ペソ | peso (munteenheid, tegenwoordig van diverse Zuid-Amerikaanse landen en de Filipijnen) |
petto-ペット | huisdier; troeteldier |
pettorosu-ペットロス | (het verdriet om) het verlies van een huisdier |
pigumī-ピグミー | pygmee (persoon behorend tot de dwergvolken in Afrika en Nieuw-Guinea) |
pinboke-ピンぼけ | (fotografie) onscherp; onduidelijk |
pinpin-ぴんぴん | (onomatopee) levendig; bruisend; energiek; krachtig; springerig |
pirafu-ピラフ | pilav (rijstgerecht uit het Midden-Oosten) |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) scheurend (geluid) |
piripiri-ぴりぴり | (onomatopee) fluitend (geluid) |
pisuton-ピストン | zuiger; piston |
pītan-ピータン | duizendjarig ei (Chinese delicatesse) |
pitto-ピット | kuil; holte; groeve; mijn |
pitto-ピット | de pits (bij autocircuit); smeerkuil [werkkuil] (in autowerkplaats) |
piza・pai-ピザ・パイ | pizza; pizza in quichevorm |
pī・dī・ē-ピー・ディー・エー | (personal digit assistent) draagbare elektronische organiser met display (uit de jaren 1990) |
pī・etchi・esu-ピー・エッチ・エス | (personal handy-phone system) mobiel netwerksysteem met laag stroomverbruik (ontwikkeld in Japan) |
pī・kōto-ピー・コート | (ook wel pea jacket genoemd) jopper; duffel; wambuis (van oorsprong een zeemansjas) |
pī・pī・emu-ピー・ピー・エム | (parts per million) deeltjes per miljoen (eenheid die een miljoenste aanduidt) |
pī・shīkādo-ピー・シーカード | insteekkaart (uitbreidingskaart bestemd voor notebooks; oude computer term) |
pochapocha-ぽちゃぽちゃ | (onomatopee) het geluid van opspattend water |
pochapocha-ぽちゃぽちゃ | mollig; schattig (van uiterlijk) |
pōchi-ポーチ | zak(je); buidel; tas |
pokanto-ぽかんと | met een krak [klap; bons] (geluid) |
pokkuri-ぽっくり | het geluid van de hoeven van een paard dat stapvoets loopt |
pomeranian-ポメラニアン | pomeriaan; dwergkeeshond (hondenras, oorspronkelijk afkomstig uit Pommeren) |
ponchi-ポンチ | punch (een drankje van vruchtensap en suiker, met wijn, rum of cognac) |
ponchi-ポンチ | werktuig om gaten te slaan; ponsmachine; perforator |
porienkabinirukan-ポリ塩化ビニル管 | pvc-buis; pvc-pijp |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van het vallen van een druppel [traan] |
pororito-ぽろりと | (onomatopee) geluid van iets dat uit de handen glijdt |
pōtā-ポーター | kruier; drager van bagage (station, hotel, vliegveld, etc.) |
potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
pōtoforio-ポートフォリオ | portefeuille; portfolio |
pōtto-ぽうっと | scherp [schril] geluid |
punpun-ぷんぷん | (onomatopee) sterk ruikend; een scherpe lucht hebbend |
pūpū-ブーブー | (onomatopee) knor-knor (geluid van een varken) |
puragu-プラグ | plug; stekker; aansluiting |
puraibēto・burando-プライベート・ブランド | eigen merk; huismerk |
puraimu・taimu-プライム・タイム | primetime (zendtijd met de grootste luister- of kijkdichtheid) |
puramu-プラム | (Westerse) pruim |
purau-プラウ | ploeg (landbouwwerktuig) |
purehabu-プレハブ | (afk. van prefabricated building) bouw-constructiemethode waarbij componenten vooraf in een fabriek worden gemaakt en op locatie in elkaar gezet |
purēsu・kikku-プレース・キック | trap tegen de bal vanuit een stilstaande positie (sportterm) |
purēto-プレート | (honkbal) thuisplaat |
purodakushon・shearinguhōshiki-プロダクション・シェアリング方式 | methode gebruikt bij contracten voor olie- en aardgasexploratie in ontwikkelingslanden |
purodakuto・purēsumento-プロダクト・プレースメント | sluikreclame; merkreclame (in film of tv) |
purodyūsu-プロデュース | (film, theaterstuk, etc.) produceren; uitbrengen |
purometeusu-プロメテウス | Prometheus (figuur uit de Griekse mythologie) |
purotto-プロット | het in een grafiek uitdrukken van data |
purūn-プルーン | gedroogde pruim; pruimedant |
puruōbā-プルオーバー | trui (zonder knopen of rits, die over het hoofd aangetrokken wordt) |
putsuputsu-ぷつぷつ | (huid)uitslag; hobbelig; knobbelig; rafelig |
pyua-ピュア | puur; zuiver |
pyūpyū-ぴゅうぴゅう | (onomatopee) scherp [schril] [hoog] fluitend geluid van wind of projectielen |
raba-騾馬 | muilezel |
rachigai-埒外 | buiten de grenzen [omheining; perken] |
raichō-来朝 | (hist. China, Japan) bezoek aan het hof van een buitenlandse delegatie |
raichō-来朝 | aankomst (van een buitenlander) in Japan; bezoek aan Japan |
raichōsuru-来聴する | bijwonen; aanwezig zijn; komen luisteren naar |
raien-来園 | bezoek aan een tuin [park; dierentuin] |
rainichi-来日 | aankomst (van een buitenlander) in Japan; bezoek aan Japan |
raishin-来診 | huisbezoek door een arts; doktersvisite |
raitaku-来宅 | bezoek [visite] (aan huis) |
raiu-雷雨 | onweersbui |
rakkyō-辣韮 | (Chinese) lente-ui [bosui] (Allium chinense) |
raku-絡 | (in kanji combinaties) verbinding; verband; verstrengelen; bij elkaar blijven; aansluiten |
rakugai-洛外 | buiten de hoofdstad (meestal wordt hiermee Kyoto bedoeld) |
rakugan-落雁 | traditioneel Japans snoepgoed (gemaakt van kleefrijstmeel, graanmeel, suiker en zoete siroop) |
rakugo-落伍 | het uitvallen; achterop raken; opgeven; niet meer mee kunnen doen |
rakushoku-落飾 | tonsuur (van een monnik e.d.); geschoren kruin; kruinschering |
ran-藍 | indigo, donkerblauwe kleur (verkregen uit de Chinese indigo plant, Polygonum tinctorium; Persicaria tinctoria) |
ran-覧 | (gebruikt als erende vorm in samenstellingen voor 見る) zien; kijken |
ranbōmono-乱暴者 | een gewelddadig iemand; schurk; agressieveling; ruige kerel |
ranbu-乱舞 | een wilde [woeste; onstuimige] dans |
ranchi-ランチ | launchen; lanceren; uitbrengen |
ranchikisawagi-乱痴気騒ぎ | wild [luidruchtig; losbandig] vermaak; orgie |
randa-懶惰 | luiheid; laksheid; gemakzuchtigheid |
randebū-ランデブー | (uit het Frans) rendez-vous; afspraak(je); (romantische) ontmoeting |
rangu-ラング | (uit het Frans: langue) taal |
rangu-ラング | (uit het Engels: lung) long |
ranjerī-ランジェリー | (uit het Frans) lingerie; ondergoed |
ransōninshin-卵巣妊娠 | ovariële zwangerschap; eierstok zwangerschap (een buitenbaarmoederlijke zwangerschap) |
ranzatsu-乱雑 | wanorde; verwarring; puinhoop; warboel |
ran'yō-濫用 | misbruik |
rao-ラオ | bamboebuisje dat de ganzenhals van een kiseru (tabakspijp) verbindt met het mondstuk (oorspronkelijk werd hiervoor bamboe uit Laos gebruikt) |
rappanomi-喇叭飲み | het rechtstreeks uit een fles drinken |
rasotsu-邏卒 | militair op patrouille |
rasseru-ラッセル | Russell sneeuwruimer (machine) |
rau-ラウ | bamboebuisje dat de ganzenhals van een kiseru (tabakspijp) verbindt met het mondstuk (oorspronkelijk werd hiervoor bamboe uit Laos gebruikt) |
raudosupīkā-ラウドスピーカー | luidspreker |
raundo-ラウンド | ronde; patrouille |
rei-例 | gebruik; gewoonte |
rei-礼 | begroeting; groet; buiging; reverence |
reigai-例外 | uitzondering |
reihitsu-麗筆 | erenaam ter aanduiding van een (schrijf)penseel |
reikai-例解 | illustratie; toelichting; uitleg (met voorbeelden) |
reitoku-令徳 | zuiverste deugdzaamheid [deugd] |
reito・shō-レイト・ショー | (Eng.: late show) televisie (praat)programma op de late avond uitgezonden |
reiwa-例話 | verklarende uitleg; illustratief voorbeeld |
rekishitekikanazukai-歴史的仮名遣い | historisch gebruik van Japanse kana (voor de schrifthervorming van 1946); oude kana schrijfwijze |
rekkitoshita-歴とした | echt; onmiskenbaar; duidelijk; onweerlegbaar; wettelijk |
rekuchā-レクチャー | instructie; voorlichting; uitleg |
rekuiemu-レクイエム | requiem, muziek bij een requiemmis |
rekuiemu-レクイエム | requiemmis; dodenmis |
renjitsu-連日 | opeenvolgende dagen; elke dag; dag in, dag uit |
renkaban-廉価版 | goedkope [betaalbare; populaire] uitgave [editie] |
renrakusen-連絡船 | (binnen of buiten de landsgrenzen) veerboot; beurtschip |
rensai-連載 | publicatie als serie [feuilleton]; een reeks van artikelen [verhalen] die in afleveringen worden uitgegeven |
renzoku-連続 | opeenvolging; continuïteit; chronologisch verloop |
renzu・shattā-レンズ・シャッター | lens sluiter (camera) |
ren'aikekkon-恋愛結婚 | huwelijk uit liefde |
ren'yō-連用 | langdurig [doorlopend] gebruik [toepassing] |
ren'yōsuru-連用する | voortdurend [langdurig; doorlopend] gebruiken [innemen] (b.v. medicijnen) |
reopon-レオポン | leopon (kruising tussen een leeuwin en een mannelijke luipaard) |
reppaku-裂帛 | (het geluid van) scheuren of knippen van een stuk stof |
reppaku-裂帛 | een luide [schrille] kreet [schreeuw] |
reppu-烈婦 | kuise [deugdzame; sterke; dappere] vrouw; heldin |
rēpukūhen-レープクーヘン | Lebkuchen (traditionele Duitse kerstkoeken) |
reshipuro・enjin-レシプロ・エンジン | zuigermotor; zuigermachine |
rēzā・disuku-レーザー・ディスク | laserdisk; Cd-video (een analoge optische schijf voor het bewaren van beeld en geluid) |
rēzā・mesu-レーザー・メス | laser mes; laser scalpel (gebruikt in chirurgie) |
riabyūmirā-リアヴューミラー | achteruitkijkspiegel (auto) |
rībe-リーベ | (naar het Duits: Liebe) liefde; geliefde; minnaar [minnares] |
riben-利便 | gemak; geschiktheid; bruikbaarheid |
ribensei-利便性 | gemak; gebruiksvriendelijkheid |
riberaru-リベラル | een liberaal; liberale [ruimdenkende] persoon |
rīdo-リード | rietfluit; rietje (van blaasinstrument) |
rijikoku-理事国 | lidstaat van een uitvoerend comité in een internationale organisatie |
rikimu-力む | kracht [druk] uitoefenen op; onder druk zetten; met kracht proberen iets te doen |
rikōdā-リコーダー | blokfluit |
rīku-リーク | lekkage (van electriciteit); stroomlekkage; kortsluiting |
rikushō -陸将 | (militaire rang) luitenant-generaal |
rīkusuru-リークする | lekken; weglekken; doorlekken; (laten) uitlekken |
rikyō-離京 | het vertrek uit [het verlaten van] de hoofdstad [Kyoto; Tokio] |
rikyōsuru-離京する | vertrekken uit de hoofdstad [Kyoto; Tokio]; de hoofdstad verlaten |
rin-鈴 | bel; belgeluid |
rin-鈴 | boeddhistisch instrument gebruikt bij het oplezen van een soetra |
ringi-稟議 | besluitvorming via circulerende memo's binnen een bedrijf (i.p.v. vergaderen) |
rinjikokkai-臨時国会 | buitengewone zitting van het parlement |
rinjiku-輪軸 | wiel en as (bij voertuigen) |
rinka-隣家 | aangrenzend huis; het huis hiernaast |
rinkaigakkō-臨海学校 | een school bij het strand die gebruikt word voor zomerschool activiteiten |
rinkaku-輪郭 | contour(en); gestalte; silhouet; profiel; omtrek; uiterlijk |
rinne-輪廻 | (boeddh.) transmigratie; zielsverhuizing; reïncarnatie |
rinshoku-吝嗇 | gierigheid; zuinigheid |
rinsu-リンス | het (uit)spoelen |
rinto-凛と | (geluid) resonerend; weerklinkend; helder |
rira-リラ | sering (struik: Syringa vulgaris; Eng.: Lilac) |
risaikuringu-リサイクリング | recycling; hergebruik |
riseki-離籍 | het verwijderen van een naam uit het familieregister |
risui-離水 | het opstijgen uit [vanaf] het water (van een watervliegtuig, e.d.) |
ritashugi-利他主義 | altruïsme |
ritsurei-立礼 | staande groet (buiging) |
ritsuzō-立像 | staand beeld; standbeeld (ten voeten uit) |
riyō-利用 | gebruik; gebruikmaking; toepassing |
riyōkyaku-利用客 | gebruiker |
riyōryōkin-利用料金 | gebruikstarief; gebruikskosten |
riyōsha-利用者 | gebruiker |
riyōsuru-利用する | gebruiken; gebruik maken (van); toepassen |
rō-楼 | toren; uitkijkpost; hoog gebouw |
rō-郎 | (gebruikt in kanji-combinaties) man; jongen; dienaar |
ro-露 | (kanji dat gebruikt wordt voor) Rusland |
rōbai-老梅 | oude pruimenboom |
robu-ロブ | kapsel met halflang haar (nieuw woord dat onstaan is uit het woord voor lang haar ロング en kort haar ボブ) |
rōdo・gēmu-ロード・ゲーム | uitwedstrijd |
rōei-漏洩 | het uitlekken (van informatie); lek; openbaring |
roji-路地 | laan; tuinpad; steeg |
roji-露地 | (open) veld; kweekgrond in de openlucht; onoverdekte binnentuin; tuin bij theehuis |
rojikku-ロジック | juiste [logische] redenering |
rojin-ロジン | colofonium; spiegelhars; vioolhars; pijnhars (natuurlijke hars gewonnen uit naaldbomen, Pinus) |
rōjinbyōin-老人病院 | geriatrisch ziekenhuis; geriatrische kliniek |
rōjinhōmu-老人ホーム | bejaardentehuis; bejaardenhuis |
rojin・baggu-ロジン・バッグ | rosin zakje; harszakje (zakje gevuld met hars van dennenbomen, gebruikt bij honkbal door werpers om hun grip op de bal te verbeteren) |
rōjin・baggu-ロージン・バッグ | rosin zakje; harszakje (zakje gevuld met hars van dennenbomen, gebruikt bij honkbal door werpers om hun grip op de bal te verbeteren) |
rojisaibai-露地栽培 | het kweken [cultiveren] van gewassen buiten op het land [in de openlucht] |
rōjō-籠城 | opsluiting [opgesloten zitten] in huis; binnenshuis blijven |
rokku-ロック | slot; op slot doen; afsluiten |
rokku・gāden-ロック・ガーデン | rotstuin |
rōko-牢固 | inflexibel [onbuigbaar] zijn |
roku-禄 | geschenk [geluk] uit de hemel |
rokudōrinne-六道輪廻 | eindeloze transmigratie van de ziel door zes werelden [bestaansniveaus] (Boeddhistisch filosofie); cyclus van wedergeboorte; zielsverhuizing |
rokuni-碌に | voldoende; genoeg; behoorlijk; juist; correct (vaak gebruikt met negatie) |
rokuon-録音 | geluidsopname |
rokuonsuru-録音する | opnemen (geluid) |
rokusuppo-碌すっぽ | voldoende; genoeg; behoorlijk; juist; correct (vaak gebruikt met negatie) |
rōkyūkasuru-老朽化する | verslijten; bederven; in onbruik raken |
romanchikkukaidō-ロマンチック街道 | de Romantische Strasse (Zuid-Duitsland) |
romansugurē-ロマンスグレー | romantisch grijs, een uitdrukking voor een aantrekkelijke man van middelbare leeftijd (met hier en daar wat grijs haar) |
ronguintabyū-ロングインタビュー | lang [uitgebreid] interview |
ronpāsu-ロンパース | (kinderkleding) romper; kruippakje |
roppōzensho-六法全書 | compilatieuitgave van de 6 wetboeken (Grondwet, Burgerlijk Wetboek, Wetboeken van Koophandel, Strafrecht, Burgerlijke Rechtsvordering, Strafvordering) |
rōrerai-ローレライ | Lorelei, een legendarische nimf die zeelui verleidde met haar mooie zangstem en ze schipbreuk liet lijden |
rōrerai-ローレライ | Lorelei, hoge rots aan de oever van de Rijn bij de Duitse stad Sankt Goarshausen (vernoemd naar de nimf) |
rōrō-朗朗 | resonantie; helder [duidelijk; sonoor] zijn |
rōsō-老僧 | (woord dat door een oude monnik werd gebruikt om naar zichzelf te verwijzen) ik |
roten-露天 | (in de) open lucht; buitenlucht |
rotenburo-露天風呂 | een buitenbad; een onsen die zich buiten [in de open lucht] bevindt |
rūfu・gāden-ルーフ・ガーデン | daktuin |
ruikon-涙痕 | de sporen die tranen nalaten (op het gezicht) nadat men heeft gehuild |
ruiku-類句 | frasen [uitdrukkingen] met vergelijkbare [synonieme] inhoud [betekenis] |
rūmumeito-ルームメイト | kamergenoot; huisgenoot |
rūmumēto-ルームメート | kamergenoot; huisgenoot |
runba-ルンバ | roomba (merknaam van een robotstofzuiger) |
runge-ルンゲ | longen (Duits: Lunge); tuberculose |
runge-ルンゲ | Carl Runge, Duitse wiskundige (1856-1927); Friedlieb Ferdinand Runge, Duitse chemicus (1795-1867); Philipp Otto Runge, Duitse schilder (1777-1810) |
runge・kuttahō-ルンゲ・クッタ法 | de Runge-Kuttamethode (een numerieke methode om differentiaalvergelijkingen op te lossen, van de Duitse wiskundigen Carl Runge en Martin Kutta) |
rūpu-ループ | elektrisch circuit |
rusu-留守 | niet thuis zijn; afwezigheid |
rusuban-留守番 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
rusuban-留守番 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
rusui-留守居 | het op (iemand's) huis passen; thuis zitten [blijven] |
rusui-留守居 | huisbewaarder; iemand die op het huis past |
ryakkai-略解 | korte toelichting [verklaring; uiteg] |
ryakusetsu-略説 | korte uitleg; samenvatting; (kort) overzicht |
ryō-両 | woord dat wordt gebruikt om wagens [wagons] te tellen |
ryōchō-寮長 | conciërge; huismeester; slaapzaal opzichter [wacht] |
ryokakuki-旅客機 | passagiersvliegtuig |
ryōke-両家 | beide families; beide huizen |
ryōkō-良好 | goed [toereikend; voldoende; optimaal; uitstekend] zijn |
ryōkū-領空 | het luchtruim (boven het grondgebied) van een natie (en de territoriale wateren) |
ryokuchi-緑地 | groengebied; groene ruimte; oase |
ryokujūji-緑十字 | een groen kruis op een witte achtergrond (veiligheidssymbool) |
ryōsho-猟書 | het zoeken naar boeken van uitzonderlijke waarde en beperkte oplage |
ryōtekikin'yūkanwaseisaku-量的金融緩和政策 | kwantitatief versoepelingsbeleid; kwantitatieve versoepeling; kwantitatieve geldverruiming |
ryōtō-両刀 | vaardig [bekwaam] zijn in twee vakgebieden; twee beroepen uitoefenen |
ryōtōzukai-両刀遣い | vaardig [bekwaam] zijn in twee verschillende vakgebieden [takken van kunst]; twee verschillende beroepen uitoefenen |
ryōzoku-良俗 | goed gebruik; goede gewoonte |
ryūchishisetsu-留置施設 | detentiecentrum; detentieruimte |
ryūdōsei-流動性 | liquiditeit (financieel) |
ryūgaku-留学 | het studeren in het buitenland |
ryūgakusuru-留学する | in het buitenland studeren |
ryūjin-流人 | iemand die rondzwerft [rondtrekt] buiten het geboorteland; zwerver |
ryūjo-柳絮 | wilgenpluis(jes) |
ryūki-隆起 | iets dat uitpuilt [uitsteekt]; uitsteeksel; bobbel; verhoging |
ryūma-竜馬 | een zeer goed [uitmuntend] paard |
ryūme-竜馬 | een zeer goed [uitmuntend] paard |
ryūryō-嚠喨 | welluidendheid |
ryūshutsu-流出 | uitstroom; afvoer; uitloop; lekkage; lozing |
ryūshutsuritsu-流出率 | uitstroom [uitloop] percentage [volume] |
ryūto-リュート | luit (snaarinstrument) |
ryūtōdabi-竜頭蛇尾 | een veelbelovend begin dat uitloopt op een teleurstellend einde; een anticlimax |
ryūzō-立像 | staand beeld; standbeeld (ten voeten uit) |
sa-鎖 | (in kanji combinaties) ketting; slot; vergrendeling; sluiting |
sabakeru-捌ける | uitverkocht zijn [worden] |
sabaku-捌く | (uit)verkopen; een markt vinden voor |
sabita-さびた | pluimhortensia (Hydrangea paniculata) |
sabō-茶房 | theehuis; café (zonder alcoholvergunning) |
sabumarin-サブマリン | duikboot |
sadame-定め | oordeel; vonnis; uitspraak; beslissing |
sadameru-定める | beslissen; besluiten; bepalen; vastleggen (datum, afspraak) |
sae-冴え | helderheid; duidelijkheid; zuiverheid |
sagarime-下がり目 | schuin aflopende ogen |
sagekaji-下げ舵 | het omlaag duwen van de stuurknuppel van een vliegtuig |
saguribashi-探り箸 | eetstokjes die men gebruikt om iets in een gerecht te zoeken (onjuist gebruik van eetstokjes) |
saguru-探る | onderzoeken; polsen; proberen (uit) te vinden; spioneren |
sagyōchū-作業中 | werk in uitvoering; onderhanden werk |
sagyōsupēsu-作業スペース | werkruimte; werkterrein |
sahanji-茶飯事 | gewone [alledaagse; onbelangrijke; onbeduidende] dingen [zaken; gebeurtenis] |
sai-才 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
sai-歳 | jaar (klasse-aanduider voor leeftijd) |
saibōgai-細胞外の | extracellulair (buiten de cel) |
saidoauto-サイドアウト | (tennis) bal die uitgaat over de zijlijn |
saido・rīdā-サイド・リーダー | aanvullend lesmateriaal (voor buitenlandse talen) |
saido・suteppu-サイド・ステップ | opzijgaan; uit de weg gaan; ontwijken |
saifon-サイフォン | sifon; hevel (buisleiding) |
saifon-サイフォン | sifon; hevelfles (voor spuitwater) |
saigoni-最後に | tenslotte; tot slot; als laatste; uiteindelijk |
saigoppe-最後っ屁 | laatste wanhopige poging [toevlucht; tactiek; redmiddel] (zoals van een wezel in het nauw, die een vieze geur uitstoot om de vijand te verjagen) |
saigu-祭具 | gebruiksvoorwerpen voor rituelen en erediensten |
saihi-歳費 | jaaruitgaven (van de overheid) |
saihon-サイホン | sifon; hevel (buisleiding) |
saihon-サイホン | sifon; hevelfles (voor spuitwater) |
saikatsuyō-再活用 | hergebruik |
saikederikku-サイケデリック | psychedelisch; bewustzijnsverruimend |
saikeirei-最敬礼 | meest respectvolle [diepste] buiging |
saiketsu-採決 | stemming; het stemmen; het uitbrengen van een stem |
saiketsu-裁決 | oordeel; veroordeling; vonnis; uitspraak |
saimarukyasuto-サイマルキャスト | simulcasten (afk. van simultaneous broadcast; een uitzending tegelijk over meerdere media uitzenden) |
sairen-サイレン | sirene (demonisch wezen uit Griekse mythologie); verleidster |
sairen-サイレン | sirene (geluidssignaal) |
sairensā-サイレンサー | geluiddemper; geluidsdemper |
sairento-サイレント | stil; geluidloos; rustig |
sairo-サイロ | silo (pakhuis voor stortgoed, zoals graan, etc.) |
saisan-採算 | winst uit onderneming; handelswinst |
saisei-再製 | herproductie; recycling (een product uit elkaar halen en de grondstoffen hergebruiken voor een nieuw product) |
saisentan-最先端 | uiteinde; punt |
saisetsukyū-噴石丘 | pyroclastische kegel; scoria-kegel; sintelkegel (door een vulkaan uitgeworpen puin) |
saishoku-菜食 | plantaardig voedsel; een groente-fruit dieet |
saishutsu-歳出 | jaarlijkse overheidsuitgaven (totale overheidsuitgaven binnen één fiscaal jaar) |
saitanchō-歳旦帳 | saitan-chō, een gedichtenbundel uitgegeven ter gelegenheid van de saitan-biraki bijeenkomst |
saitei-裁定 | beslissing; uitspraak; arbitrage |
saiteihan-再訂版 | (tweede) herziene uitgave [editie] |
saiteki-最適 | uiterste geschiktheid; beste oplossing [voorwaarde] |
saiyō-採用 | gebruik; toepassing; aanname; introductie |
saiyōsuru-採用する | gebruiken; toepassen; aannemen; introduceren |
saizuchiatama-才槌頭 | een op een hamer lijkend hoofd (voorhoofd en achterhoofd steken uit) |
saji-些事 | een kleinigheid; iets dat onbelangrijk [onbeduidend; onbetekenend] is |
sakago-逆子 | kind dat in stuitligging geboren wordt |
sakamuke-逆剝け | (de plaats waar de huid langs de nagel in ingescheurd) nijnagel; dwangnagel; stroopnagel |
sakan-盛ん | bloeiend [florerend; bruisend; voorspoedig; welvarend] zijn |
sakanoboru-遡る | dateren (uit); teruggaan naar [tot] |
sakarau-逆らう | indruisen tegen; ingaan tegen |
sakazuki-杯 | een drinkgelag; banket; huwelijksdronk (het drinken uit elkaars glazen door bruid en bruidegom op hun huwelijk) |
sakeru-避ける | vermijden; ontwijken; uit de weg gaan; ontlopen |
saki-先 | punt; uiteinde; topje |
sakibarai-先払い | vooruitbetaling |
sakibashiru-先走る | op de zaken vooruit lopen; te snel handelen; te vroeg starten; voor de troepen uitlopen (fig.) |
sakibosori-先細り | spits [smal] uitlopend [toelopend] |
sakibutori-先太り | dikker uitlopend [toelopend] |
sakigashi-先貸し | vooruitbetaling |
sakihodo-先程 | (beleefder synoniem voor さっき) daarnet; zojuist |
sākitto-サーキット | (elektrisch) circuit; stroomkring |
sākitto-サーキット | (race)baan; circuit |
sakiyuki-先行き | toekomst; toekomstperspectief; vooruitzicht |
sakkā-サッカー | gestreept of geruit dun weefsel met een bobbelige structuur |
sakkarin-サッカリン | sacharine (suikersurrogaat) |
sakki-さっき | daarnet; zojuist; zo-even |
sakoku-鎖国 | afsluiting van het land (duidt op de periode dat Japan zich had afgesloten van de rest van de wereld, met uitzondering van Nederland en China) |
sakui-作為 | het begaan [bedrijven] (van een misdaad); doen; uitvoeren |
sakuretsu-炸裂 | zware ontploffing; explosie; heftige uitbarsting |
sakushu-搾取 | uitpersing; uitbuiting |
sakushusuru-搾取する | uitmelken; uitbuiten; uitpersen |
sakusuru-策する | plannen; een plan opstellen [uitwerken] |
sakuteki-索敵 | militaire verkenning [zoekactie; patrouille] |
sakyū-砂丘 | duin; zandheuvel |
samo-然も | klaarblijkelijk; werkelijk; schijnbaar; duidelijk; waarschijnlijk |
sanbaizu-三杯酢 | een mengsel van azijn, sojasaus en suiker of zoete rijstwijn |
sandanronpō-三段論法 | syllogisme; sluitrede |
sandawara-桟俵 | ronde deksel van stro (werd gebruikt voor het afdichten van een baal rijst) |
sandayū-三太夫 | hoofd van de huishouding en boekhouding van een welgesteld persoon |
sangiin-参議院 | het Japanse Hogerhuis (vanaf 1947) |
sangiingiin-参議院議員 | lid van het (Japanse) Hogerhuis |
sangyō-三業 | 3 soorten horeca gelegenheden (restaurants, geishahuizen en bordelen) |
sangyōnokūdōkagenshō-産業の空洞化現象 | industriële uitholling |
sangyōyobigun-産業予備軍 | industrieel reserveleger (Marxistische term voor de grote groep werkelozen, die door kapitalisten gebruikt werden om werkenden onder druk te zetten) |
sanji-讃辞 | lofbetuiging; lofrede; lofprijzing; compliment(en) |
sanjo-産所 | kraamkamer; verloskamer (in ziekenhuis) |
sanka-山家 | een huis in de bergen; berghuis |
sanken-三権 | de Trias Politica; de drie machten van de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
sankenbunritsu-三権分立 | de scheiding der drie machten (Trias politica) in de staatsinrichting (de wetgevende, de uitvoerende, en de rechtsprekende macht) |
sankōnin-参考人 | getuige |
sanmon-三門 | hoofdpoort in het hart van een boeddhistisch (Zen) tempelcomplex (meestal tussen de buitenpoort en de Hal van Boeddha) |
sanpaikyūhai-三拝九拝 | herhaaldelijk (knielen en) diep buigen |
sanpeijiru-三平汁 | gerecht uit Hokkaido, een soep met rijstzemelen, vis en ingelegde groenten |
sanran-燦爛 | schitterend [glansrijk; luisterrijk; helder schijnend] zijn |
sanrinsha-三輪車 | driewieler; voertuig met drie wielen |
sanrūfu-サンルーフ | schuifdak (van een auto) |
sansai-山塞 | een schuilplaats (in de bergen) van bandieten |
sansaku-散策 | gewandel; gekuier; geslenter |
sansakusuru-散策する | wandelen; rondlopen; kuieren; slenteren |
sansan-潸潸 | alsmaar huilen; het stromen van tranen |
sansankudo-三三九度 | (bij Shinto-huwelijksritueel) het drinken van kopjes sake door het bruidspaar (eerst de man 3, dan de vrouw 3, dan de man weer 3 kopjes, totaal 9) |
sansaro-三差路 | driesprong; drievoudige wegkruising; kruising van 3 wegen |
sansen-三遷 | drie keer verhuizen [van woonplaats veranderen] |
sanshin-三線 | sanshin, een traditioneel snaarinstrument uit Okinawa |
sanshitsu-産室 | kraamkamer; verloskamer (in ziekenhuis) |
sansō-山荘 | vakantiehuis(je); (zomer)huis in de bergen |
sansui-山水 | bergwater; water uit de bergen |
sansuke-三助 | mannelijke bediende in een badhuis |
sansukumi-三竦み | trilemma (een keuze uit 3 opties) |
santan-サンタン | zonnebrand; bruine kleur door de zon |
santoku-三徳 | een gebruiksvoorwerp dat drie functies in één heeft |
sanze-三世 | derde generatie Japanner (in het buitenland) |
sanzen-燦然 | briljantie; luister; schittering |
sanzendaisensekai-三千大千世界 | de grenzenloze kosmos [drieduizend werelden} na Boeddha's verlichting |
san'in-参院 | het Japanse Hogerhuis (vanaf 1947) |
sapparishita-さっぱりした | netjes; schoon; opgeruimd |
sappitsu-擦筆 | een doezelaar (puntig opgerold stuk papier of zeemleer, gebruikt om kleuren in te wrijven op papier of fresco) |
sara-新 | nieuw [ongebruikt] zijn |
saropetto-サロペット | overall; werkpak; werkbroek; tuinbroek |
saryūto-サリュート | Saljoetprogramma (een serie Russische ruimtestations) |
sasara-簓 | een traditioneel Japans muziekinstrument, dat bestaat uit een bundel aan elkaar gebonden repen bamboe, die tegen een geribbelde staaf wordt gewreven |
sashibashi-刺し箸 | eetstokjes gebruikt om in eten te prikken en het daarna in de mond te stoppen (onjuist gebruik van eetstokjes) |
sashidasu-差し出す | voor zich uithouden; (zijn handen) uitsteken |
sashideru-差し出る | uitsteken; overhangen |
sashikaeru-差し替える | vervangen (door iets anders); ruilen |
sashikuru-差し繰る | aanpassen van een rooster, schema of tijd, zodat het je goed uit komt |
sasou-誘う | uitnodigen; verzoeken; aanbevelen |
sasshi-サッシ | schuifraam |
sasshu-サッシュ | schuifraam |
sasu-差す | insteken (sleutel); opsteken (paraplu); uitsteken; omhoog steken (arm) |
sasupendo-サスペンド | pauze; opschorting; uitstel; verdaging |
sasupenshon-サスペンション | ophanging; vering (in een voertuig) |
satan-サタン | Satan; de duivel |
sateraito・sutajio-サテライト・スタジオ | een andere locatie dan de studio van waaruit men normaal de uitzendingen (voor radio of tv) verzorgt. |
satō-砂糖 | suiker |
satōdaikon-砂糖大根 | suikerbiet |
satōkibi-砂糖黍 | suikerriet |
satosu-諭す | terechtwijzen; (iem. iets) verwijten; waarschuwen; overtuigen; (iem.) overhalen (om iets te doen) |
satsu-刷 | druk; uitgave; oplage |
satsuire-札入れ | portemonnee; portefeuille |
saundo-サウンド | geluid |
saundoāto-サウンドアート | geluidskunst |
saundo・chekku-サウンド・チェック | geluidstest |
saundo・efekuto-サウンド・エフェクト | geluidseffecten |
saundo・kādo-サウンド・カード | geluidskaart |
saundo・supekutorogurafu-サウンド・スペクトログラフ | geluidsspectrograaf |
saundo・torakku-サウンド・トラック | soundtrack; geluidsspoor; filmmuziek |
sawagu-騒ぐ | stampij [drukte] maken (om iets); luid protesteren |
sayadō-鞘堂 | een hal die is gebouwd om de buitenkant van een ander gebouw volledig te bedekken (ter bescherming) |
sayaka-明か | helder [fris; duidelijk] zijn |
sayasaya-さやさや | (onomatopee) zacht geruis; een ruisend geluid |
sayatori-鞘取り | arbitrage; transactie die wordt uitgevoerd om te profiteren van het prijsverschil tussen verschillende leverdata en markten) |
sazan・kurosu-サザン・クロス | (sterrenbeeld astronomie) Zuiderkruis; Crux |
sedo-背戸 | achterdeur; achterpoort; achteringang; achteruitgang |
seibi-整備 | voorbereiding; uitrusting; onderhoud; service |
seibi-盛美 | uitzonderlijke schoonheid |
seibisuru-整備する | voorbereiden; klaar maken; uitrusten; voorzien van; onderhouden |
seichō-清聴 | het aandachtig beluisteren; respectvolle aandacht |
seichō-静聴 | het rustig [aandachtig] luisteren |
seidaku-清濁 | goed en kwaad; zuiverheid en onzuiverheid; rein en onrein zijn; tolerant zijn |
seidan-聖断 | keizerlijk besluit |
seido-西土 | landen in het westen (vanuit het perspectief van Japan, b.v. China of India) |
seien-声援 | (mondelinge) aanmoediging; gejuich |
seihi-成否 | resultaat; uitkomst; succes of mislukking |
seihi-正否 | goed of slecht; juist of fout |
seiippai-精一杯 | uit alle macht; naar (iemand's) beste vermogen; zo goed mogelijk |
seiitaishōgun-征夷大将軍 | generaal die in de Heian-periode naar het noordelijke territorium uitgezonden werd om tegen niet-Japanse volken te strijden |
seijū-西戎 | Xirong, een term die in het oude China werd gebruikt voor verschillende etnische groepen in het westen, zoals Turken en Tibetanen |
seijun-清純 | zuiver [puur; onschuldig] zijn |
seika-成果 | resultaat; prestatie; uitkomst; vruchten (fig.) |
seika-正課 | (vak uit) het reguliere leerplan [curriculum) |
seika-生家 | geboortehuis; huis waar men geboren is |
seika-生家 | ouderlijk huis |
seika-青果 | groenten en fruit |
seikabutsu-青果物 | groenten en fruit |
seikai-正解 | juiste [goede; correcte] oplossing [antwoord] |
seikaku-正確 | juistheid; correctheid; precisie |
seikan-生還 | het overleven; het er heelhuids afbrengen |
seikatsukūkan-生活空間 | leefruimte; levensruimte |
seikōudoku-晴耕雨読 | op het land werken als de zon schijnt en thuis een boek lezen als het regent (verwijst naar het stille [geïsoleerde] leven op het platteland) |
seiku-成句 | frase; uitdrukking; idioom |
seimei-清明 | zuiver en helder; helder en licht |
seimei-盛名 | goede [uitstekende] reputatie [naam] |
seinan-西南 | het zuidwesten |
seinansei-西南西 | het westzuidwesten |
seion-声音 | stemgeluid |
seion-清音 | helder geluid |
seirei-政令 | regeringsverordening; kabinetsbesluit |
seiri-整理 | liquidatie; reorganisatie |
seiri-整理 | bezuiniging; inkrimping [reductie] van personeel |
seiron-正論 | een goed argument; een juiste redenering |
seiryokuzen’yō-勢力善用 | (judo) efficiënt [optimaal] gebruik maken van je kracht [energie] |
seiryokuzetsurin-精力絶倫 | een groot [grenzenloos] seksueel uithoudingsvermogen |
seiryūtō-青竜刀 | Chinees slagzwaard [kromzwaard] (met op het uiteinde van het handvat een blauwe draak als versiering) |
seisai-精彩 | pracht; praal; luister |
seisan-清算 | liquidatie (van een bedrijf); opheffing |
seisannin-清算人 | curator; liquidateur; vereffenaar |
seisei-精製 | verfijning; zuivering |
seisen-聖戦 | heilige oorlog; kruistocht |
seishinbyōin-精神病院 | psychiatrisch ziekenhuis; krankzinnigengesticht; gekkenhuis |
seiskaisha-清算会社 | bedrijf dat geliquideerd wordt |
seisoku-正則 | regelmatigheid; correct [juist; regulier; gebruikelijk; normaal] zijn |
seisui-清水 | bronwater; schoon [zuiver] water |
seitō-正答 | juist [correct] antwoord |
seitō-精糖 | geraffineerde suiker |
seiyaku-成約 | het afsluiten van een contract |
seiyōsumomo-西洋李 | Westerse pruimenboom; pruim |
seiza-正座 | (lett. de juiste zithouding) rechtop geknield zitten (met je billen op je voeten) |
seizei-せいぜい | hooguit; op zijn best [hoogst]; zoveel mogelijk |
sejō-施錠 | vergrendeling; sluiting |
sekando・hausu-セカンド・ハウス | een tweede huis [woning] |
sekennami-世間並み | gebruikelijke [normaal; gewoon; gemiddeld) zijn |
sekentei-世間体 | voorkomen; uiterlijke verschijning |
seki-隻 | woord gebruikt om (relatief grote) boten te tellen |
seki-隻 | woord gebruikt om vogels, vissen en pijlen te tellen |
seki-隻 | woord gebruikt om een (zij)kant van dingen te tellen (b.v. van een kamerscherm) |
sekiageru-咳き上げる | een hoestbui hebben; constant hoesten; ophoesten |
sekichū-石柱 | stenen zuil [pilaar] |
sekidōginia-赤道ギニア | Equatoriaal-Guinea |
sekigaku-碩学 | een erudiet persoon; iemand met uitgebreide kennis; een groot geleerde |
sekijūji-赤十字 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
sekijūjisha-赤十字社 | het Rode Kruis (hulporganisatie) |
sekininnogare-責任逃れ | het vermijden [ontduiken] van verantwoordelijkheid |
sekiran'un-積乱雲 | cumulonimbus; onweerswolk; buienwolk |
sekishokutō-赤色灯 | rood zwaailicht (op voertuigen van politie, ambulance, e.d.) |
sekitangasu-石炭ガス | lichtgas; stadsgas (uit steenkool) |
sekitei-石庭 | rotstuin |
sekkaku-折角 | met (grote) moeite; speciaal; vooral; uitdrukkelijk |
sekken-節倹 | kostenbesparing; zuinigheid |
sekki-石器 | stenen werktuig (oudheid) |
sekushon・pēpā-セクション・ペーパー | ruitjespapier; milimeterpapier; rasterpapier |
sekuto-セクト | sekte (groep aanhangers van een bepaalde leer of overtuiging) |
semen-セメン | (afk. voor semen cina) (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
semenshina-セメンシナ | (zaden van) wormkruid (Artemisia cina) |
sen-千 | 1000; duizend |
senbetsusuru-選別する | selecteren; (uit)kiezen; sorteren |
senchōshitsu-船長室 | kajuit [scheepshut] (m.n. voor de kapitein) |
sendenkā-宣伝カー | reclamewagen; luidsprekerwagen |
sendō-扇動 | ophitsing; aansporing; uitlokking |
sendōsuru-扇動する | opstoken; ophitsen; aanstichten; uitlokken; aansporen |
sengai-船外 | overboord; buiten boord |
sengyōshufu-専業主夫 | huisman; thuisblijvende echtgenoot (van werkende vrouw) |
sengyōshufu-専業主婦 | (voltijd) huisvrouw |
seninshitsu-船員室 | scheepsruimte [scheepsvertrek] voor de bemanning |
senjin-先人 | voorouder(s); voorloper; iemand uit de (klassieke) oudheid |
senjukannon-千手観音 | duizend-armige kannon [Avalokiteshvara] |
senjutsu-仙術 | bovenaardse krachten [geheim van onsterfelijkheid] van een bergkluizenaar [heremiet] |
senkai-仙界 | plek waar kluizenaars wonen; afgelegen retraite |
senkenteki-先験的 | transcendentaal; buitenzintuiglijk |
senkin-千金 | duizend goudstukken |
senkin-千金 | een grote hoeveelheid geld; een fortuin |
senkō-潜行 | het onderduiken; onder water gaan |
senkō-潜行 | (fig.) het ondergronds gaan; onderduiken |
senkoku-宣告 | in een rechtzaak) vonnis; uitspraak |
senkōsuru-選考する | (uit)kiezen; selecteren |
senkotsu-仙骨 | kluizenaarsbestaan; het uiterlijk van een kluizenaar |
senman-千万 | een buitengewoon [ontelbaar; onbeperkt] groot aantal; 10 miljoen |
senmenjo-洗面所 | badkamer; toilet(ruimte); wasruimte |
senmyōtai-宣命体 | schriftsysteem uit de Nara- (710–794) en vroege Heian-periode (794–1192) (met kleinere karakters voor grammaticale elementen dan voor lexicale) |
sennen-千年 | duizend jaar, een millennium |
sennin-仙人 | kluizenaar; iemand die de wereld van bekommeringen e.d. achter zich heeft gelaten |
sennyū-潜入 | insluiping; infiltratie; het heimelijk binnengaan |
sennyū-潜入 | het duiken (onder de oppervlakte van het water) |
senpaku-船舶 | schip; vaartuig |
senpuku-潜伏 | onderduik; schuilhouding; het zich verbergen [verstoppen] |
senpuku-船腹 | scheepsruim; vrachtruim |
senpuku-船腹 | zijkanten [buik] van een schip |
senritsu-戦慄 | rilling; huivering |
senryō-千両 | kaal sarcandra-kruid (Sarcandra glabra) |
senshutsu-選出 | selectie [verkiezing; keuze] (van iets of iemand uit een verzameling) |
sensui-潜水 | duik; duiken |
sensuifu-潜水夫 | duiker |
sensuikan-潜水艦 | onderzeeboot; onderzeeër; duikboot |
sensuisuru-潜水する | duiken |
sentan-先端 | punt; top; (puntig) uiteinde |
sentaringu-センタリング | tekst in een document uitlijnen vanaf het midden |
sentetsu-銑鉄 | ruwijzer; onzuiver gietijzer |
sentō-銭湯 | openbare badgelegenheid; badhuis |
sentōki-戦闘機 | gevechtsvliegtuig |
sentorarukitchin-セントラル・キッチン | centrale keuken (voor instellingen, ziekenhuizen, scholen, etc.) |
sentsū-疝痛 | koliek; buikkramp |
senzai-千載 | duizend jaar; millennium; vele jaren; een eeuwigheid |
sen'yō-専用 | alleen te gebruiken voor specifieke doeleinden |
sen'yō-専用 | alleen te gebruiken door specifieke personen |
sepādo-セパード | herdershond; Duitse herder |
separētsu-セパレーツ | (dames)kleding die uit afzonderlijke delen bestaat, zodat ze combineerbaar zijn (en apart kunnen worden gekocht) |
sepia-セピア | zwartbruine verf (gemaakt met inktvis-inkt) |
sepia-セピア | zwartbruine kleur |
seppen-切片 | sectie; plak; uitsnede |
seppuku-切腹 | rituele zelfdoding (van de krijgselite) in Japan (te voltrekken door met een kort zwaard de buik open te snijden, ook wel harakiri genoemd) |
seri-芹 | Japanse peterselie; Java waterdropkruid (Oenanthe javanica) |
serifu-台詞 | een vaste uitdrukking; gezegde; cliché |
seriotosu-競り落とす | een succesvol [het winnende] bod uitbrengen (op een artikel) |
sēru-セール | (uit)verkoop |
seseribashi-せせり箸 | eetstokjes die worden gebruikt om een beetje te spelen met eten [in het eten zitten te zoeken of prikken] (onjuist gebruik van eetstokjes) |
sessui-節水 | waterbesparing; zuinig [spaarzaam] zijn met water |
sesuna-セスナ | Cessna, (Amerikaans) licht vliegtuig |
sētā-セーター | trui (kledingstuk) |
setai-世帯 | (huis)gezin; huishouden; familie |
setomono-瀬戸物 | aardewerk [keramiek] uit Seto (Aichi prefectuur, Japan) |
setsubi-設備 | uitrusting; voorzieningen; fasciliteiten; materieel |
setsubisuru-設備する | uitrusten; outilleren; leveren; voorzien (van) |
setsudansuru-切断する | afsnijden; doorsnijden; uit elkaar halen; loskoppelen |
setsumei-説明 | uitleg; beschrijving; verduidelijking |
setsumeisuru-説明する | uitleggen; verduidelijken; aantonen |
setsuyaku-節約 | bezuiniging; zuinigheid; besparing |
setsuyakusuru-節約する | bezuinigen; besparen |
setsuzoku-接続 | verbinding; aansluiting; lasnaad; knooppunt |
setsuzokusuru-接続する | verbinden; aansluiten; samenvoegen; vastmaken |
settaku-拙宅 | mijn huis [thuis] |
settoku-説得 | overtuiging; overreding |
settokuryaku-説得力 | overtuigingskracht |
settokusuru-説得する | overtuigen; overreden; overhalen |
settoōru-セットオール | gelijke stand in sets bij tennis, tafeltennis, e.d. (waarna een afsluitende set wordt gespeeld om een winnaar aan te wijzen) |
sezoku-世俗 | wereldse zaken; het gewone leven; gewoonten en gebruiken |
shā-シャー | het (geluid van) blazen; sissen (b.v. van een kat) |
sha-車 | (in kanji combinaties) auto; wagen; voertuig; kar |
shaba-車馬 | (lett. wagen en paard) paard en wagen; voertuig |
shaburu-しゃぶる | sabbelen; zuigen; likken |
shabushabu-しゃぶしゃぶ | Japans gerecht (aan tafel geserveerd waarbij plakjes vlees met eetstokjes door een pan met bouillon en groenten worden gehaald) |
shagī-シャギー | ruig; behaard; wild; grof; oneffen |
shagi-謝儀 | dankbetuiging; dankoffer; geschenk uit dankbaarheid |
shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een shinto heiligdom |
shagōhyō-社号標 | pilaar [aanduiding] met de naam van een bedrijfsorganisatie |
shaji-謝辞 | dankwoord; woorden [uitingen] van dank [verontschuldiging] |
shajiku-車軸 | wielas (bij voertuigen) |
shakaikōgaku-社会工学 | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
shakaikyōiku-社会教育 | sociaal [maatschappelijk] onderwijs; educatieve activiteiten buiten de school (b.v. in musea, bibliotheken, e.d.) |
shakitto-しゃきっと | (onomatopee) verfrissend; zuiver; netjes; stijlvol |
shakka-借家 | het huren van een huis; gehuurd huis; huurhuis |
shakkanin-借家人 | huurder (van een huis) |
shakkaryō-借家料 | de (prijs; kosten van de) huur (van een huis), huishuur(prijs) |
shakkei-借景 | tuinarchitectuur waarbij men het omringende, natuurlijke landschap gebruikt als onderdeel van de tuin |
shakō-斜光 | schuine lichtstraal |
shakō-遮光 | bescherming tegen licht; verduistering |
shakuhachi-尺八 | Japanse bamboefluit (met 5 gaatjes) |
shakuru-しゃくる | uitgraven |
shakuru-しゃくる | uitscheppen; opscheppen; (uit)lepelen |
shakuru-しゃくる | (uitdagend; arrogant) je kin omhoog steken |
shākusukin-シャークスキン | haaienhuid; haaienleer; haaienvel |
shakusuru-釈する | uitleggen; verklaren; oplossen (raadsel); interpreteren |
shakuya-借家 | het huren van een huis; gehuurd huis; huurhuis |
shakuyanin-借家人 | huurder (van een huis) |
shamo-シャモ | een term die door de Ainu wordt gebruikt om te verwijzen naar niet-Ainu Japanners |
shanai-車内 | in een voertuig (auto, trein, e.d.) |
shāpu-シャープ | (muzieknotatie) kruis |
sharin-車輪 | wiel (van een voertuig) |
sharyō-車両 | (formeel) voertuig (auto); wagen |
sharyōunpangu-車両運搬具 | voertuigen |
shasen-斜線 | schuine lijn; schuine streep (naar voren); diagonaal |
shāshī-シャーシー | een behuizing waarin het moederbord, geheugen, diskettes en andere onderdelen van een computer zijn gemonteerd |
shāshifan-シャーシファン | ventilator in een (computer) behuizing |
shasuru-謝する | excuseren; verontschuldigen; spijt betuigen |
shatai-斜体 | cursieve drukletter; schuin gedrukt |
shatō-シャトー | kasteel; paleis; wijnhuis |
shatoru-シャトル | (badminton) shuttle; pluimbal |
shatoru-シャトル | ruimteveer |
shatorukokku-シャトルコック | (badminton) shuttle; pluimbal |
shattā-シャッター | rolluik; sluiter (camera) |
shattā・chansu-シャッター・チャンス | beste sluitertijd om een foto te nemen |
shattoauto-シャットアウト | uitsluiting |
shēbingu・kurīmu-シェービング・クリーム | scheerschuim; scheercrème |
shepādo-シェパード | herdershond; Duitse herder |
sherutā-シェルター | toevluchtsoord; schuilkelder; bunker; schuilplaats; opvang |
shi-紙 | woord gebruikt om kranten te tellen |
shiatsu-指圧 | shiatsu; acupressuur (een massagetherapie waarbij men met vingers en handpalmen druk uitoefent op bepaalde plekken van het lichaam) |
shibagakiodori-柴垣踊 | dans uit de Edo periode |
shibo-私募 | verkoop van aandelen buiten de beurs om (aan klein aantal potentiële investeerders) |
shiboridashino-絞り出しの | geperst; uitgeknepen |
shiboru-絞る | uitwringen; persen; uitpersen; uitknijpen |
shiboru-絞る | een uitbrander [berisping] geven; tekeergaan tegen iemand |
shibui-渋い | scherp; hard (geluid) |
shibuiro-渋色 | taan; taankleur (geelbruin) |
shichfukujin-七福神 | de 7 geluksgoden uit de Japanse mythologie (Hotei, Jurōjin, Fukurokuju, Bishamonten, Benzaiten, Daikokuten, en Ebisu) |
shichidōgaran-七堂伽藍 | (boeddh.) de zeven hoofdgebouwen van een tempelcomplex (hoofdzaal, pagode, gehoorzaal, klokkentoren, opslaghuis van soetra's, eetzaal en slaapzaal) |
shichigon-七言 | Chinees gedicht waarbij elke regel uit 7 karakters bestaat |
shichimitōgarashi-七味唐辛子 | mengsel van 7 kruiden (o.a. chilipeper) |
shichō-支庁 | districtskantoor; provinciehuis |
shichō-視聴 | het beluisteren en bekijken (film, video, e.d.) |
shichō-試聴 | het beluisteren van muziek (b.v. cd's) voor het te kopen |
shichōkaku-視聴覚 | de zintuigen gezicht en gehoor (zien en horen) |
shichōsha-市庁舎 | stadhuis; gemeentehuis |
shide-四手 | zigzagvormige papieren slingers, gebruikt bij Shinto-rituelen |
shiden-紫電 | gevechtsvliegtuig van de voormalige Keizerlijke Japanse Marine |
shidō-師道 | het juiste pad [gedrag] van de meester [leraar] |
shidō-祠堂 | in huis de plek waar de zielen van voorouders worden geëerd; in (boeddh.) tempels de plek met gedenkplaten voor familieleden van de locale bevolking |
shifuto-シフト | verschuiving; verplaatsing; wisseling van positie (honkbal) |
shigai-市外 | buitenwijk; voorstad; randgemeente |
shigai-市外 | buiten [nabij] de stadsgrens |
shigei-至芸 | volmaakte [perfecte; meesterlijke; onovertroffen] uitvoering [kunst] |
shigekiteki-刺激的 | stimulerend; uitdagend; provocerend |
shigo-私語 | gefluister |
shigo-詩語 | poëtisch woord [taalgebruik] |
shigure-時雨 | korte (zware) regenbui (in late herfst of vroege winter) |
shiharau-支払う | betalen; voldoen; uitbetalen; uitkeren |
shihi-私費 | privé uitgaven; persoonlijke kosten |
shiikuin-飼育員 | dierenverzorger (m.n. in een dierentuin) |
shiji-指事 | ideogram; een Chinees karakter dat een abstract idee symboliseert, waarbij de betekenis af valt te leiden uit de vorm |
shiji-指示 | aanwijzing; aanduiding |
shijisuru-指示する | aanwijzen; aanduiden |
shijō-史上 | in de geschiedenis; (vanuit een) historisch [geschiedkundig] (perspectief) |
shijō-紙上 | ruimte op een pagina (van een krant, tijdschrift e.d.) |
shijō-試乗 | proefrit (voertuig) |
shijutsu-施術 | uitvoering van een (medische) operatie |
shika-しか | (met ontkenning, drukt uit een intentie of beperking) slechts; enkel; alleen |
shikakeru-仕掛ける | (iem.) uitdagen; initiëren; het initiatief nemen; in werking zetten |
shikaku-死角 | dode hoek; blinde hoek (m.n. bij voertuigen) |
shikarubeki-然るべき | geschikt; toepasselijk; juist |
shikazan-死火山 | een dode [uitgedoofde] vulkaan |
shikeito-絓糸 | grove zijden draad (die als inslag (dwarsdraad) in geweven stoffen wordt gebruikt) |
shikenkan-試験管 | reageerbuis |
shikenkanbebī-試験管ベビー | reageerbuisbaby |
shikimi-樒 | Japanse steranijs (boom of struik: Illicium anisatum) |
shikinhikidashi-資金引き出し | geldopname (uit fonds) |
shikinseki-試金石 | toetssteen (steen gebruikt om het gehalte van edelmetalen vast te stellen) |
shikitari-仕来たり | traditie; gewoonte; conventie; gebruikelijke [vaste] praktijk |
shikkei-失敬 | pardon; sorry; groet van degene die weggaat (gebruikt meestal door mannen) |
shikkōyūyo-執行猶予 | voorwaardelijke veroordeling[gevangenisstraf]; opschorting; schorsing; uitstel van executie |
shikkubirushōkōgun-シックビル症候群 | sickbuildingsyndroom |
shikkuhausushōkōgun-シックハウス症候群 | sickbuildingsyndroom |
shikkyaku-失脚 | misstap; uitglijder; val; ondergang; verlies van positie |
shikō-施行 | handhaving; uitvoering; toepassing; in werking stelling |
shikō-試航 | (bij schepen) proefvaart; (bij vliegtuigen) proefvlucht; testvlucht |
shikome-醜女 | onopvallende vrouw; grijze muis |
shikushiku-しくしく | huilend; snikkend |
shikyūgaininshin-子宮外妊娠 | buitenbaarmoederlijke zwangerschap |
shimai-仕舞い | einde; afsluiting; voltooiing |
shimaru-閉まる | dichtgaan; (zich) sluiten |
shimau-仕舞う | sluiten; ophouden (met) |
shimayama-島山 | eiland in de vorm van een berg in een tuinvijver |
shime-締め | afronding; afsluiting; voltooiing |
shimen-紙面 | papieroppervlak; paginaruimte; ruimte op een pagina |
shimenawa-注連縄 | gevlochten touw dat gebruikt wordt om een heilige plek af te bakenen of een plek te beschermen tegen kwade invloeden |
shimeru-閉める | dichtdoen; dicht maken; sluiten; beëindigen |
shimogoe-下肥 | mest (gemaakt van menselijke uitwerpselen) |
shimoichidankatsuyō-下一段活用 | vervoeging [verbuiging] van ichidan werkwoorden eindigend op: -eru |
shimoyashiki-下屋敷 | (Edo periode) residentie van de daimyo in de buitenwijken van Edo |
shīn-シーン | landschap; uitzicht |
shina-支那 | China (een oude benaming, werd in oorlogstijden ook wel denigrerend gebruikt) |
shinachiku-支那竹 | gekookte, en daarna gedroogde of ingemaakte bamboescheuten (na geweekt te zijn in water worden ze gebruikt in Chinese gerechten) |
shinai-竹刀 | bamboe zwaard (gebruikt bij kendō) |
shinamon-シナモン | kaneel (kruid van de bast van de kaneelboom) |
shinbō-辛抱 | geduld; volharding; uithouding(svermogen) |
shinbunsha-新聞社 | uitgeversbedrijf van dagbladen; krantenbureau |
shinbun'ya-新聞屋 | uitgeverij van kranten; krantenzaak (voor verkoop en bezorging aan huis) |
shinchoku-進捗 | voortgang; vooruitgang |
shinden-寝殿 | woonhuis (van een paleis); slaapvertrek (van de keizer) |
shindo-進度 | vooruitgang |
shingenbukuro-信玄袋 | een stoffen draagtas (met platte bodem en een touwsluiting) |
shinifie-シニフィエ | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
shinishizumu-シニシズム | cynisme; cynische uitlating |
shinkā-シンカー | (honkbal) een snelle bal die naar beneden en naar de binnenkant afbuigt |
shinka-進化 | evolutie; ontwikkeling; vooruitgang |
shinkabu-新株 | nieuw (uitgegeven) aandeel |
shinkan-新刊 | nieuwe publicatie [uitgave] |
shinkanazukai-新仮名遣い | de nieuwe kana schrijfwijze [spelling]; de nieuwe regels voor het gebruik van kana, met name de regels zoals vastgesteld door het kabinet in 1964 |
shinkara-心から | van nature; oprecht; uit de grond van mijn hart; van harte |
shinkasuru-進化する | evolueren; ontwikkelen; vooruitgaan |
shinkō-信仰 | geloof; geloofsovertuiging; religie |
shinkō-進行 | vooruitgang |
shinkūkan-真空管 | vacuümbuis; elektronenbuis (ook wel radiobuis of radiolamp) |
shinkyo-新居 | iemand's nieuwe huis [woning] |
shinnen-信念 | overtuiging; geloof |
shinobiashi-忍び足 | zachte voetstappen; het sluipend [op de tenen] lopen |
shinobikomu-忍び込む | insluipen; ergens naar binnen sluipen |
shinobinaki-忍び泣き | het stilletjes [zacht; onderdrukt] snikken [huilen] |
shinobiyoru-忍び寄る | naderbij sluipen [kruipen] |
shinpi-真皮 | lederhuid; hypodermis |
shinpo-進歩 | voortgang; vooruitgang; voortschrijding; groei |
shinposuru-進歩する | vooruitgang [voortgang] boeken; vooruitgaan |
shinpoteki-進歩的 | progressief; vooruitstrevend |
shinpu-新婦 | bruid |
shinpuku-信服 | geloof; overtuiging |
shinpuku-心腹 | borst en buik |
shinpukusuru-信服する | geloven in; overtuigd zijn; navolgen |
shinrai-新来 | iets nieuws; iets dat zojuist aangekomen [net gearriveerd] is |
shinrei-振鈴 | het geluid [het luiden] van een bel [klok] |
shinrō-新郎 | bruidegom |
shinsei-真性 | de ware aard; echtheid; zuiverheid; reinheid |
shinsetsu-新説 | een nieuwe theorie [uitleg; versie] |
shinsho-新書 | paperback uitgave van een (m.n. non-fiction) boek (in het B6 shinsho-formaat) |
shinshuku-伸縮 | expansie en contractie; inkrimping en uitzetting; elasticiteit; flexibiliteit |
shinshutsu-浸出 | doorsijpeling; afscheiding; uitscheiding; filtratie; percolatie |
shinshutsu-進出 | voortgang; opmars; vooruitgang |
shinshutsusuru-浸出する | doorsijpelen; afscheiden; uitscheiden; filtreren; percoleren |
shinsō-新装 | verbouwing; herinrichting; renovatie; nieuwe opstelling [uitrusting; aankleding] |
shinsō-深窓 | een afgezonderd [stil] plekje in huis |
shintai-進退 | beweging; vooruitgang; achteruitgang |
shintaihappu-身体髪膚 | het hele (menselijk) lichaam (kop tot teen; huid en haar) |
shintaku-新宅 | nieuw huis [woning] |
shintei-心底 | (uit) de grond van het hart; het diepste innerlijk |
shinuchū-深宇宙 | de verre ruimte (buiten ons zonnestelsel) |
shinzatsuon-心雑音 | hartgeruis |
shiokuri-仕送り | uitbetaling; toelage; overschrijving; betalingsopdracht |
shiorido-枝折り戸 | een tuinpoortje [hekje] gemaakt van (in elkaar gevlochten) takken of bamboe |
shippāzu・yūzansu-シッパーズ・ユーザンス | een handelstransactie, waarbij de verzender de koper een uitstel van betaling geeft totdat het product is verkocht |
shippi-失費 | uitgaven; (uitbetaalde) kosten |
shippo-尻尾 | uiteinde |
shiraberu-調べる | onderzoeken; uitzoeken; bestuderen |
shiracha-白茶 | lichtbruine [beige] kleur |
shirakeru-白ける | (arch.) huichelen; veinzen onschuldig te zijn |
shirami-虱 | luis |
shiranami-白波 | (witte) schuimkoppen op de golven |
shiranui-不知火 | bioluminescentie, het uitstralen van licht door organismen in zee |
shireifune-司令船 | (van een ruimteschip) commando module; bemanningscompartiment |
shirime-尻目 | vanuit de ooghoeken kijken; schuine [zijwaartse] blik |
shīringu-シーリング | verzegeling; afsluiting |
shiriomo-尻重 | luiaard; luilak; luiwammes; nietsnut |
shirisubomari-尻窄まり | (geleidelijke) verzwakking; achteruitgang; uitdoving; vermindering |
shirisubomari-尻窄まり | het (van breed naar smal) uitlopen; spits toelopen |
shiritsubyōin-市立病院 | stadsziekenhuis; gemeenteziekenhuis |
shiroato-城跡 | ruïne [overblijfselen] van een kasteel |
shirokujira-白鯨 | de witte baleinen van de grijze walvis (worden gebruikt als knutselmateriaal) |
shironanbā-白ナンバー | witte kentekenplaat (gebruikt voor personenauto's, in particulier bezit) |
shironezumi-白鼠 | witte rat [muis]; laboratoriumrat |
shirotaku-白タク | een personenauto met witte kentekenplaat, gebruikt als taxi |
shirozatō-白砂糖 | witte suiker; kristalsuiker |
shiru-汁 | soep; bouillon; vleesnat; jus |
shirubā・wedingu-シルバー・ウェディング | zilveren bruiloft |
shiryoku-死力 | wanhopige poging; uiterste best |
shīsā-シーサー | (Okinawa) decoratie (van aardewerk), een beeld lijkend op een kruising van hond en leeuw, ter bescherming gezet bij poorten en op daken van huizen |
shisaru-退る | achteruit stappen [lopen]; terugstappen; teruggaan |
shisei-四姓 | de vier grote families [clans] uit de Japanse geschiedenis (Minamoto, Taira, Fujiwara en Tachibana ) |
shiseishi-私生子 | een buitenechtelijk kind |
shishiodoshi-鹿威し | een bamboebuis waar water door loopt, die omklapt tegen een steen als hij vol is (werd vroeger gebruikt om vogels en dieren te verjagen) |
shishōbō-四攝法 | (boeddh.) de 4 methoden die de bodhisattvas gebruiken om levende wezens te leiden naar de Weg van de Boeddha |
shishutsu-支出 | uitgaven; betalingen; kosten |
shishutsusuru-支出する | (geld) uitgeven; spenderen |
shisō-詞藻 | poëtisch [bloemrijk] taalgebruik; stijlfiguur; poëtische uitdrukking [retoriek] |
shisō-詞藻 | iemand die goed is in poëtisch taalgebruik |
shisō-詩想 | poëtisch gevoel; poëtische verbeelding [uiting] |
shisokonau-為損なう | falen; een fout maken; blunderen; ergens een puinhoop van maken |
shisonjiru-仕損じる | falen; een fout maken; blunderen; ergens een puinhoop van maken |
shissoku-失速 | overtrokken vlucht (van een vliegtuig) |
shissoku-失速 | stagnatie; achteruitgang; afname |
shīsu-シース | (Eng. sheath) etui (voor potloden, pennen, messen, e.d.) |
shisū-紙数 | ruimte (op papier) |
shisutemu・kitchin-システム・キッチン | systeem keuken (een keuken die uit losse elementen naar keuze wordt opgebouwd) |
shisutemu・konpōnento-システム・コンポーネント | een stereo set [stereotoren] (bestaande uit afspeelapparatuur, versterker en luidspreker) |
shīsu・shiruetto-シース・シルエット | recht [nauwsluitend] silhouet (van kleding) |
shitaaji-下味 | het vooraf (voor het koken, braden, etc.) kruiden van voedsel |
shitabaki-下履き | schoenen voor buitenshuis |
shitabi-下火 | het (langzaam) uitgaan [onder controle komen] van vuur; minder hard branden |
shitadori-下取り | inruil (bij een aankoop) |
shitagari-下刈り | het (onkruid) wieden |
shitagarisuru-下刈りする | (onkruid) wieden |
shitahara-下腹 | de (onder)buik |
shitaji-下地 | bouillon |
shitaku-支度 | tuigage; uitrusting |
shitaku-私宅 | woonhuis; privéadres |
shitami-下見 | beschot; houten buitenbekleding (van een gebouw) |
shitamoe-下萌え | een jonge plantenscheut [loot] die uit de grond komt |
shitappara-下っ腹 | (onder)buik |
shitatameru-認める | nuttigen; eten; de maaltijd gebruiken |
shitatarazu-舌足らず | onduidelijke uitspraak door spraakgebrek; slissen; lispelen |
shitatarazu-舌足らず | krom praten; slecht woordgebruik; onduidelijke uitleg |
shiten-始点 | uitgangspunt; vertrekpunt; startplaats |
shiteyaru-為て遣る | (iemand anders) te slim af zijn; misleiden; om de tuin leiden; foppen |
shitsumu-執務 | de uitoefening van de (officiële) functie [taken]; het vervullen van een ambt; het werken |
shitsumusuru-執務する | (officiële) functie [taken] uitoefenen; een ambt vervullen; zijn werk doen |
shitsunai-室内 | binnen; binnenskamers; binnenshuis; het interieur van een kamer [gebouw] |
shitsunaisōshoku-室内装飾 | binnenhuisarchitectuur |
shitsunaisōshokuka-室内装飾家 | binnenhuisarchitect; interieurontwerper |
shiuchi-仕打ち | uitvoering; acteerkunst |
shiwa-皺 | (huid) rimpel; groef; kraaienpootjes |
shiyakusho-市役所 | stadhuis; gemeentehuis |
shiyō-使用 | gebruik; toepassing; gebruikmaking (van iets of iemand) |
shiyō-枝葉 | bijzaken; onbelangrijke [onbeduidende] dingen |
shiyōchū-使用中 | in gebruik; bezet |
shiyōmassetsu-枝葉末節 | onbeduidende details; bijkomstigheden |
shiyōryō-使用料 | gebruikskosten; huur |
shiyōryō-使用量 | gebruikte hoeveelheid |
shiyōsha-使用者 | gebruiker; consument |
shiyōsuru-使用する | gebruiken; toepassen |
shiyōzumi-使用済み | (reeds) gebruikt [opgemaakt] |
shiyūdōshu-雌雄同株 | (plantkunde) eenhuizig zijn |
shiyūishu-雌雄異株 | (plantkunde) tweehuizig zijn |
shiyūmozaiku-雌雄モザイク | (biologie) gynandromorfisme (dieren die uiterlijk sterk op een mannetje lijken, maar toch een vrouwtje zijn) |
shīzun・ofu-シーズン・オフ | (off-season) buiten het seizoen |
shī・ai-シー・アイ | bedrijfsidentiteit; huisstijl (Corporate Identity) |
shī・ē・tī・bui-シー・エー・ティー・ブイ | (community antenna television) kabeltelevisie (gebruikmakend van coaxiale kabels of optische vezelkabels) |
shī・kyū-シー・キュー | (call to quarters) code die gebruikt wordt bij communiceren via morsecode |
shī・ō・ī-シー・オー・イー | (centre of excellence) een excellent onderzoekscentrum (zoals, o.a. Massachusetts Institute of Technology, het Max Planck Instituut in Duitsland) |
shī・yū・ai-シー・ユー・アイ | (character user interface) gebruikersinterface die gebruik maakt van tekst om opdrachten en informatie weer te geven bij computerbewerkingen |
shō-ショー | optreden; uitvoering; show |
shō-笙 | blaasinstrument dat wordt gebruikt voor traditionele Japanse gagaku muziek |
shō-証 | bewijs; getuigenis; certificaat |
shōbō-正法 | de Periode van de Ware Leer van Boeddha (de periode van vijfhonderd of duizend jaar na de dood van Sakyamuni) |
shoboshobo-しょぼしょぼ | miezerig; druilerig (van regen) |
shobun-処分 | het afstand doen [zich ontdoen] van; (uit)verkopen; opruimen; weggooien; verwijderen |
shōchi-勝地 | plaats met goed uitzicht; schilderachtige plek; plaats van historisch belang |
shōchi-召致 | officiële uitnodiging; oproep |
shōchi-招致 | oproep; ontbieding; sommering; uitnodiging |
shochō-所長 | sterke zijde; uitstekend zijn |
shōchū-焼酎 | shōchū, Japanse alcoholische drank (gemaakt van o.a. rijst, zoete aardappel, bruine suiker) |
shōden-正伝 | juiste [ware] overlevering; feitelijk verslag |
shoen-初演 | de eerste uitvoering; het eerste optreden; première |
shōfū-松風 | (het geluid van) de wind die waait door de dennenbomen |
shōfū-正風 | correcte houding; correct uiterlijk [voorkomen]; correcte (literaire) stijl |
shōfuku-妾腹 | een buitenechtelijk kind; bastaard |
shōfūtei-正風体 | correcte houding; correct uiterlijk [voorkomen]; correcte (literaire) stijl |
shōgen-証言 | getuigenis; getuigenverklaring; depositie |
shōgō-称号 | titel; graad; aanduiding; benaming |
shōgyōshisetsu-商業施設 | commerciële voorziening; commercieel gebouw (zoals winkelcentrum, warenhuis, outlet etc.) |
shohan-初版 | de eerste druk [uitgave] (van een boek) |
shōhenshōsetsu-掌編小説 | buitengewoon kort verhaal; handpalmverhaal (flash fiction) |
shōhi-消費 | verbruik; consumptie |
shohi-諸費 | diverse [niet-gespecificeerde] uitgaven |
shōhikigen-消費期限 | de vervaldatum (voornamelijk van voedsel); de uiterste houdbaarheidsdatum [gebruiksdatum] |
shōhisuru-消費する | verbruiken; consumeren |
shōhon-抄本 | uittreksel; excerpt |
shoin-書院 | boekwinkel; uitgeverij |
shōji-障子 | traditionele Japanse schuifdeur gemaakt van een houten raamwerk met (rijst)papier |
shōjinbutsu-小人物 | een onbeduidend [onbelangrijk; kleingeestig; bekrompen] persoon |
shōjiru-生じる | produceren; opbrengen; genereren; voortkomen uit; veroorzaken; teweegbrengen; verwekken |
shōjō-小乗 | (stroming in het boeddhisme) Hinayana (het mindere voertuig) |
shōka-娼家 | bordeel; huis van ontucht |
shōkai-哨戒 | patrouille |
shōkai-詳解 | gedetailleerde uitleg; uitvoerige toelichting |
shōkaiki-哨戒機 | (landmacht, marine) verkenningsvliegtuig; patrouillevliegtuig |
shōken-正絹 | zuivere zijde |
shōkendaikō-証券代行 | effectenbureau (doet administratief werk voor het bedrijf dat de aandelen heeft uitgegeven) |
shōkenhakkō-証券発行 | effectenemissie; uitgifte van effecten |
shōkentōshi-証券投資 | beleggingseffecten; portefeuillebeleggingen |
shōkēsu-ショーケース | vitrine; uitstalkast |
shoki-所記 | (taalkunde) vorm; teken; geluid (signified) |
shōki-鍾馗 | Shoki, een Chinese god die demonen verjaagt (en daarom vaak als een beeld of afbeelding in de ingang van huizen staat) |
shokkenran'yō-職権乱用 | machtsmisbruik |
shokkenran'yō-職権濫用 | machtsmisbruik |
shokkingu-ショッキング | schokkend; stuitend; weerzinwekkend; vreselijk |
shoko-書庫 | boekenopslagruimte; magazijn (b.v. in een bibliotheek); archief |
shōkō-消光 | verzwakking; uitdoving |
shōkō-消耗 | uitputting; slijtage; het opraken; opgebruiken |
shōko-証拠 | bewijs; bewijsmateriaal; getuigenis |
shōko-鉦鼓 | bronzen bel (gebruikt tijdens boeddhistische rituelen) |
shokubutsuen-植物園 | botanische tuin |
shokuhi-植皮 | huidtransplantatie |
shokuten-食店 | (term uit de Meiji periode) eethuis; eetgelegenheid; restaurant |
shōmei-証明 | bewijs; getuigenis; verificatie |
shōmeisha-証明者 | getuige (iemand die getuigenis aflegt) |
shōmeisho-証明書 | getuigenis; certificaat; getuigschrift |
shōmeisuru-証明する | bewijzen; getuigen; verzekeren |
shōmetsu-消滅 | verdwijning; uitsterving; vernietiging; beëindiging |
shōmi-正味 | netto; schoon; zuiver |
shōmikigen-賞味期限 | houdbaarheidsdatum (voor levensmiddelen); uiterste consumptiedatum |
shōmō-消耗 | verbruik; consumptie; slijtage |
shōmon-蕉門 | leerlingen [volgelingen] van Matsuo Bashō (1644 - 1694), een dichter uit de Edo-periode) |
shōnen-正念 | de zuivere boeddhistische leer (volgen) |
shōni-小児 | kind; peuter; zuigeling |
shōnin-証人 | getuige |
shōninkanmon-証人喚問 | dagvaarding; het oproepen van getuige |
shōninkokka-商人国家 | natie [volk] van winkeliers [kruideniers] |
shōonki-消音器 | geluiddemper; geluidsdemper |
shoppai-塩っぱい | zuinig; gierig |
shoppu・in・shoppu-ショップ・イン・ショップ | winkel-in-winkel; shop-in-shop (kleine zelfstandige winkels in een grotere winkel of warenhuis) |
shōrai-招来 | uitnodiging |
shōrai-松籟 | het geluid van de wind die waait door pijnbomen |
shōrai-松籟 | het geluid van een kokende theeketel |
shōraisuru-招来する | uitnodigen; laten overkomen |
shōran-照覧 | een duidelijk beeld (van iets); het helder zien |
shōrei-省令 | ministrieel besluit; ministeriële verordening |
shōrūmu-ショールーム | showroom; toonzaal; presentatieruimte |
shōsa-証左 | getuige |
shōsansuru-賞賛する | bewonderen; loven; prijzen; toejuichen; applaudisseren |
shōsei-小生 | (formeel, bescheiden, mannelijk taalgebruik) ik |
shōsei-招請 | uitnodiging |
shōsenkyokuhireidaihyōheiritsusei-小選挙区比例代表並立制 | kiesstelsel bestaande uit kiesdistricten met één zetel en proportioneel vertegenwoordigde kiesdistricten met meerdere zetels |
shoshi-庶子 | een buitenechtelijk kind; bastaard |
shoshi-書肆 | boekhandelaar; boekhandel; boekenwinkel; uitgever |
shoshi-書誌 | uitleg en beschrijving van boeken (over formaat, materiaal (grondstoffen) en productiewijze) |
shoshi-諸姉 | een groot aantal vrouwen; (ook gebruikt als aanspreektitel of pers. vnw.) dames (u; jullie) |
shoshin-所信 | (iemands) geloof; overtuiging |
shōshinshōmei-正真正銘 | echt; zuiver; authentiek; onvervalst |
shōtai-招待 | invitatie; uitnodiging; het uitnodigen |
shōtai-正体 | (shinto) de geest van een god(heid) die in een voorwerp huist |
shotaidōgu-所帯道具 | huishoudelijke artikelen |
shōtaijō-招待状 | uitnodigingsbrief; uitnodigingskaart |
shōtaisuru-招待する | uitnodigen |
shōteki-小敵 | kleine [onbeduidende] vijand; zwakke tegenstander |
shōto-ショート | (short circuit) kortsluiting |
shōtohando-ショートハンド | stenografie; korte wijze van uitdrukken [noteren] |
shōtokēki-ショートケーキ | lagen cake of biscuitgebak met room en vruchten ertussen |
shōto・sākitto-ショート・サーキット | kortsluiting |
shōto・shōto-ショート・ショート | buitengewoon kort verhaal; handpalmverhaal (flash fiction) |
shotto-ショット | schot (uit een geweer) |
shoya-初夜 | de eerste nacht; bruidsnacht; de eerste (nacht)wacht |
shōyaku-硝薬 | buskruit |
shōzuru-生ずる | produceren; opbrengen; genereren; voortkomen uit; veroorzaken; teweegbrengen; verwekken |
shu-殊 | (in kanji combinaties) buitengewoon; bijzonder; exceptioneel; prijzenswaardig |
shū-秀 | voortreffelijkheid; uitmuntendheid |
shubi-首尾 | ontwikkeling; loop van gebeurtenissen; afloop; uitkomst; resultaat |
shūbun-秋分 | herfst equinox; herfstnachtevening |
shubyō-種苗 | visseneieren en kuit |
shūchūgōu-集中豪雨 | plaatselijke stortbui [regenval] |
shugā-シュガー | suiker |
shugākōto-シュガーコート | suikerlaag |
shūgen-祝言 | bruiloft; trouwerij |
shūgi-衆議 | publieke discussie; volksraadpleging; meerderheidsbesluit |
shūgiin-衆議院 | het (Japanse) Lagerhuis; Kamer van volksvertegenwoordigers; Tweede Kamer (der Staten-Generaal) |
shūgiingiin-衆議院議員 | lid van het (Japanse) Lagerhuis |
shūgyō-修業 | training ter uitbreiding van kennis en vaardigheden; afronding [voltooiing] van een opleiding |
shūgyō-終業 | einde van de werkdag; kantoor sluitingstijd |
shūha-秋波 | uitnodigende [amoureuze; verliefde] blik |
shuhi-種皮 | zaadhuid; zaadvlies |
shūi-襲衣 | bovenkleding; de buitenste laag van (traditionele) kleding |
shūin-衆院 | het (Japanse) Lagerhuis; Kamer van volksvertegenwoordigers |
shuinsen-朱印船 | (Edo periode) handelsschip met permissie om naar het buitenland te varen |
shujin-主人 | gastheer; echtgenoot, man; de heer des huizes |
shūjin-囚人 | gevangene; gedetineerde (door de strafrecht herziening van 1995 formeel niet langer in gebruik) |
shujinkō-主人公 | (erenaam) echtgenoot; familiehoofd; heer des huizes |
shūjo-醜女 | onopvallende vrouw; grijze muis |
shūkan-収監 | opsluiting; gevangenzetting; insluiting; detentie; internering |
shūkan-習慣 | gewoonte; gebruik |
shūketsu-終結 | einde; slot; afsluiting |
shukka-出火 | het begin [uitbreken] van een brand; branduitbraak |
shukkasuru-出火する | brand uitbreken; vlam vatten; in brand vliegen; ontbranden |
shukke-出家 | toetreding tot het boeddhisme (uittreding uit de mondaine wereld) |
shukkin-出金 | (uit)betaling; uitgave; financiering; investering |
shukko-出庫 | levering vanuit een voorraadmagazijn [depot] |
shukkō-出校 | het uitbrengen van een proefdruk; een proefdruk leveren |
shukkō-出港 | vertrek uit een haven (van boten en schepen); (het) uitvaren |
shukkō-出航 | een schip dat de haven uitvaart |
shukkoku-出国 | uitreis naar het buitenland; het land verlaten om naar het buitenland te gaan |
shukkyō-出京 | het (van het platteland) naar de hoofdstad gaan [verhuizen] |
shūkō-就航 | in gebruiksname [in werkingstelling] (van b.v. schepen, vliegtuigen) |
shuku-宿 | onderdak; huisvesting; logies |
shūku-秀句 | een uitstekend gedicht; prachtige haiku |
shukudai-宿題 | huiswerk; taak |
shun-駿 | uitmuntend [excellent] zijn |
shunjun-逡巡 | aarzeling; besluiteloosheid |
shunōkeru-シュノーケル | snorkel (duikuitrusting) |
shuppan-出版 | uitgeven; uitgave; publiceren; publicatie |
shuppanbutsu-出版物 | uitgave; uitgifte; publicaties |
shuppangyō-出版業 | uitgeverswereld |
shuppanken-出版権 | publicatierecht; uitgeversrecht(en) |
shuppankyōkai-出版協会 | uitgeversbond |
shuppansha-出版社 | uitgeverij |
shuppansha-出版者 | uitgever |
shuppansuru-出版する | publiceren; uitgeven |
shuppatsusuru-出発する | vertrekken; op weg gaan; weggaan (uit); afreizen |
shuppi-出費 | kosten; uitgaven |
shuppin-出品 | het tentoonstellen [laten zien]; expositie; uitstalling |
shuppinsuru-出品する | tentoonstellen; exposeren; uitstallen; (iets) inzenden voor een tentoonstelling [veiling] |
shūryō-終了 | einde; afsluiting; conclusie; beëindiging; voltooiing |
shushasentaku-取捨選択 | selectie; de beste uitkiezen |
shūshi-収支 | inkomsten en uitgaven |
shushō-手抄 | handgeschreven kopie; uittreksel; samenvatting |
shūshūbi-収集日 | ophaaldag van huisvuil [afval] |
shūshūsha-収集車 | vuilniswagen |
shūsoku-終息 | beëindiging; afsluiting (m.n. van een moeilijke situatie) |
shussen-出船 | vertrek (van schepen); uitvaart (uit een haven) |
shussha-出車 | een auto uit een parkeerplaats [garage] rijden (na betaling) |
shusshi-出仕 | naar kantoor [het werk] gaan (vooral gebruikt door ambtenaren) |
shussho-出所 | uitgang; startpunt |
shussho-出所 | vrijlating [ontslag] (uit de gevangenis) |
shūtai-醜態 | schandalig gedrag [uiterlijk]; wangedrag; schandelijke handelswijze |
shutchōin-出張員 | uitgezonden functionaris, agent (namens een bedrijf) |
shutchōkyōju-出張教授 | het lesgeven bij een leerling thuis |
shutchōkyōju-出張教授 | docent die les geeft bij een leerling thuis |
shūto-シュート | loot; spruit; scheut; uitloper |
shutsuba-出馬 | (te paard) eropuit gaan [vertrekken] (b.v. naar het slagveld) |
shutsudō-出動 | mobilisatie; uitzending (belast met een uitvoeringsopdracht, e.d.) |
shutsumon-出門 | poort (voor ingang of uitgang) |
shuturumu・unto・dorangu-シュトゥルム・ウント・ドラング | Sturm und Drang (een stroming in de Duitse literatuur eind achttiende eeuw) |
shūu-秋雨 | herfstregen; najaarsregenbui |
shūu-驟雨 | (plotselinge) regenbui; stortbui |
shūyō-収容 | internering; detentie; gevangenschap (ook m.b.t. dieren in een dierentuin) |
shūyōsuru-収容する | onderdak [huisvesting] geven; interneren |
sō-壮 | een woord dat wordt gebruikt om het aantal keren te tellen van moxibustie (behandeling met brandende moxa op de huid) |
sō-然う | jazeker; juist |
sō-相 | uiterlijk; voorkomen; verschijning; gelaatsuitdrukking; gelaatstrekken |
sōbai-早梅 | vroege pruimenbloesems |
sōbi-装備 | uitrusting; het uitrusten |
sodaigomi-粗大ごみ | grofvuil; groot afval |
sodaigomi-粗大ごみ | (humoristisch) een nietsnut (m.n. een echtgenoot die na pensionering thuis rondhangt en verder niets onderneemt) |
sōdasui-ソーダ水 | sodawater; bruiswater; spuitwater; gazeuse |
sodatsu-育つ | groeien; uitgroeien; zich ontwikkelen (tot) |
sodekabā-袖カバー | mouwbeschermer (tegen vervuiling, zoals inktvlekken e.d., bij kantoorwerk) |
sodetsukegoromo-袖付け衣 | (arch.) een jurk met lange mouwen met extra brede uiteinden; een jurk met mouwen |
sōdō-草堂 | (stro)hut; kluizenaarshut; eenvoudig huisje |
sōdō-草堂 | mijn nederig stulpje (wordt alleen gebruikt voor je eigen huis) |
sōdō-騒動 | vechtpartij; knokpartij; uit de hand gelopen feest |
sodomu-ソドム | Sodom (verdorven stad uit de Bijbel) |
sofuto・fōkasu-ソフト・フォーカス | softfocus (techniek uit de fotografie waarbij het beeld opzettelijk enigszins onscherp wordt gemaakt) |
sofuto・guzzu-ソフト・グッズ | niet-duurzame gebruiksartikelen (vooral textiel) |
sofuto・randingu-ソフト・ランディング | zachte landing (luchtvaartuigen) |
sōgai-窓外 | (hetgeen zich bevindt) buiten het raam |
sōgaku-奏楽 | muziekoptreden; muziekuitvoering |
sōgei-送迎 | het verwelkomen en uitzwaaien [afscheid nemen) (van mensen) |
sogeki-狙撃 | het scherpschieten; sluipschieten; schieten vanuit een hinderlaag |
sogekihei-狙撃兵 | scherpschutter; sluipschutter |
sōgi-葬儀 | begrafenis(ritueel); uitvaartplechtigheid; afscheid (van een overledene) |
sōgō-相好 | uiterlijk; gezicht |
sōgu-装具 | uitrusting (wapenrusting; medische uitrusting; klimuitrusting e.d.) |
sōgu-装具 | huisraad |
sōhō-ソーホー | SOHO (Eng.: small office home office) klein kantoor; thuiskantoor |
sōhon-草本 | (niet-houtige gewassen) kruiden; planten |
sōjiki-掃除機 | stofzuiger |
sōjō-奏上 | het uitbrengen van verslag aan de Keizer |
sōketsu-雙闕 | een poort met een wachttoren [uitkijkpost] links en rechts ervan |
sōko-倉庫 | pakhuis; magazijn; depot; opslagplaats |
sōkō-相好 | uiterlijk; gezichtsuitdrukking |
sōkō-装甲 | gepantserd (voertuig, vaartuig) |
sōkō-走行 | het rijden [voortbewegen] van voertuigen |
sokoku-祖国 | thuisland; vaderland; geboorteland |
sōkonbokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
sōkonmokuhi-草根木皮 | wortels van kruiden en schors van bomen (gebruikt in de traditionele Chinese geneeskunde) |
sōku-走狗 | (fig.) marionet; speelbal; dupe; werktuig (iemand die het (vuile) werk moet opknappen) |
sokubai-即売 | verkoop ter plekke (verkoop van tentoongestelde voorwerpen direct in de tentoonstellingsruimte) |
sokuga-側芽 | laterale knop; okselknop (bevindt zich op de kruising van het blad en de stengel van een plant) |
sokushin-促進 | versnelling; vooruitgang; promotie |
sokushinsuru-促進する | versnellen; vooruitgaan; promoten |
sōkyo-巣居 | huis; onderkomen; woning |
sōmi-総身 | (iemands) hele lichaam; het hele lijf; ten voeten uit |
somoji-其文字 | jij (aanspreekvorm gebruikt door hofdames) |
sonawaru-備わる | voorzien zijn (van); uitgerust [ingericht] zijn (met) |
sonkei-尊兄 | (respectvol gebruikt als aanspreektitel voor de tweede persoon tussen mannen met een gelijke status) u |
sonkeigo-尊敬語 | erend [respectvol] taalgebruik |
sonnōjōi-尊王攘夷 | (hist.) de keizer eren en de buitenlanders verdrijven |
sono-園 | tuin; park; boomgaard |
sōoku-草屋 | rieten hut; huisje met rieten dak |
sōon-宋音 | Song-lezing (de Japanse uitspraak van Chinese karakters uit de Song dynastie; vooral van woorden gerelateerd aan het Zen Boeddhisme) |
sōon-騒音 | lawaai; herrie; wanklank; geluidsoverlast |
sōonkōgai-騒音公害 | geluidsoverlast |
soppa-反っ歯 | vooruitstekende (boven)tanden |
sōpurando-ソープランド | combinatie van badhuis + bordeel |
soramame-空豆 | tuinboon; labboon |
soramoyō-空模様 | hoe de lucht eruit ziet; het weer |
sōran-総覧 | uitgebreid overzicht; compendium; bronnenboek; complete gids |
sorane-空音 | geluid dat men meent te horen maar er niet echt is; vermeend dierengeluid |
soranjiru-諳んじる | uit het hoofd leren |
soraoboe-空覚え | het uit het hoofd leren |
sorayume-空夢 | een droom die niet uitkomt; een valse droom; misvatting |
sōrā・hausu-ソーラー・ハウス | zonnehuis (woning verwarmd door zonne-energie) |
soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
soreshiki-其れしき | iets dat klein [gering; onbeduidend; onbelangrijk] is |
sōretsu-葬列 | begrafenisstoet; uitvaartstoet |
sorewasateoki-それはさておき | los daarvan; behalve dat; afgezien van dat; dat buiten beschouwing gelaten |
sorewasorewa-其れは其れは | buitengewoon [extreem] veel |
sorewasorewa-其れは其れは | (uitroep van verbazing, etc.) mijn hemel; wat jammer |
sori-反り | bocht; buiging; kromming; boog |
soriddo・sutēto-ソリッド・ステート | (elektronica) vaste stof (gebruikmakend van het elektronisch fenomeen van de stof zelf) |
sorikaeru-反り返る | achterover buigen; het hoofd naar achter buigen |
sorikaeru-反り返る | opscheppen; de borst vooruit steken |
sorimi-反り身 | lichaamshouding met de borst vooruit |
soro-候 | gebruikt als hulpwerkwoord, voegt het beleefdheid toe van de spreker voor de toehoorder |
sōsaku-捜索 | doorzoeking; huiszoeking; fouillering; aftasting |
sōsakujō-捜索状 | bevel(schrift) tot huiszoeking |
sōsei-創製 | uitvinding; schepping; creatie |
sōseisuru-創製する | uitvinden; scheppen; creëren |
sōseisuru-創製する | ontstaan; voortkomen (uit) |
sōsharu・enjiniaringu-ソーシャル・エンジニアリング | social engineering (het met technische middelen misbruik maken van menselijke zwakheden door criminelen) |
sōsharu・kurakkingu-ソーシャル・クラッキング | sociaal kraken; het achter iemands wachtwoord proberen te komen [een wachtwoord kraken] buiten de computerwereld om (Engels: social cracking) |
sōsharu・uea-ソーシャル・ウエア | kleding die gedragen wordt buiten het kantoor indien men persoonlijk met het publiek moet communiceren (Engels: social wear) |
sōshiki-葬式 | begrafenis; teraardebestelling; uitvaart; begrafenisplechtigheid |
sōsō-草草 | korte slotzin (als afsluiting in een brief, voorafgaande aan de ondertekening) |
sosokeru-そそける | pluizig [donzig] worden |
sōsū-総数 | huidige hoeveelheid (voorraad) |
soto-外 | buitenkant; uitwendig |
soto-外 | buiten; buitenshuis; in de open lucht |
sotō-粗糖 | ruwe [niet geraffineerde] suiker |
sōtō-総統 | de Führer (van nazi-Duitsland) |
sotoberi-外耗 | externe slijtage; slijtage aan de buitenkant van een autoband |
sotobori-外堀 | buitenste slotgracht |
sotoburo-外風呂 | buitenbad; bad buitenshuis |
sotoburo-外風呂 | badhuis; openbaar bad; warmwaterbron-bad |
sotogake-外掛け | (sumo) buitenwaartse beenworp |
sotogakoi-外囲い | omheining; buitenhek |
sotogama-外釜 | buitenpan van een rijststomer |
sotogama-外釜 | buitenketel; buiten-boiler |
sotokabe-外壁 | buitenmuur |
sotomata-外股 | manier van lopen, met de tenen naar buiten gedraaid |
sotomawari-外回り | werken buiten kantoor; buiten werken |
sotomawari-外回り | de buitenste sporen van een ringspoorweg [cirkellijn]; de buitenste rijstroken van een ringweg |
sotonori-外法 | meting van de buitenmaat; buitenbreedte [buitenlengte] |
sōtōshū-曹洞宗 | Sōtō Zen (een stroming binnen het Japanse Zen-Boeddhisme, ooit vanuit China geïntroduceerd door de monnik Dōgen) |
sotoyu-外湯 | buitenbad van een warmwaterbron |
sotsugyōshiki-卒業式 | diploma uitreiking; afstudeerceremonie |
souru-ソウル | Seoel (de hoofdstad van Zuid-Korea) |
soyūzu-ソユーズ | Sojoez (Russisch ruimtevaartuig) |
sozai-礎材 | materiaal gebruikt als bouwsteen; basismateriaal |
sōzen-騒然 | (騒然たる, bnw.) lawaaiig; luidruchtig; onrustig |
sōzu-添水 | een bamboebuis waar water door loopt, die omklapt tegen een steen als hij vol is (werd vroeger gebruikt om vogels en dieren te verjagen) |
subako-巣箱 | vogelhuisje |
suberu-滑る | uitglijden; onderuitgaan |
sūchi-数値 | uitkomst [resultaat] van een berekening |
suchīru・gitā-スチール・ギター | (Eng.: steel guitar) steelgitaar; steelguitar |
sue-末 | uiteinde |
suehiro-末広 | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
suehirogari-末広がり | volledige [wijde] (uit)spreiding; het wijd openvouwen |
sugata-姿 | uiterlijk; verschijning; voorkomen; gedaante |
sugido-杉戸 | een deur gemaakt uit één stuk cederhout; cederhouten deur |
sugina-杉菜 | (paardenstaart) Heermoes (een plant, Equisetum arvense) |
sugoude-凄腕 | expertise; virtuositeit; uitstekende techniek |
sugureru-優れる | overtreffen; voorbijstreven; beter zijn (dan); uitblinken |
sugureru-優れる | (met negatie) niet goed (voelen, eruitzien, etc.) |
suhada-素肌 | de blote huid |
sui-衰 | (in kanji combinaties) verzwakking; achteruitgang; verval |
suiageru-吸い上げる | opzuigen; oppompen |
suidasu-吸い出す | uitzuigen; uitademen |
suidō-水道 | watervoorziening; waterleiding; stromend water (in huis) |
suien-炊煙 | kooklucht; rookwalm tijdens het koken [uit de keuken] |
suihō-水泡 | (vloeistof) schuim; belletjes; bruis |
suijaku-衰弱 | zwakte; uitputting; uitmergeling; wegtering |
suijōki-水上機 | watervliegtuig |
suikaku-酔客 | dronkaard; dronkenlap; zuiplap; zuipschuit |
suikō-遂行 | verwezenlijking; voltooiing; uitvoering |
suikomu-吸い込む | inhaleren; inademen; opzuigen; doorslikken |
suikyaku-酔客 | dronkaard; dronkenlap; zuiplap; zuipschuit |
suimei-吹鳴 | (het) fluiten; blazen op een fluit, e.d. |
suimon-水門 | sluis; sluisdeur |
suingā-スインガー | (Eng.: swinger) iemand die aan partnerruil (swinging) doet |
suinomi-吸い飲み | tuitbeker |
suiryokuhatsuden-水力発電 | opwekking van elektriciteit uit waterkracht |
suisen-推薦 | aanbeveling; referentie; steunbetuiging |
suishitsuosen-水質汚染 | watervervuiling; waterverontreiniging |
suisho-水書 | het Sui-schrift, een logografisch schrijfsysteem van de Sui-taal |
suīto-スイート | suite |
suitō-出納 | inkomsten en uitgaven |
suitoru-吸い取る | afdeppen; absorberen; opzuigen; droog maken |
suīto・kōn-スイート・コーン | (Eng.: sweet corn) suikermais |
suitsukeru-吸い付ける | zuigen; trekken; aantrekken (magneet); aansteken (sigaret) |
suitsuku-吸い付く | vastkleven; vastzuigen |
suiyōeki-水様液 | waterig oogvocht (vloeistof in het oog die de ruimte tussen het hoornvlies en de lens (en rondom de lens) opvult) |
suizan-衰残 | uitgemergeld [afgemat] zijn |
suji-筋 | logica; (logische) redenering; juistheid; gerechtigheid |
sukaijakku-スカイジャック | (vliegtuig) kaping |
sukarupu・kea-スカルプ・ケア | hoofdhuidverzorging |
sukatorojī-スカトロジー | scatologie (aandacht of voorliefde voor uitwerpselen) |
sukērabiriti-スケーラビリティ | schaalbaarheid; uitbreidbaarheid; aanpasbaarheid |
sukēru-スケール | weegschaal; graadverdeling; schuifmaat |
sukeruton-スケルトン | (sport) skeleton (stalen slee waarbij de bestuurder op zijn buik ligt) |
suki-隙 | gat; opening; tussenruimte; interval; pauze; breuk |
sukījī-スキージー | (Eng.: squeegee) een (rubber) ruitenwisser [vloerenwisser]; (water) trekker |
sukin-スキン | huid; leer |
sukinshippu-スキンシップ | intimiteit [huidcontact] tussen moeder en kind |
sukin・daibingu-スキン・ダイビング | duiken zonder duikapparatuur |
sukiyazukuri-数寄屋造り | Japanse traditionele, verfijnde bouwstijl (waarbij elementen van een theehuis worden opgenomen) |
sukōkā-スコーカー | luidsprekersysteem voor middentonen |
sukōpu-スコープ | reikwijdte; omvang; ruimte |
sukoriakyū-スコリア丘 | pyroclastische kegel; scoria-kegel; sintelkegel (door een vulkaan uitgeworpen puin) |
sukōru-スコール | storm; (zware) regenbui |
suku-梳く | (haar) (uit)kammen; (wol) kaarden |
suku-透く | ruimte zitten tussen; openlaten |
suku-透く | uitdunnen; spaarzaam zijn [worden] |
sukuea-スクエア | onbuigzaam; strikt; formeel |
sukuranburu-スクランブル | opstijgen wegens alarm (gevechtsvliegtuigen) |
sukuranburudo・māchandaijingu-スクランブルド・マーチャンダイジング | tactiek in de detailhandel waarbij een handelaar artikelen verkoopt die doorgaans buiten zijn assortiment vallen |
sukuranburukōsaten-スクランブル交差点 | schuine oversteekplaatsen; kruispunt waar voetgangers gelijktijdig in alle richtingen kunnen oversteken |
sukuu-掬う | struikelen |
sukyūba-スキューバ | duikuitrusting (self-contained underwater breathing apparatus) |
sukyūba・daibingu-スキューバ・ダイビング | duiken met scuba-uitrusting |
sumai-住まい | (iemand's) woning; (woon)huis; thuis |
sumikaeru-住み替える | verhuizen |
sumikomi-住み込み | intern [inwonend] zijn (b.v. van een huishoudster) |
sumoggu-スモッグ | smog; vervuilde mist; dichte damp |
sumomo-李 | Japanse pruimenboom; pruim |
sun-駿 | (しゅん) uitmuntend [excellent] zijn |
sunappu-スナップ | drukknoop (kleding; knipsluiting) |
sunēkuuddo-スネークウッド | letterhout of slangenhout (hout met een natuurlijke tekening lijkend lettersschrift of op slangenhuid, van de tropische boom Brosimum guianense) |
sunēku・auto-スネーク・アウト | wegsluipen; naar buiten sluipen |
sunēku・in-スネーク・イン | binnensluipen; naar binnen sluipen |
sunōbōto-スノーボート | bootvormige slee; kuipslee |
supaisu-スパイス | specerij; kruiden |
sūpākonpyūtā-スーパーコンピューター | supercomputer (computer met een buitengewoon grote bewerkingscapaciteit of rekenvermogen) |
supākuringu-スパークリング | bruisend; mousserend |
sūpāsanbyakuichijō-スーパー301条 | (super) artikel 301 (van de VS Omnibus handelswet uit 1974) |
supekutakuru-スペクタクル | aanblik; uitzicht |
supēsu-スペース | de ruimte; het heelal |
supēsu-スペース | interval; tussenruimte; gebied |
supēsushatoru-スペース・シャトル | spaceshuttle; ruimteveer |
supēsushippu-スペースシップ | ruimteschip; ruimtevaartuig |
supēsu・shatoru-スペース・シャトル | ruimteveer; spaceshuttle |
supēsu・toraberu-スペース・トラベル | ruimtevaart |
supīkā-スピーカー | luidspreker; speaker |
supin-スピン | (vliegtuig) tolvlucht; duik |
supittsu-スピッツ | (Japanse) Spits (hondenras; Duits: Spitz) |
supoiruzu・shisutemu-スポイルズ・システム | vriendjespolitiek; het uitdelen van baantjes aan partijgenoten |
supoito-スポイト | pipet; druppelaar; druppelbuisje; spuit |
suponji・bōru-スポンジ・ボール | sponsbal (zachte stuiterbal) |
suponji・kēki-スポンジ・ケーキ | biscuitgebak; cake [taart] van biscuitdeeg |
supotto-スポット | stip; stippel; vlek; puistje |
supotto-スポット | in-en uitstap platform (luchthaven) |
supotto・komāsharu-スポット・コマーシャル | reclamespotje dat op bepaalde tijdstippen wordt uitgezonden |
supurē-スプレー | verstuiver; spuitbus |
supureddo-スプレッド | spreiding (van portefeuille, risico's, e.d.) |
supuringubōdo-スプリングボード | springplank; duikplank |
supurinkurā-スプリンクラー | (tuin)sproeier; sprinklerinstallatie |
supurōru-スプロール | wildgroei; onregelmatige [onordelijke] uitgroei [uitbreiding] |
surā-スラー | (muziek) legato uitgevoerd fragment |
suraidā-スライダー | (honkbal) een horizontaal afbuigende bal (geworpen door de pitcher) |
suraidingu-スライディング | het schuiven; glijden |
suraidingu-スライディング | sliding (bij sport: glijdende beweging over de grond met de benen vooruit) |
suraido-スライド | het glijden; glijbeweging; schuiven |
suriashi-摺り足 | een schuifelende [sloffende; glijdende] loop (met de voeten over de grond slepend) |
suriban-擦り半 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
suribanshō-擦り半鐘 | alarmbel bij brand(gevaar) in de buurt, die zonder ophouden wordt geluid |
surippu-スリップ | slip (het glijden van een voertuig) |
suritto・kamera-スリット・カメラ | een camera zonder sluiter, maar met een smalle spleet waar het licht doorheen valt (stripfotografie of spleetfotografie) |
surotto・mashin-スロット・マシン | gokautomaat; fruitmachine; fruitautomaat |
suru-する | gebruiken (als) |
susuharai-煤払い | het huis schoonmaken op oudjaar (ter voorbereiding op het nieuwe jaar) |
susumeru-進める | voortgaan; vooruitgaan |
susurinoumi-硯の海 | inktputje; uitholling [holte] in een inktsteen (waar de inkt in gaat) |
sutā-スター | ster (persoon die uitblinkt) |
sutamina-スタミナ | stamina; uithoudingsvermogen |
sutanbai-スタンバイ | in de sluimerstand staan (van apparaten) |
sutandādohan-スタンダード版 | standaarduitvoering; basisuitvoering |
sutandingu・sutāto-スタンディング・スタート | staande start (start vanuit staande positie) |
sutandobai・kurejitto-スタンドバイ・クレジット | kredietbrief (voor schuldgarantie) van een lokale bank aan een buitenlandse onderneming |
sutāringu・burokku-スターリング・ブロック | een groep landen (voornamelijk uit het Britse Gemenebest) die hun munteenheid aan het pond sterling koppelden |
sutegana-捨て仮名 | kleine kana gebruikt voor twee samengetrokken klanken |
suterusugijutsu-ステルス技術 | stealth-technologie (om een vliegtuig of een voertuig minder makkelijk detecteerbaar te maken) |
sutēshon・burēku-ステーション・ブレーク | een pauze in een radio- of televisie-uitzending voor reclame of mededelingen |
sutēshon・wagon-ステーション・ワゴン | stationcar; combi (personenauto met extra achterruimte) |
sutētomento-ステートメント | verklaring; uiteenzetting |
sutoa-ストア | stoa; zuilengang |
sutōbu-ストーブ | kachel; fornuis |
sutokku-ストック | bouillon |
sutoppuraito-ストップライト | achterlicht (voertuig) |
sutorakku・auto-ストラック・アウト | (honkbal) uitgegooid met drie slag (waardoor de slagman uit is) |
sutorenjā-ストレンジャー | vreemdeling; buitenstaander; buitenlander |
sutorīkingu-ストリーキング | het blootflitsen; naaktflitsen (buiten naakt rondrennen) |
sutorofurusu-ストロフルス | strophulus (huidirritatie bij kleine baby's) |
sutōru-ストール | overtrokken vlucht van een vliegtuig (door vergroting van de invalshoek van een vleugel); het afslaan van een motor |
suttenkorori-すってんころり | plotselinge val [buiteling]; het ineens onderuit gaan |
suu-吸う | zuigen; met kleine slokjes drinken |
suwappingu-スワッピング | het omruilen; verwisselen |
suwappukyōtei-スワップ協定 | een ruilovereenkomst, waarbij de centrale banken van landen hun valuta tijdelijk aan elkaar verstrekken (om de wisselkoers te stabiliseren) |
suwapputorihiki-スワップ取引 | ruilcontract (waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico ruilt met dat van een andere partij) |
suzukonshiki-錫婚式 | tinnen bruiloft (10 jarig huwelijk) |
suzumeiro-雀色 | licht rood-bruine kleur |
suzumeodori-雀踊り | musjesdans, waarbij de bewegingen van mussen door de dansers worden geïmiteerd (traditionele dans uit de 19de eeuw, wordt nog opgevoerd op festivals) |
taai-他愛 | altruïsme; onbaatzuchtigheid |
tabakoosuwanaishugi-タバコを吸わない主義 | uit principe niet-roker zijn |
tabearuki-食べ歩き | een restaurant trip; verschillende restaurants na elkaar bezoeken [uitproberen] |
tābopuroppu-ターボプロップ | turbopropvliegtuig |
tabu-タブ | kuip; ton; vat |
tachi-館 | openbaar gebouw; groot gebouw; statig huis |
tachiai-立ち合い | opstaan (uit de hurkzit) om te beginnen met worstelen |
tachiau-立ち会う | bijwonen; aanwezig zijn; getuige zijn (van) |
tachiban-立ち番 | wake; het op wacht [op de uitkijk) staan |
tachiban-立ち番 | wachter; wachtpost; uitkijk |
tachibansuru-立ち番する | op wacht staan; bewaken; op de uitkijk staan |
tachigie-立ち消え | (vuur, kaars, etc.) het uitgaan voordat het goed brandt; uitgaan als een nachtkaars |
tachigiki-立ち聞き | het afluisteren; toevallig horen [opvangen] |
tachigikisuru-立ち聞きする | afluisteren |
tachikaze-太刀風 | het zoevende geluid [geruis] van een zwaardslag; de wind veroorzaakt door een zwaardslag |
tachikomeru-立ち込める | hangen in [over]; versluieren; bedekken; (om)hullen; maskeren; afschermen |
tachikurami-立ち眩み | duizeligheid bij (op)staan; orthostatische hypotensie |
tachimasaru-立ち勝る | overtreffen; uitmunten |
tachinoki-立ち退き | uitzetting; gedwongen verhuizing |
tachishōben-立ち小便 | het buiten (op de openbare weg) urineren |
tachiuchi-太刀打ち | gevecht; strijd; het duelleren; de degens kruisen (met) |
tachiuchisuru-太刀打ちする | duelleren; de degens kruisen (met); strijden; vechten |
tadaima-ただいま | hallo, daar ben ik weer; ik ben thuis (gezegd door degene die thuis komt tegen degene die thuis is) |
tadashii-正しい | juist; correct; exact |
taeru-絶える | verbroken [vernietigd] worden; ophouden te bestaan; uitsterven |
taeru-耐える | verdragen; uithouden; harden; dulden |
tahōtō-多宝塔 | een pagode, bestaande uit (slechts) twee verdiepingen (begane grond en bovenverdieping) (voornamelijk bij Shingon en Tendai Boeddhistische tempels) |
tai-たい | (zou) willen; graag willen; wensen (adjectief achtervoegsel, gebruikt als hulpwerkwoord, voor de 1ste pers., of in vraagzinnen voor de 2de pers.) |
tai-態 | uiterlijk; figuur; vorm; gestalte; houding |
taichi-対地 | naar de grond (vanuit de lucht); tov. de grond |
taido・rōn-タイド・ローン | een lening waarbij vastgelegd is waarvoor die gebruikt mag worden |
taieki-退役 | uittreding; ontslagneming (uit actieve dienst van militairen, politie, e.d.) |
taieki-退役 | het op non-actief stellen van machines, vaartuigen, e.d. (na lang gebruik) |
taigaijusei-体外受精 | in-vitrofertiliatie (IVF); reageerbuisbevruchting |
taigaikashitsuke-対外貸付け | buitenlandse [externe] lening |
taihaku-太白 | geraffineerde (witte) suiker |
taihaku-太白 | afkorting van taihakuame; snoepgoed gemaakt van witte suiker |
taiin-退院 | het ontslag [vertrek] van een patiēnt uit het ziekenhuis |
taiinsuru-退院する | ontslagen worden uit het ziekenhuis |
taika-大家 | groot [voornaam] huis; villa |
taikan-体感 | zintuiglijke waarneming; lichamelijke gevoelens; sensibiliteit |
taikatsusuru-大喝する | met een harde stem de les lezen; uitschelden |
taikin-退勤 | het naar huis gaan (na een werkdag); uitklokken |
taikiosen-大気汚染 | luchtvervuiling; luchtverontreiniging |
taikobara-太鼓腹 | dikke buik (lett. een buik als een trommel) |
taikōsha-対向車 | tegemoetkomend voertuig; tegenligger |
taikōtennō-大行天皇 | de aanduiding voor de naamperiode van een recent overleden keizer |
taikun-大君 | andere naam voor de shogun die tijdens de Edo-periode voor het buitenland werd gebruikt |
taimingu-タイミング | timing (op het juiste moment doen) |
taimu-タイム | tijm (kruid) |
tainaitōshi-対内投資 | inkomende investeringen; buitenlandse investeringen in Japan |
tairageru-平らげる | onderdrukken; de kop indrukken; beteugelen; neerslaan; stuiten |
tairyoku-体力 | lichaamskracht; fysieke kracht; uithoudingsvermogen |
taisei-大声 | een luide [harde] stem |
taiseki-退席 | vertrek; (zich) terugtrekken; opstaan (uit je stoel); weggaan |
taisha-退社 | het stoppen met werken; van het werk naar huis gaan; uitklokken (afmelden per prikklok) |
taishaku-貸借 | lenen en uitlenen |
taishitsu-対質 | kruisverhoor |
taishō-大笑 | luid gelach; schaterlach |
taishosha-退所者 | gevangene die zijn tijd heeft uitgezeten en zijn vrijheid terugkrijgt [wordt vrijgelaten] |
taito-タイト | strak; nauwsluitend |
taitō-対当 | equivalentie; gelijkwaardigheid; overeenkomstigheid |
taitō-対等 | gelijkheid; equivalent; gelijk niveau |
taitorōpu-タイトロープ | koord dat wordt gebruikt bij koorddansen |
takabanashi-高話 | (met) luide stem |
takaburu-高ぶる | zich hooghartig [bazig; trots] gedragen; uit de hoogte doen |
takaibiki-高鼾 | luid gesnurk |
takaku-高く | zeer; uiterst; hoog; in hoge mate |
takanebike-高値引け | op een hogere prijs uitkomen [eindigen] |
takanenohana-高嶺の花 | (lett. een bloem op een hoge bergtop) iets dat buiten je bereik is; iets waar je naar verlangt maar niet kunt bereiken |
takaraka-高らか | luid |
takawarai-高笑い | een luide lach; lachsalvo; gehinnik |
takayōji-高楊枝 | het uitgebreid (rustig; op het gemak) gebruiken van een tandenstoker na de maaltijd |
take-竹 | de middelste [tweede] rang (van het 3-rangen systeem, waarbij 1= matsu (den), en 3 = ume (pruim) ) |
takenoko-竹の子 | bamboescheut; bamboespruit |
takezutsu-竹筒 | bamboebuis; bamboepijp |
takiguchi-焚き口 | branddeur (b.v. van een keukenfornuis) |
takitsukeru-焚き付ける | aanstichten; opruien; opstoken; ophitsen |
takkei-磔刑 | kruisiging |
takkuru-タックル | (sport) het stoppen en onderuithalen van de tegenstander |
takoku-他国 | buitenland; een ander land; een andere plaats] [regio] (dan waar je bent geboren) |
takokumono-他国者 | buitenlander; vreemdeling |
takuetsu-卓越 | excellentie; superioriteit; uitmuntendheid |
takuhai-宅配 | thuisbezorging |
takuhaibin-宅配便 | koeriersdienst; (snelle) levering aan huis; thuisbezorging |
tamago-卵 | viskuit; dril (kikkerdril) |
tamagoyaki-卵焼き | (zoete of gekruide) omelet |
tamajari-玉砂利 | gravel (ondergrond van rode gruis) |
tamanegi-玉葱 | ui |
tamatebako-玉手箱 | een mysterieuze doos (die niet geopend had mogen worden) uit het Japanse volksverhaal Urashima Tarō |
tamaya-霊屋 | ruimte waar een overledene tijdelijk ligt opgebaard tot de begrafenis |
tamaya-霊屋 | een klein huisje dat op een graf wordt geplaatst |
tamerau-躊躇う | aarzelen; weifelen; besluiteloos zijn; twijfelen |
tāminaru-ターミナル | (techniek) aansluitklem; contactklem |
tāminaru・depāto-ターミナル・デパート | warenhuis in of bij een eindstation |
tamushi-田虫 | ringworm (huidaandoening: tinea corporis) |
tan-譚 | verhaal (dit kanji wordt alleen gebruikt in combinatie met andere kanji) |
tanaage-棚上げ | (fig.) het op de plank houden; in de wacht zetten; uitstellen (van plannen, e.d.) |
tanatosu-タナトス | god van de dood uit de Griekse mythologie |
tanbetsu-反別 | de oppervlakte van een veld (aangeduid in: tan) |
tanin-他人 | de ander(en); andere mensen; buitenstaander |
tanka-短歌 | een Japans gedicht bestaande uit vijf regels met 31 lettergrepen (5-7-5-7-7) |
tankatangusuten-炭化タングステン | wolfraamcarbide (een keramische stof, die ontstaat uit wolfraam en koolstof) |
tānkī-ターンキー | gebruiksklaar; kant-en-klaar; alles inbegrepen |
tankōbon-単行本 | een los boek (als zelfstandig werk gepubliceerd, in tegenstelling tot een boek dat deel uitmaakt van een serie) |
tanku-タンク | tank; pantserwagen; pantservoertuig |
tanpahōsō-短波放送 | kortegolfuitzending |
tanpatsu-単発 | eenmotorig (vliegtuig) |
tanpatsuki-単発機 | eenmotorig toestel (vliegtuig) |
tanpo-湯婆 | warmwaterkruik; bedkruik |
tanraku-短絡 | kortsluiting |
tanrakusuru-短絡する | kortsluiten |
tansansui-炭酸水 | spuitwater; water met koolzuur [prik] |
tanshi-端子 | klem; poort; aansluiting; terminal (computer) |
tarako-鱈子 | kabeljauw eitjes [kuit] |
taranoki-楤の木 | (Aralia elata) duivelswandelstok; engelenboom; engelwortelboom |
taratara-たらたら | druipend; druppelend; sijpelend |
taruto-タルト | opgerolde cake [bisquitrol] met yuzu-bonenpasta |
taruto-タルト | rond gebak met fruit, jam, e.d. |
tashika-確か | zeker; waar; ongetwijfeld; duidelijk |
tashinameru-窘める | (iem.) berispen; terechtwijzen; (uit)schelden; een uitbrander geven |
tasogare-黄昏 | (metaforisch) achteruitgang [verval] |
tatakidai-叩き台 | blok; basis; uitgangspunt |
tatakidasu-叩き出す | uitslaan; uitdeuken; uitsmeden (in reliëf) |
tātan・chekku-タータン・チェック | tartan (Schotse geruite wollen stof) |
tataru-祟る | vervloeken; een vloek [magische spreuk] uitspreken |
tate-縦 | lengte; hoogte; diepte; verticaal; loodrecht; van boven naar beneden; van noord naar zuid |
tatebue-縦笛 | blokfluit |
tategu-建具 | traditionele Japanse (houten) (schuif) deuren, ramen, screens, kasten, etc. |
tateguya-建具屋 | Japanse timmerman (maker van traditionele schuifdeuren, kasten, etc.) |
tatekan-立て看 | (staand) uithangbord; reclamebord |
tatekomoru-立て籠もる | (zich) verschansen [verschuilen] (in een kasteel, gebouw, e.d.) |
tateru-立てる | opstellen; uitwerken; naar voren brengen |
tateya-建屋 | gebouw (voor opslag en gebruik van (zware) machines, apparatuur, e.d.) |
tātorunekku-タートルネック | col; rolkraag; coltrui |
tatsu-立つ | (rechtop) staan; gaan staan; opstaan (uit een stoel, etc.) |
tatsubun-達文 | goed geschreven [duidelijke] tekst |
tatsui-達意 | begrijpelijkheid; duidelijkheid; klaarheid |
tatsumi-辰巳 | het zuidoosten |
taun・hausu-タウン・ハウス | huis in de stad; rijtjeshuis; woningcomplex |
tawamureru-戯れる | spelen; stoeien, ravotten; dollen; grappen uithalen |
tawamureru-戯れる | flirten; uit vrijen gaan |
tayō-多用 | het veel [vaak] gebruikmaken van |
tazuneru-尋ねる | zoeken (naar); uitzoeken |
teaka-手垢 | handsmeer; vuil op de handen |
tebiroi-手広い | ruim; wijd; uitgestrekt |
tebiroi-手広い | uitgebreid |
tegai-手飼い | een huisdier hebben |
tegai-手飼い | huisdier |
tegatana-手刀 | (karate)slag met de hand; de hand als zwaard gebruiken |
tegiwa-手際 | (goede) uitvoering; vakmanschap; bekwaamheid |
teguruma-手車 | handkar; steekkar; bagagewagentje; winkelwagentje; kruiwagen |
tegusunehiku-手薬煉引く | klaar [gereed] staan; alert zijn; op de uitkijk staan |
tehai-手配 | opsporingsbevel; huiszoekingsbevel |
tei-貞 | (in combinaties) principieel zijn; kuisheid |
teiboku-低木 | heester; struik; kreupelhout |
teiden-停電 | stroomuitval; stroomstoring; stroomonderbreking |
teien-庭園 | mooi aangelegde tuin; privé park |
teihaku-停泊 | ankering; verankering; het uitwerpen van het anker |
teihakusuru-停泊する | ankeren; verankeren; het anker uitwerpen; aanmeren |
teijiro-丁字路 | T-splitsing; T-kruising |
teiketsu-締結 | afsluiting; totstandkoming |
teiketsu-貞潔 | eerlijk en zuiver [rein] zijn |
teikettō-低血糖 | hypoglykemie; sterke daling van de bloedsuikerspiegel |
teikettōshō-低血糖症 | hypoglykemie; sterke daling van de bloedsuikerspiegel |
teiko-艇庫 | botenhuis; boothuis |
teikuofu-テイクオフ | het opstijgen (vliegtuig) |
teinai-邸内 | binnen huis en erf; binnen het landgoed [domein; herenhuis] |
teineigo-丁寧語 | beleefdheidsvorm; beleefd taalgebruik |
teirazu-手入らず | ongebruikt; onaangeroerd; maagdelijk |
teisai-体裁 | uiterlijk; uiterlijke verschijning |
teisen-停船 | (van vaartuigen) het stoppen; bijdraaien |
teisetsu-定説 | algemeen geaccepteerde [gangbare] verklaring [uitleg; theorie] |
teisetsu-貞節 | kuisheid; [echtelijke] trouw |
teisha-停車 | het (tijdelijk) stoppen van een voertuig (voor een stoplicht, halte, station, etc.) |
teishi-停止 | het stoppen; stilstand; buiten werking (van apparaten of mechanismen) |
teishiki-定式 | vastgestelde norm [vorm]; voorgeschreven ritueel [gebruik] |
teishuku-貞淑 | zuiverheid; reinheid (als vrouwelijke deugd) |
teisōtai-貞操帯 | kuisheidsgordel |
teitaku-邸宅 | villa; landhuis; paleis; residentie |
teki-笛 | (Chinese) fluit |
tekikaku-的確 | accuraatheid; juistheid |
tekīra-テキーラ | tequila (Mexicaanse alcoholische drank) |
tekiryō-適量 | juiste [passende] hoeveelheid; optimale dosis [dosering] |
tekisei-適正 | redelijk [passend; juist; eerlijk] zijn |
tekisho-適所 | de juiste plek [plaats] |
tekishutsu-摘出 | verwijdering; extractie; uittrekking; onttrekking; eruit halen |
tekitō-滌蕩 | zuivering; reiniging; purificatie (van een verwonding, smet e.d.) |
tekiyaku-適薬 | het juiste [specifieke] medicijn; passende remedie (voor een bepaalde ziekte) |
tekiyaku-適訳 | een goede [juiste] vertaling; een juiste weergave |
tekizai-適材 | de juiste [geschikte] persoon (voor een functie) |
tekizaitekisho-適材適所 | de juiste persoon op de juiste plek |
tekkaba-鉄火場 | (informeel, niet standaard) gokhuis; gokhol; goktent |
tekkan-鉄管 | een ijzeren pijp [buis; staaf] |
tekken-鉄拳 | gebalde vuist |
tekketsu-鉄血 | (lett. ijzer en bloed) sterke krijgsmacht (verwijzing naar een toespraak van Bismarck van Pruisen) |
tekki-敵機 | vijandelijk vliegtuig |
tekki-適期 | juiste tijd; geschikte periode (b.v. om te planten of te oogsten) |
tekkyo-撤去 | verwijdering; wegruiming |
tekkyosuru-撤去する | verwijderen; weghalen; wegruimen |
tekunosutoresu-テクノストレス | technostress (de negatieve invloed die het gebruik van computers heeft op de mens) |
temakura-手枕 | je arm als kussen gebruiken; met je hoofd op je arm rusten |
temori-手盛り | de dingen doen zoals jezelf het beste uitkomt; ten gunste van jezelf dingen regelen |
tenaishoku-手内職 | thuiswerk (doen); handwerk thuis verrichten |
tenarashi-手慣らし | oefening; training; warming-up; het (iets) uitproberen |
tenazukeru-手懐ける | (iem.) overtuigen; overhalen; overreden |
tendai-展大 | uitvergroting |
tendaisuru-展大する | uitvergroten |
tenganki-点眼器 | oogdruppelaar; oogdruppelbuisje |
tenjiku-天竺 | aanduiding bij (Chinese) gerechten: erg [te] pittig |
tenjikuaoi-天竺葵 | (tuin)geranium (Pelargonium) |
tenjo-天助 | goddelijke hulp [bijstand]; hulp uit de Hemel |
tenjō-殿上 | (afk. voor) ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tenjōnoma-殿上の間 | ruimtes [vertrekken] in het paleis |
tenjū-転住 | verhuizing (naar een andere woning) |
tenkai-展開 | ontwikkeling; verloop; uitwerking |
tenkai-展開 | uitspreiding; uitrolling; openvouwen |
tenkai-展開 | (wiskunde) desintegratie; uitwerking |
tenkaisuru-展開する | ontwikkelen; uitspreiden; uitrollen; openvouwen; uitlichten; uitwerken |
tenkan-展観 | tentoonstelling; uitstalling |
tenken-天険 | ruig [moeilijk begaanbaar] terrein (als natuurlijke verdediging) |
tenkō-転向 | omslag; verschuiving; omschakeling; bekering (geloof, e.d.) |
tenkyo-転居 | verhuizing; verandering van (woon)adres |
tenma-伝馬 | lichter; platbodem (vaartuig) |
tenmabune-伝馬船 | lichter; bladbodem (vaartuig) |
tenmasen-伝馬船 | lichter; bladbodem (vaartuig) |
tenmetsu-点滅 | het knipperen; aan en uit gaan (van licht) |
tennenkaimen-天然海綿 | natuurlijke spons (uit de zee) |
tennin-天人 | (jargon) het stelen van wasgoed dat buiten hangt te drogen |
tennyū-転入 | verhuizing [overplaatsing] (naar); intrekneming |
tenpen-天変 | buitengewone verschijnselen (in de hemel en op aarde); natuurramp |
tenpon-点本 | uitgave van een Chinese tekst om via leestekens het als een Japanse tekst te lezen |
tenrai-天籟 | het geluid van de natuur [van de wind} |
tenraku-転落 | val; ondergang; struikeling; duik |
tenran-展覧 | tentoonstelling; uitstalling |
tensai-甜菜 | suikerbiet |
tensei-展性 | soepelheid; buigzaamheid; vervormbaarheid |
tenshadai-転車台 | draaischijf (voor voertuigen, m.n. treinen) |
tenshokuzai-展色剤 | (bind)middel dat gebruikt wordt in verfstoffen [kleurstoffen] |
tenshuku-転宿 | verhuizing; verandering van verblijfplaats |
tenshutsu-転出 | verhuizing (uit); overplaatsing; emigratie |
tenshutsutodoke-転出届 | aangifte [kennisgeving] van verhuizing; verhuisbericht |
tentaku-転宅 | verhuizing; verandering van (woon)adres |
tentekomai-てんてこ舞い | drukte; bruisend met activiteiten; gewoel |
tentō-店頭 | winkelpui; voorkant [etalage] van een winkel |
tentō-転倒 | val; tuimeling; het vallen |
tentō-転倒 | verstoring; verwarring; uit evenwicht; ontsteltenis |
tenukari-手抜かり | een vergissing; abuis; misstap; verzuim |
ten'i-転移 | (med.) uitzaaiing; metastase |
ten'yōsuru-転用する | converteren; omzetten; iets voor een ander doel gebruiken dan oorspronkelijk bedoeld |
tēru・endo-テール・エンド | achterste deel; sluitstuk; uiteinde |
teryōri-手料理 | eigengemaakt [huisgemaakt] eten [voedsel; gerecht] |
tesaki-手先 | loopjongen; stroman; iemand die het vuile werk opknapt voor anderen |
tetorapoddo-テトラポッド | tetrapod, golfbrekerelement (vierpotig betonblok, gebruikt om de kust te beschermen tegen de zee) |
tetsuan-鉄案 | een onherroepelijke [definitieve] beslissing; onwrikbaar besluit |
tetsukazu-手付かず | zonder aan te raken; zonder te gebruiken; ongeopend |
tettō-鉄桶 | ijzeren kuip |
tezure-手擦れ | versleten; vuil [vet] geworden (door veelvuldig gebruik) |
tījiro-T字路 | T-splitsing; T-kruising |
tō-闘 | vechten (dit karakter wordt alleen gebruikt in combinatie met een ander karakter) |
toba-賭場 | gokhuis; gokhol |
tobakujō-賭博場 | gokhuis; speelzaal; gokhol |
tobiagari-飛び上がり | sprong; het opspringen; opstijgen; opvliegen; start (van vliegtuig) |
tobiagaru-飛び上がる | springen; opspringen; opschrikken; opstijgen; opvliegen; starten (van vliegtuig) |
tobidai-飛び台 | springplank; duikplank |
tobidasu-飛び出す | wegvliegen; uitvliegen |
tobidasu-飛び出す | uitspringen |
tobidasu-飛び出す | wegrennen; naar buiten rennen |
tobideru-飛び出る | (er) uitsteken; uitpuilen; uitspringen |
tobihanareru-飛び離れる | uiteen [uit elkaar] stuiven |
tobihanareru-飛び離れる | ver uit elkaar zijn [staan] |
tobiita-飛び板 | springplank; duikplank |
tobikakaru-飛びかかる | op (iemand) afspringen; bovenop springen [duiken] |
tobikiri-飛び切り | verfijnd [uitmuntend; buitengewoon] zijn |
tobiko-飛子 | vliegviskuit; vliegviskaviaar |
tobikomi-飛び込み | duik; het duiken |
tobikomidai-飛び込み台 | (hoge) duikplank; springtoren |
tobikomu-飛び込む | (ergens) inspringen; duiken in |
tobikosu-飛び越す | (fig.) vooruitspringen; met sprongen vooruitgaan |
tobinukeru-飛び抜ける | de beste zijn; boven iedereen uitsteken (fig.); uitmunten |
tobiokiru-飛び起きる | uit het bed springen; (snel) opstaan; overeind springen |
tobitsuku-飛びつく | op (iemand of iets) afspringen; een uitval [duik] doen (naar) |
tobukuro-戸袋 | opbergruimte (aan de rand van de dorpel) voor stormdeuren [luiken] van traditionele Japanse huizen |
tochikujō-屠畜場 | slachthuis; slachterij; abattoir |
tōchō-盗聴 | het elektronisch afluisteren; aftappen; telefoontap |
tōchōki-盗聴器 | afluisterapparaat |
tōdo-糖度 | suikergehalte |
tōga-冬芽 | bloem- of (blad)knoppen die gedurende de late zomer tot aan de herfst onstaan, de winter in dormante staat doorbrengen, om uiteindelijk in de lente op |
tōgekō-登下校 | het van en naar school gaan (met het huis als beginpunt of eindpunt) |
togeru-遂げる | volbrengen; bereiken; uitvoeren; plegen (misdaad); voor elkaar krijgen |
toguruma-戸車 | rolwiel van een schuifdeur [schuifwand] |
togyo-蠹魚 | zilvervisje; suikergast (een klein insect, Lepisma saccharina) |
toh-取っ | voorvoegsel (afgeleid van 取り), gebruikt om de betekenis van werkwoorden te intensiveren [versterken] |
tōhin-盗品 | gestolen goederen; buit |
tōhyōsuru-投票する | stemmen; stem uitbrengen bij verkiezingen |
tojikomeru-閉じ込める | opsluiten |
tojikomoru-閉じ籠もる | zich afzonderen; zich opsluiten |
tojimari-戸締まり | (af)sluiting; vergrendeling; het sluiten; op slot doen |
tōjin-唐人 | een buitenlander |
tōjiru-投じる | gooien (in; uit; op); stemmen (een stem uitbrengen) |
tojiru-閉じる | sluiten; dichtdoen; afsluiten |
tōjō-搭乗 | boarding (instappen in vliegtuig) |
tōjō-筒状 | cilindervorm; buisvorm |
tōjōken-搭乗券 | instapkaart (vliegtuig); boardingpass |
tōjōsuru-搭乗する | baarden (instappen in vliegtuig) |
tōka-等価 | gelijkwaardigheid; equivalentie (aan) |
toki-鴇 | Japanse kuifibis (Nipponia nippon) |
tokiakasu-説き明かす | duidelijk maken; ophelderen; uitleggen |
tokinoujigami-時の氏神 | iemand die precies op het juiste moment komt om te helpen |
tokki-突起 | uitsteeksel; uitgroeisel; aanhangsel; vooruitstekend deel |
tokkō-特効 | (met) specifieke (uit)werking [werkzaamheid] |
tokkotsu-突兀 | het verheven zijn; uitsteken boven |
tokkuri-徳利 | (een term die wordt gebruikt om de spot te drijven met) iemand die niet kan zwemmen |
tokobanare-床離れ | het opstaan (uit bed) |
tokobashira-床柱 | steunbalk van een tokonoma (alkoof [nis] in de muur waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
tōkōkyohi-登校拒否 | het verzuimen; spijbelen |
tokonoma-床の間 | alkoof [nis] in de muur (waar siervoorwerpen worden uitgestald) |
tokoro-所 | plaats; plek; regio; gebied; ruimte |
tokoro-所 | huis; adres |
tokoton-とことん | (onomatopee) tot het (bittere) einde; tot het uiterste; ten volle; grondig |
toku-解く | losmaken; openmaken; ontbinden; uitpakken |
toku-説く | uitleggen; uiteenzetten; verklaren |
toku-説く | (iemand) overhalen; overtuigen |
tokubai-特売 | speciale verkoop met lage prijzen; uitverkoop |
tokubetsu-特別 | bijzonderheid; uitzondering |
tokubetsuhaitō-特別配当 | buitengewoon dividend |
tokubetsukyōshitsu-特別教室 | speciaal uitgeruste klaslokalen (voor vakken als muziek, handvaardigheid, huishoudkunde, e.a., ook gebruikt als audio-visuele ruimte) |
tokubetsusōsakan-特別捜査官 | buitengewoon opsporingsambtenaar; speciaal agent |
tokubetsuyōgorōjinhōmu-特別養護老人ホーム | verpleeghuis voor ouderen |
tokudan-特段 | bijzonderheid; uitzonderlijk [buitengewoon] zijn |
tokuhai-特配 | bijzondere verdeling [uitdeling; distributie; rantsoen] |
tokuhitsutaisho-特筆大書 | groot [duidelijk] schrift (dat goed in het oog valt) |
tokuri-徳利 | (een term die wordt gebruikt om de spot te drijven met) iemand die niet kan zwemmen |
tokusa-木賊 | schaafstro (een plant, Equisetum hyemale; paardenstaartenfamilie) |
tokusenhin-特選品 | uitzonderlijke producten [goederen] |
tokushutsu-特出 | uitmuntendheid; onderscheidende kwaliteit(en) |
tokusuru-得する | ergens van profiteren; ergens voordeel uit halen; winst maken |
tomegane-留め金 | gesp; sluiting |
tomeru-泊める | laten logeren; onderdak geven; huisvesten |
tomobiki-友引 | een dag (in de zesdaagse cyclus) waarop iemands geluk dat van zijn vrienden beïnvloedt (daarom gunstig voor bruiloften, maar niet voor begrafenissen) |
tomomachi-供待ち | wachtruimte voor dienaren (die op hun meester wachten) |
tōnan-東南 | het zuidoosten |
tōnantō-東南東 | het oostzuidoosten |
tonkotsu-豚骨 | bouillon getrokken van varkensbotten |
tono-殿 | huis [behuizing] van een adellijk persoon |
tonsura-トンスラ | tonsuur; kruinschering (priester; monnik, e.d.) |
tōnyōbyō-糖尿病 | diabetes; suikerziekte |
tooboe-遠吠え | (in de verte) gehuil (m.n. van honden, wolven e.d.) |
toomaki-遠巻き | omsingeling op afstand; een ruime [grote] omcirkeling |
tōon-唐音 | de T'ang-lezing van een kanji (de Japanse uitspraak van Chinese karakters van na de Song-dynastie) |
toorisōba-通り相場 | gangbare [huidige] prijs |
toorisōba-通り相場 | gangbare gewoonte; algemeen gebruik |
toozakeru-遠ざける | vermijden; weghouden van; zich onthouden van; uit de buurt blijven; op afstand houden; zich afzijdig houden |
toppana-突端 | de punt; de top; het uiteinde |
toppu-トップ | hoogste versnelling (voertuig) |
tora-虎 | (informeel) beschonkenheid; dronkenschap; dronkenlap; zuiplap |
torai-渡来 | oversteek en aankomst (vanuit overzeese gebieden [landen]) |
toransufā-トランスファー | transfer; overplaatsing; verhuizing |
tori-取り | (judo) degene die de aanvalstechniek gebruikt |
toriatsukai-取り扱い | hantering; gebruik |
toriatsukaisetsumeisho-取扱説明書 | gebruiksaanwijzing; handleiding |
toriatsukau-取り扱う | behandelen; managen; hanteren; uitvoeren |
toridasu-取り出す | uitnemen; uithalen; tevoorschijn halen; uitpakken |
toriharau-取り払う | weghalen; opruimen; afruimen |
torihazusu-取り外す | weghalen; afhalen; loshalen; uit elkaar halen |
torikaeru-取り替える | uitwisselen; verwisselen; omruilen |
torikatazukeru-取り片付ける | opruimen; ordenen; afruimen |
torikawasu-取り交わす | uitwisselen; verwisselen |
torikomeru-取り籠める | (iem.) opsluiten; insluiten |
torikomu-取り込む | in gebruik nemen; introduceren; binnenhalen; overhalen; overtuigen |
torimaku-取り巻く | omringen; omcirkelen; insluiten |
torimochi-鳥黐 | vogellijm (rubberachtige substantie verkregen uit boomschors, die werd gebruikt om kleine vogels mee te vangen) |
torimusubu-取り結ぶ | beëindigen; afsluiten |
torinokeru-取り除ける | verwijderen; weghalen; wegvegen; opruimen |
torinokeru-取り除ける | uitsluiten; uitzonderen; een uitzondering maken |
torinoko-鳥の子 | kuiken; vogeltje |
torinokomochi-鳥の子餅 | witte en (roze)rode rijstcakes (in de vorm van een vogelei), uitgedeeld bij feestelijke gelegenheden |
torinozoku-取り除く | verwijderen; weghalen; wegleggen; apart leggen; opruimen |
toriotosu-取り落とす | (uit je handen) laten vallen [glippen] |
torippingu-トリッピング | (sportterm) tripping (het laten struikelen van een tegenstander) |
toripuru・purē-トリプル・プレー | (honkbal) triple play (uitschakeling van 3 honklopers) |
torishiraberu-取り調べる | onderzoeken; uitzoeken; ondervragen; verhoren |
toritsuke-取り付け | installatie; uitrusting; montage |
toriwakeru-取り分ける | uitdelen; distribueren |
torizara-取り皿 | een apart bordje [schaaltje] per persoon (om te eten uit gemeenschappelijke schalen met gerechten) |
tōrō-灯籠 | (Japanse) tuinlantaarn; tuinverlichting |
torōchi-トローチ | pastille; zuigtablet |
toru-執る | doen; uitvoeren; zich inzetten voor; het bevel [de leiding] nemen |
tōsansai-唐三彩 | Sancai aardewerk (driekleurig: bruin, groen en gebroken wit; uit de Chinese Tang dynastie) |
tosatsu-塗擦 | het (op de huid) inwrijven van een zalf |
tōshin-答申 | rapport; verslag; antwoord; reactie; uitspraak; vonnis |
toshoku-徒食 | lui [leeg] leven (zonder iets nuttigs te doen) |
tōshu-当主 | de huidige eigenaar; het huidige hoofd (van een familie, stam, e.d.) |
toso-屠蘇 | toso, een kruidige sake (wordt vooral met Nieuwjaar gedronken) |
tosōgyōsha-塗装業者 | huisschilder |
tosshutsu-突出 | uitsteeksel; uitstekend deel |
tosshutsu-突出 | iets dat ergens bovenuit steekt (fig.); opvallend (beter) zijn |
tosshutsusuru-突出する | uitsteken; uitpuilen |
tosshutsusuru-突出する | ergens bovenuit steken (fig.); opvallend (goed; beter) zijn |
tōsuisō-透水層 | (geologie, hydrologie) onbegrensde aquifer (watervoerende laag in de ondergrond) |
totan-途端 | het juiste [precieze] moment [ogenblik] |
totemo-とても | erg; veel; enorm; buitengewoon; uiterst |
tōtenkō-東天紅 | een kippenras (uit Kochi) |
tōtetsu-透徹 | helderheid (fig.); duidelijkheid |
totetsumonai-途轍もない | enorm; reusachtig; buitensporig; extreem; extravagant |
totetsusuru-透徹する | duidelijk zijn; doorzichtig zijn; helder [transparant] zijn |
toto-とと | een term die kinderen gebruiken om naar hun vader te verwijzen |
toto-とと | een term die kinderen gebruiken om naar een vogel, kip, vis, etc. te verwijzen |
tōtō-到頭 | uiteindelijk; tenslotte |
tōtō-滔滔 | onstuimig [turbulent; woest; snelstromend] zijn |
totsugu-嫁ぐ | (in een familie) trouwen; bruid worden |
totsujōno-凸状の | uitstekend; uitstulpend |
tottemo-とっても | erg; veel; enorm; buitengewoon; uiterst |
tou-問う | uitgeven; publiceren; openbaren |
tōyō-盗用 | plagiaat; toe-eigening; fraude; oneigenlijk [ongeoorloofd] gebruik |
tōza-当座 | huidig; voorlopig; tijdelijk |
tozama-外様 | buitenstaander (van een groep) |
tsentonā-ツェントナー | centenaar (oude gewichtsmaat, was in Duitsland 50kg; Zwitserland en Oostenrijk 100kg) |
tserutozakku-ツェルトザック | een lichtgewicht tent (Duits: Zeltsack) |
tsu-つ | hulpwerkwoord, gevoegd achter de renyōkei van een werkwoord of adjectief, drukt uit: voltooide handeling; uiteindelijk; zekere verwachting; zekerheid |
tsu-つ | (herhaling bij parallelle acties; klassiek literair, in Modern Japans wordt tari gebruikt) en; heen en weer; over en weer; tegelijkertijd |
tsūbaifō-ツーバイフォー | een balk hout van twee bij vier duim doorsnede |
tsūbaifō-ツーバイフォー | bouwmethode van houten huizen gebruik makend van standaard balken van twee bij vier duim |
tsūbaifōkōhō-ツーバイフォー工法 | houtskeletbouw waarbij gebruik gemaakt wordt van balken van 2 bij 4 duim |
tsubo-壺 | pot; kruik |
tsūbō-痛棒 | stok gebruikt tijdens Zen meditatie training (om onoplettende leerlingen een tik te geven) |
tsuchikure-土塊 | een kluit aarde; een klomp klei |
tsūdoku-通読 | volledig lezen (van begin tot eind); uitlezen |
tsugarujamisen-津軽三味線 | Tsugaru-jamisen (een type shamisen afkomstig uit de Tsugaru regio) |
tsugarushamisen-津軽三味線 | Tsugaru-jamisen (een type shamisen afkomstig uit de Tsugaru regio) |
tsugikuchi-注ぎ口 | lip; tuit |
tsugu-注ぐ | (uit)gieten; (uit)schenken; serveren; vullen |
tsugumi-鶇 | bruine lijster (Turdus naumanni) |
tsuihō-追放 | uitwijzing; uitzetting; verbanning; deportatie |
tsuihōsuru-追放する | uitzetten; uitwijzen; verbannen; deporteren |
tsūin-通院 | regelmatig naar het ziekenhuis gaan (voor een behandeling) |
tsuina-追儺 | (het ritueel van) het uit het huis jagen van boze geesten op Oudejaarsavond |
tsuini-遂に | uiteindelijk; tenslotte |
tsūinsuru-痛飲する | zuipen; veel (alcohol) drinken |
tsuiraku-墜落 | val; tuimeling; neerstorting |
tsuirakusuru-墜落する | vallen; tuimelen; neerstorten |
tsuiren-対聯 | duilian (Chinese nieuwjaarsversiering, bestaande uit twee rode langwerpige stroken met kalligrafie die aan weerszijden van een deur worden gehangen) |
tsuiyasu-費やす | uitgeven; consumeren; verspillen; weggooien; verkwisten |
tsukaeru-使える | bruikbaar zijn; gebruikt (kunnen) worden; dienen (als) |
tsukaide-使いで | goede kwaliteit; langdurig te gebruiken; niet gauw verslijten |
tsukaigatte-使い勝手 | gebruikersvriendelijkheid; gebruikersgemak |
tsukaihatasu-使い果たす | opmaken; uitputten; verspillen |
tsukaikomu-使い込む | verduisteren (van geld) |
tsukaikomu-使い込む | teveel uitgeven; op te grote voet leven |
tsukaikomu-使い込む | gewend raken aan het gebruik (van); inlopen (van schoenen); langdurig gebruiken |
tsukaikonasu-使いこなす | (goed) omgaan met; goed kunnen gebruiken |
tsukaimichi-使い道 | gebruik; gebruikswijze; manier van gebruiken; nut |
tsukaimono-使い物 | gebruiksvoorwerp; iets dat te gebruiken [nuttig] is |
tsukainareru-使い慣れる | gewend zijn te gebruiken; graag gebruiken |
tsukaisute-使い捨て | het eenmalig gebruiken van iets (en dan weggooien); wegwerp product |
tsukaisutechūshaki-使い捨て注射器 | wegwerp injectiespuit |
tsukaite-使い手 | gebruiker; consument; werkgever |
tsukaiwakeru-使い分ける | correct gebruiken (de juiste instrumenten voor de juiste taak gebruiken); zich aanpassen aan de situatie |
tsukamaseru-摑ませる | iemand iets laten gebruiken; iemand iets laten aannemen] (b.v. steekpenningen); omkopen |
tsukamasu-摑ます | iemand iets laten gebruiken; iemand iets laten aannemen] (b.v. steekpenningen); omkopen |
tsukare-疲れ | vermoeidheid; uitputting |
tsukareru-疲れる | moe worden; vermoeid [uitgeput] zijn [worden; raken] |
tsukau-使う | gebruiken; verbruiken; toepassen; bedienen (machines, etc.) |
tsukeki-ツケ木 | houten balkjes gebruikt als kleppers (kabuki theater) |
tsuki-突き | (schermen) uitval; steek; (kendō) stekende aanval naar de keel |
tsukiau-付き合う | uitgaan met |
tsukiyubi-突き指 | distorsie [verrekking; verstuiking] van een vinger [teen] |
tsukkomu-突っ込む | (snel of hard) induiken; invliegen; inrammen; opbotsen; bestormen; aanvallen |
tsuku-漬く | gekruid [op smaak gebracht] zijn |
tsukubai-蹲い | stenen wasbak [wasbassin] (in theetuinen of bij tempels voor het ritueel de handen wassen) |
tsukubau-蹲う | hurken; bukken; buigen; knielen |
tsukuneru-捏ねる | verschillende dingen uitproberen [opperen] |
tsukuri-作り | uiterlijk; lichaamsbouw |
tsukuriageru-作り上げる | uitvoeren; (op)bouwen; fabriceren; voltooien; uitvinden; bedenken |
tsukuridasu-作り出す | maken; produceren; creëren; ontwerpen; uitvinden |
tsukurou-繕う | (uiterlijk, haar, kleding etc.) verzorgen ; netjes maken |
tsukushi-土筆 | een nieuwe scheut [loot] van de heermoes (Equisetum arvense) |
tsuma-妻 | (arch.) één van twee dingen die sterk aan elkaar gerelateerd zijn (bv. een hert en hagi (Japanse struikklaver) zijn beiden symbool voor de herfst) |
tsuma-妻 | rand; kant; punt; uiteinde; aanwijzing |
tsumabiraka-詳らか | gedetailleerd; duidelijk |
tsumagake-爪掛け | een hoesje over het uiteinde van geta (houten sandalen), om de tenen te beschermen tegen regen en sneeuw |
tsumahajiki-爪弾き | uitsluiting; minachting; verwerping; versmading |
tsumahajikisuru-爪弾きする | schuwen; mijden; ontlopen; uitsluiten; minachten; verwerpen; versmaden |
tsumami-摘み | snuifje; korreltje; mespuntje |
tsumamiarai-摘み洗い | alleen het vuile gedeelte (van een kledingstuk) wassen |
tsumamidasu-摘まみ出す | (iets) met je vingers [(eet)stokjes] weghalen [ergens uithalen] |
tsumamidasu-摘まみ出す | (iemand) met kracht naar buiten brengen [sleuren]; (iemand) wegsturen [verwijderen] |
tsumaranai-詰まらない | onbeduidend; nutteloos |
tsumarutokoro-詰まるところ | om kort te zijn; uiteindelijk; alles goed en wel; als puntje bij paaltje komt |
tsumashii-倹しい | zuinig; spaarzaam; sober |
tsumazuku-躓く | struikelen (over iets); misstappen |
tsume-詰め | einde; sluitstuk; laatste stadium |
tsumein-爪印 | duimafdruk; vingerafdruk; nagelafdruk als zegel |
tsumikusa-摘み草 | het plukken van (wilde) planten, kruiden en bloemen |
tsumori-積もり | stellige overtuiging |
tsunbosajiki-聾桟敷 | ongeïnformeerd zijn; ergens buiten gehouden worden |
tsune-常 | de normale [gebruikelijke] omstandigheden [gang van zaken]; constantheid; onveranderlijkheid |
tsuneni-常に | gewoonlijk; gebruikelijk |
tsunokakushi-角隠し | hoofdtooi van een traditioneel geklede Japanse bruid |
tsureko-連れ子 | stiefkind; kind uit een eerder huwelijk |
tsuribune-釣り船 | vissersboot; (klein) visserschip; vissersschuit |
tsuridasu-釣り出す | uitlokken; weglokken; uit zijn tent lokken; verleiden |
tsuridasu-釣り出す | (bij sumo) de tegenstander uit de ring (dohyō) tillen |
tsuridōgu-釣り道具 | vistuig; visgerei; vishengel en toebehoren |
tsurigu-釣り具 | vistuig; visgerei; vishengel en toebehoren |
tsurime-つり目 | (in vertaling beledigend taalgebruik) spleetoog |
tsurisugara-吊巣雀 | buidelmees (Remis pendulinus) |
tsuritaitoru-釣りタイトル | klik-aas (lokkertje op een website om gebruikers te laten klikken op een link) |
tsūru-ツール | werktuig; gereedschap |
tsūsetsu-通説 | (uitgebreide) uitleg [verklaring] |
tsutsuoto-筒音 | geluid van een geweerschot |
tsutsushimi-慎み | matiging; onthouding; een strenge [pure] leefwijze; verschoning; zuivering |
tsutsushimi-慎み | (Edo periode) strafmaatregel in de vorm van huisarrest bij de hofadel en krijgsadel |
tsuyameku-艶めく | verleidelijk [sexy; elegant; charmant] zijn; er betoverend uitzien |
uchi-内 | (mijn) huis; het huis waar ik woon |
uchi-打ち | als prefix in combinaties gebruikt om de betekenis te versterken |
uchiau-打ち合う | elkaar slaan; vechten; op de vuist gaan |
uchiburo-内風呂 | binnenbad; bad in huis |
uchichigaeru-打ち違える | draden kruisen (breien, knopen, e.d.) |
uchichigai-打ち違い | het kruisen van draden |
uchidasu-打ち出す | uitprinten; uitwerken |
uchidasu-打ち出す | afsluiten; beëindigen |
uchideshi-内弟子 | bij een leermeester inwonende student (die huistaken verricht als betaling voor onderwijs) |
uchikake-打ち掛け | Japanse bruidsjapon die over de kimono wordt gedragen |
uchitoru-討ち取る | uitwerpen (honkbal) |
uchiwake-内訳 | specificatie (van producten, voorraad, uitgaven, etc.) |
uchū-宇宙 | universum; ruimte; kosmos; heelal |
uchūfuku-宇宙服 | ruimtepak |
uchūgomi-宇宙ゴミ | ruimteafval |
uchūhikō-宇宙飛行 | ruimtevaart |
uchūhikōshi-宇宙飛行士 | ruimtevaarder; astronaut |
uchūhō-宇宙法 | ruimterecht |
uchūkapuseru-宇宙カプセル | ruimtecapsule |
uchūkichi-宇宙基地 | ruimtestation |
uchūrenrakusen-宇宙連絡船 | spaceshuttle; ruimteveer |
uchūryokō-宇宙旅行 | ruimtereis |
uchūsen-宇宙船 | ruimteschip; ruimtevaartuig |
uchūsutēshon-宇宙ステーション | ruimtestation |
uchuukaihatsu-宇宙開発 | ruimteonderzoek |
udonge-優曇華 | (Sanskriet) udumbara (een mythische plant die zogezegd eens in de 3000 jaar bloeide), wordt gebruikt als metafoor voor iets dat uiterst zeldzaam is |
ueahausu-ウエアハウス | magazijn; pakhuis |
uēbu-ウエーブ | golf (elektriciteit, geluid, radio, etc.) |
uedingu-ウエディング | huwelijk; bruiloft; trouwerij |
uedingu・māchi-ウエディング・マーチ | bruiloftsmars (muziek die bij de huwelijksceremonie gespeeld wordt) |
ueki-植木 | gekweekte boom (in een tuin) |
uesuto・baggu-ウエスト・バッグ | buideltasje; heuptas |
uesuto・bōru-ウエスト・ボール | (Eng.: waste ball) waste pitch; (met opzet) verspilde worp (buiten het slagveld bij honkbal) |
uesuto・pōchi-ウエスト・ポーチ | buideltasje; heuptasje |
uētingu・sākuru-ウエーティング・サークル | in honkbal, het gedeelte van het veld (schuin achter de thuisplaat) waar de volgende slagman wacht |
uetto・sūtsu-ウエット・スーツ | duikerspak; wetsuit |
ūfā-ウーファー | woofer (luidsprekersysteem voor lage tonen) |
ufufu-うふふ | hihi (geluid van gegrinnik) |
ugoki-動き | trend; verschuiving; ontwikkeling |
ugui-石斑魚 | Tribolodon hakonensis (straalvinnige vissensoort uit de familie van karpers) |
uguisu-鶯 | de Japanse struikzanger (Horornis diphone) |
uguisuiro-鶯色 | groen-bruin (genoemd naar de kleur van de vleugels van een vogel, de Japanse struikzanger) |
uiggu-ウイッグ | pruik |
uindoshīrudo・waipā-ウインドシールド・ワイパー | ruitenwisser (auto) |
uindō・disupurē-ウインドー・ディスプレー | etalage; vitrine; uitstalling |
uingu-ウイング | (vogel; vliegtuig) vleugel |
uinnā-ウインナー | Wenen; Weens (uit Wenen) |
uirō-外郎 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
uirōmochi-外郎餠 | traditionele Japanse gestoomde zoetigheid (gemaakt van rijstmeel en suiker) |
ujiuji-うじうじ | (onomatopee) aarzelend; besluiteloos |
ukai-鵜飼い | het vissen met aalscholvers (ze worden gebruikt om vissen te vangen, met een ring om hun hals zodat ze alleen kleine vissen zelf kunnen doorslikken) |
ukeguchi-受け口 | iemand met een (naar voren) uitstekende onderkaak |
ukemotsu-受け持つ | (een taak) op zich nemen [uitvoeren]; (een opdracht) aannemen |
uketamawaru-承る | luisteren (naar); horen; vernemen |
uketetatsu-受けて立つ | een uitdaging aannemen [aangaan] |
ukeuri-受け売り | detailhandel; kleinhandel (verkoop direct aan verbruikers) |
ukiagaru-浮き上がる | het contact verliezen; uit het oog verliezen; vervreemden |
ukideru-浮き出る | uitsteken; afsteken; opvallen |
ukon'iro-鬱金色 | saffraangeel; curcumine (kleurstof uit geelwortel) |
uma-午 | (windrichting) het zuiden |
umadashi-馬出し | een aarden wal voor een kasteel (om vertrek en aankomst van ruiters niet aan de vijand te laten zien) |
umaku-うまく | succesvol; fortuinlijk |
umanori-馬乗り | paardrijder; ruiter |
umebishio-梅醬 | pruimengelei |
umeboshi-梅干し | ingemaakte gezouten pruim |
umi-海 | het uitgeholde diepe gedeelte van een inktsteen |
uminosachi-海の幸 | voedselproducten uit de zee; zeevruchten |
unadareru-項垂れる | zijn hoofd buigen [laten hangen] (van verdriet of schaamte) |
unari-唸り | gekreun; gekerm; gebrul; gegrom; gejank; gezoem; gesuis; slagtoon |
unaru-唸る | kreunen; kermen; brullen; grommen; janken; zoemen; suizen; kreten van bewondering slaken |
unkō-運航 | verbinding; (lijn)dienst (vliegtuigen, schepen, bussen, etc.) |
unohana-卯の花 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
untei-雲梯 | een lange ladder die werd gebruikt om kastelen aan te vallen; stormladder |
unten-運転 | optimaal gebruik (van iets); optimaal laten draaien [functioneren] |
untensuru-運転する | autorijden; (een voertuig) besturen |
unzarisuru-うんざりする | (onomatopee) ziek [moe] worden van; het zat zijn; tegenstaan; een aversie hebben tegen; tegen de borst stuiten; vervelen |
un'yō-運用 | (optimale) gebruikmaking [toepassing] |
un'yōshūeki-運用収益 | rendement op [inkomsten uit] vermogensbeheer; investeringsrendement; investeringsopbrengst |
uonbin-ウ音便 | (taalkunde) klankverandering waarbij klanken als ku, gu, hi, bi, en mi worden uitgesproken als u |
urā-ウラー | hoera (uitroep van blijdschap) |
uraba-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
uradana-裏店 | een huis in een achterstraatje [steegje] |
uradana-裏店 | een winkelpand [handelshuis] met het woonhuis aan de achterkant |
uraha-末葉 | een blad (dat groeit) aan het uiteinde van de tak [stengel] |
urajōmen-裏正面 | (zitplaatsen aan) de andere kant (de zuidkant) an de sumoring |
uramichi-裏道 | zijweg; sluipweg (bij verkeersopstoppingen e.d.) |
uranari-末生り | vrucht die groeit aan het uiteinde van een tak of stengel (en daardoor onvolgroeid en onrijp is) |
uraniwa-裏庭 | achtertuin |
urayama-裏山 | berg aan de achterzijde [achterkant] (van iemands huis, dorp, etc.) |
ureshinaki-嬉し泣き | het huilen van blijdschap [geluk]; tranen van vreugde [geluk] |
ureshinakisuru-嬉し泣きする | huilen van geluk [blijdschap; vreugde] |
uretan・fōmu-ウレタン・フォーム | urethaanschuim |
uridashi-売り出し | uitverkoop |
urikire-売り切れ | uitverkocht |
uriwatasu-売り渡す | iemand verraden [aangeven] (bij de vijand, in ruil voor eigen voordeel) |
urobune-売ろ舟 | (arch., dit woord stamt uit de Edo periode) een drijvend winkeltje; een boot waar men gebruiksvoorwerpen en etenswaren kon kopen |
urourobune-うろうろ船 | (arch.) een drijvend winkeltje; een boot waar men gebruiksvoorwerpen en etenswaren kon kopen |
uruguai・raundo-ウルグアイ・ラウンド | Uruguay-ronde (Internationale onderhandelingen van 1986 tot 1994, die uiteindelijk leidden tot de oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) |
uruka-鱁鮧 | gezouten ingewanden en kuit van Ayu (vis: Plecoglossus altivelis) |
urusai-煩い | lawaaierig; luidruchtig |
urushi-漆 | Japanse [Chinese] lak (gebruikt voor lakwerk) |
urushimake-漆負け | huiduitslag door gifsumak (van de plant Rhus radicans) |
urutora-ウルトラ | extreem; super; uiterst |
urutora・shī-ウルトラ・シー | gymnastiekoefening die qua uitvoering moeilijker is dan de norm voor de hoogste van de drie lagere moeilijkheidsgraden |
usei-雨声 | het geluid van regen |
ushirokizu-後ろ傷 | verborgen wond of beschadiging (uit het verleden) |
ushiromuki-後ろ向き | achteruit; achterwaarts; rugwaarts |
usu-臼 | usu, grote Japanse vijzel (o.a. gebruikt om het deeg te stampen voor mochi, Japanse balletjes van kleefrijst) |
usuaji-薄味 | licht gekruid; milde smaak |
usucha-薄茶 | lichtbruine kleur |
usugurai-薄暗い | donker; somber; schemerig; duister |
utakata-泡沫 | luchtbel; schuim |
utakata-泡沫 | (metafoor voor) iets onbeduidends [iets vluchtigs] |
utau-謳う | verklaren; beweren; betuigen |
utoutosuru-うとうとする | (onomatopee) (weg) dutten; soezen; (in) dommelen; een hazenslaapje doen; sluimeren |
utsugi-空木 | bruidsbloem; deutzia (Deutzia crenata) |
utsuribashi-移り箸 | eetstokjes waarmee achter elkaar iets uit verschillende gerechten wordt aangeraakt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
utsuru-移る | zich verplaatsen; verhuizen |
utsushidasu-映し出す | afbeelden; beschrijven; uitbeelden; voorstellen; tonen |
utsuwa-器 | vat; kruik; kom |
uwabaki-上履き | schoenen [slippers; sloffen] voor binnenshuis |
uwaeda-上枝 | kruintak [bovenste tak] van een boom |
uwagaki-上書き | adressering van een brief aan de buitenzijde |
uwagutsu-上靴 | schoenen [slippers] voor binnenshuis |
uwaki-浮気 | overspel; buitenechtelijke verhouding; ontrouw |
uwakimono-浮気者 | overspelige persoon [man; vrouw]; bedrieger; schuinsmarcheerder |
uwaobi-上帯 | obi (ceintuur) over de buitenste laag van een kimono |
uwattsura-上っ面 | uiterlijk; oppervlak |
uzukumaru-蹲る | hurken; bukken; ineenduiken; zich klein maken |
wabisuke-侘助 | Wabisuke camelia (een variëteit van de Camellia Japonica, met kleine enkele bloemen; vanwege hun eenvoud vaak gebruikt bij theeceremonies) |
wadokujiten-和独辞典 | Japans-Duits woordenboek |
wagahai-我輩 | (mannelijk taalgebruik, eerste persoon enkelvoud, tegenwoordig met een nogal arrogante duiding) ik |
wagahai-我輩 | (mannelijk taalgebruik, eerste persoon meervoud) wij |
waganeru-綰ねる | tot een cirkel [ring] buigen |
wagaya-我が家 | het eigen huis; thuis |
wai-わい | uitroep |
waipā-ワイパー | ruitenwisser (auto) |
waiwai-わいわい | (onomatopee) lawaai(eri)g; luidruchtig |
waiyaresukyūden-ワイヤレス給電 | draadloze voeding [elektriciteitsaansluiting] |
waiyaresu・mausu-ワイヤレス・マウス | een draadloze muis |
wajō-和尚 | (erenaam voor) boeddhistische priester met spirituele training (deze lezing wordt m.n. gebruikt bij het Shingon boeddhisme) |
wajō-和尚 | benaming voor een courtisane uit de hogere klasse |
wakabito-若人 | een jonge persoon; jongere; jongelui |
wakame-若芽 | jonge spruit [loot]; jonge knop |
wakamono-若者 | jonge man; jonge vrouw; jongere(n); jongelui |
wakana-若菜 | jonge groene kruiden |
wakareji-別れ路 | wegsplitsing; kruising; aftakking |
wakaremichi-分かれ道 | zijweg; kruising; splitsing; tweesprong |
wakareru-別れる | afscheid nemen; uit elkaar gaan; scheiden |
wakaru-分かる | duidelijk zijn; begrijpen; zich realiseren |
wakegi-分葱 | bosui; lente-ui |
wakibara-脇腹 | een buitenechtelijk kind |
wakōdo-若人 | een jonge persoon; jongere; jongelui |
wakōdōjin-和光同塵 | (boeddh.) de Boeddha en Bodhisattva versluieren hun wijsheid om op toegankelijke wijze de lijdende mensheid te kunnen redden |
wakun-和訓 | Japanse lezing en uitspraak van een Chinees karakter |
wan-ワン | woef (het geluid van blaffen van een hond) |
wankosoba-椀子蕎麦 | een kom bouillon met soba-noedels, die steeds wordt bijgevuld tot de klant genoeg heeft |
wantsū・panchi-ワンツー・パンチ | (boksen) een snelle combinatie van slagen afwisselend met de linker- en rechtervuist |
warabi-蕨 | adelaarsvaren (Pteridium aquilinum) |
waraimono-笑い物 | iem. die uitgelachen wordt [belachelijk gemaakt wordt]; onderwerp van spot |
warawa-私 | (oude nederige vorm, gebruikt door vrouwen, voor:) ik |
wariateru-割り当てる | toewijzen; toekennen; verdelen; uitdelen; distribueren |
waribikihakkō-割引発行 | uitgave van kortingstarieven |
waridasu-割り出す | berekenen; uitrekenen; begroten; afleiden (uit) |
warifuru-割り振る | uitdelen; verdelen; toekennen |
wariguriishi-割り栗石 | puin; gebroken stenen; steengruis |
wariguriishi-割り栗石 | macadam (wegverharding van twee lagen steengruis) |
warikireru-割り切れる | (kunnen) aanvaarden; tevreden zijn (met); overtuigd zijn (van) |
warishita-割り下 | bouillon gemengd met sojasaus en suiker (voor het gerecht sukiyaki) |
warizerifu-割り台詞 | in Kabuki, twee acteurs die (in een monoloog) dezelfde gedachten uiten onafhankelijk [onbewust] van elkaar |
warobu-悪ぶ | (arch.) er slecht uitzien |
waruba-悪場 | (een term uit het bergbeklimmen) een gevaarlijke plek (die moeilijk te beklimmen is) in de bergen |
warubireru-悪びれる | (dit w.w. wordt gebruikt in ontkennende zinnen) te verlegen zijn; zich klein [minderwaardig] voelen; rusteloos [zenuwachtig] zijn |
warudakumi-悪巧み | een slimme [sluwe; gemene] streek; duister plan; complot |
warudassha-悪達者 | iets dat zeer bekwaam is uitgevoerd, maar stijl of verfijning mist |
warudassha-悪達者 | de uitvoerder ervan |
warudome-悪止め | uit alle macht (iemand) proberen tegen te houden |
warufuzake-悪ふざけ | het iem. voor de gek houden; een grap uithalen terwijl iem. dat niet leuk vindt |
waruge-悪気 | een slecht gevoel; er slecht uitzien |
warui-悪い | slecht; verkeerd; onjuist; fout; inferieur; zwak |
warunori-悪乗り | overdrijven (met woorden of daden); te ver gaan; teveel vergen van; te veel [vaak] gebruiken [doen |
warusawagi-悪騒ぎ | druk [lawaaiig] feestgedruis; pretmakerij |
warusawagisuru-悪騒ぎする | druk [luidruchtig] feestvieren, zonder rekening te houden met de overlast voor anderen |
wasabi-山葵 | wasabi (scherpe specerij in de Japanse keuken vooral gebruikt bij visgerechten) |
waseieigo-和製英語 | Japans pseudo-Engels woord (een Japans woord samengesteld uit één of meerdere Engelse leenwoorden) |
washizukami-鷲掴み | vistuig gebruikt om schelpdieren van de zeebodem te vangen |
wasshoi-わっしょい | (tussenwerpsel; uitroep) hup, hup!; allemaal tegelijk! (trekken; tillen); (scheepvaart) anker op! |
wataame-綿飴 | suikerspin; gesponnen suiker |
watagashi-綿菓子 | suikerspin; gesponnen suiker |
watage-綿毛 | dons; pluis |
watakuri-綿繰り | egrenering [ontkorreling] van katoen; katoenzuivering |
watakuriguruma-綿繰り車 | katoenrol (houten werktuig om zaden [korrels] te verwijderen) |
watamushi-綿虫 | wolluis |
wataribashi-渡り箸 | eetstokjes waarmee iets uit het ene na het andere gerecht wordt gepakt zonder tussendoor wat rijst te eten (onjuist gebruik van eetstokjes) |
watashibashi-渡し箸 | eetstokjes die op de kom gelegd zijn (onjuist gebruik van eetstokjes) |
watayuki-綿雪 | pluizige sneeuwvlokken |
watchi-私 | (gebruikt door personen van lage komaf) ik; mij |
wazato-態と | bewust; opzettelijk; uitdrukkelijk |
wazawaza-態々 | uitdrukkelijk; nadrukkelijk; speciaal; de moeite nemen (om te) |
webuhōsō-ウェブ放送 | (live) uitzending via het web |
webukyasuto-ウェブキャスト | webcast; (live) uitzending via het web |
webusupēsu-ウェブスペース | webspace (hoeveelheid ruimte op een server) |
wo-を | o is het partikel dat een lijdend voorwerp aanduidt |
wotchi-ウオッチ | uitkijken; bekijken |
wotchiman-ウォッチマン | wachter; bewaker; uitkijk |
yaa-やあ | (uitroep ) yo; hallo; wow |
yabu-藪 | struikgewas; kreupelhout; bosje |
yabudatami-藪畳 | plek waar een struikgewas het hele gebied bedekt |
yabudatami-藪畳 | (Kabuki) toneel decorstuk, dat een bamboestruikgewas voorstelt |
yabuhebi-藪蛇 | (lett. slang in het struikgewas) lastige [netelige] situatie; onverwachte problemen |
yachigusa-八千草 | veel [verscheidene] planten [kruiden] |
yachin-家賃 | (huis)huur |
yado-宿 | huis(vesting); verblijf(plaats); onderdak; logies; accommodatie; herberg; hotel |
yadogae-宿替え | verhuizing; verandering van verblijfplaats |
yadomoto-宿元 | iem.'s verblijfplaats [hotel; huis] |
yadori-宿り | verblijf; huis; tehuis; toevluchtsoord |
yadosu-宿す | bevatten; omvatten; huisvesten; in zich hebben |
yadowari-宿割り | het toewijzen [verdelen] van huizen |
yaeba-八重歯 | dubbele tanden (een persisterende melktand die niet uitvalt en de nieuwe tand die al doorkomt) |
yagate-軈て | na een tijdje; spoedig; binnenkort; gauw; uiteindelijk |
yahari-矢張り | evenwel; uiteindelijk; hoe dan ook; toch; niettemin |
yain-夜陰 | nachtelijke duisternis |
yaiyai-やいやい | (uitroep) hé, hé!; hé, zeg!; hallo! |
yaji-野次 | boegeroep; hoongelach; gejoel; luide kritiek |
yajikita-弥次喜多 | (afk. voor) een leuk [vrolijk] uitsapje [reisje] van twee mannen |
yajikitadōchū-弥次喜多道中 | een leuk [vrolijk] uitsapje [reisje] van twee mannen |
yajirobee-弥次郎兵衛 | één van de twee hoofdpersonen uit het boek Tōkaidōchū Hizakurige (Jippensha Ikku, gepubliceerd 1802-1822) |
yajiru-野次る | joelen; uitjouwen; beschimpen; belachelijk maken\ |
yakamashii-喧しい | luidruchtig; lawaaierig; rumoerig |
yakata-屋形 | paleis; herenhuis; residentie (van de adel) |
yakata-屋形 | tijdelijke woonplek [behuizing] |
yakedasareru-焼け出される | door brand zijn huis (moeten) verlaten [verliezen] |
yakedo-火傷 | brandwond; brandplek (op de huid) |
yakei-夜景 | aanzicht [uitzicht] bij nacht; nachtelijk aanzicht [uitzicht] |
yakenomi-自棄飲み | het drinken uit wanhoop; zijn verdriet verdrinken |
yakiharau-焼き払う | (tot aan de grond toe) afbranden; geheel uitbranden; in de as leggen |
yakimyōban-焼き明礬 | gebrande aluin |
yakkodako-奴凧 | een (traditionele) Japanse vlieger in de vorm van een man met uitgespreide armen (als vleugels) |
yakō-夜行 | nachtronde; patrouille in de nacht |
yakō-夜行 | nachtleven; nachtelijk uitgaansleven |
yakudatsu-役立つ | nuttig [bruikbaar; handig] zijn |
yakuharai-厄払い | exorcisme; ritueel om boze geesten uit te drijven; ceremoniële reiniging van het kwaad |
yakumi-薬味 | kruiden; specerijen; smaakmakers |
yakushin-薬疹 | huiduitslag als bijwerking van medicijngebruik |
yakushin-躍進 | snelle vooruitgang; spurt; run; toeloop;stormloop |
yakushu-薬種 | ingrediënten voor geneesmiddelen; Chinese kruiden |
yakusō-薬草 | geneeskruiden; geneeskrachtige kruiden |
yakutō-薬湯 | extract; kruidenthee; aftreksel |
yamabato-山鳩 | Oosterse tortel(duif) (Streptopelia orientalis) |
yamabatoiro-山鳩色 | geelblauw (de kleur van de veren van de Oosterse tortelduif) |
yamabito-山人 | (in de bergen wonende) heremiet; kluizenaar; onsterfelijke |
yamabuki-山吹 | Ranonkelstruik (Kerria japonica) |
yamaga-山家 | een huis in de bergen; berghuis |
yamakan-山勘 | gis; schatting; vermoeden; intuïtie |
yamakuzure-山崩れ | grondverschuiving; grondverzakking; aardverschuiving (ook fig.) |
yamanari-山鳴り | het rommelend geluid van een berg [vulkaan] |
yamanosachi-山の幸 | voedselproducten van het land [uit de bergen] |
yamanote-山の手 | heuvelachtige buitenwijk van een stad |
yamaotoko-山男 | een man die afkomstig is uit de bergen; houtvester |
yamase-山背 | koude wind die uit de bergen komt |
yamasekaze-山背風 | koude wind die uit de bergen komt |
yamate-山手 | heuvelachtige buitenwijk van een stad |
yamatoe-大和絵 | Yamato-e, Japanse schilderijen uit de Heian periode |
yamatoshimane-大和島根 | Yamato-shima; Yamato no Kuni; Gebied rondom Yamato (een voormalige provincie van Japan, gelegen in de huidige prefectuur Nara) (arch.) |
yamatouta-大和歌 | volkslied uit de Yamato-regio |
yamatsunami-山津波 | modderstroom; steenlawine; aardverschuiving |
yami-闇 | duisternis; het donker zijn |
yami-闇 | hopeloosheid; uitzichtloosheid |
yamigome-闇米 | de rijst die heimelijk wordt verhandeld buiten de reguliere kanalen; rijst van de zwarte markt |
yaminagashi-闇流し | het verkopen van iets buiten de wettige kanalen om |
yaminooku-闇の奥 | The Heart of Darkness, de titel van een roman uit 1902 van Joseph Conrad (1857-1924) |
yaminoutsutsu-闇の現 | de werkelijkheid in het duister; onduidelijkheid; iets waarvan je niet zeker bent of het werkelijkheid is of niet |
yana-梁 | fuik; visdam; visweer (om een vis door de rivier te geleiden) |
yanagawa-柳川 | modderkruiper (riviervis, Cobitoidea) |
yanagawa-柳川 | (afk. voor) stoofpot van modderkruiper en klis(wortel) |
yanagawanabe-柳川鍋 | stoofpot van modderkruiper en klis(wortel) |
yanagidaru-柳樽 | een traditioneel wilgenhouten sakevat met twee lange handgrepen (gebruikt bij bruiloften en partijen) |
yanami-家並み | een rij huizen; huizenrij |
yanami-家並み | elk [ieder] huis |
yani-やに | zodat (is een streekgebonden uitspraak van yōni (Tajima-ben en Tottori-ben)) |
yani-やに | Zeg...?; ..., zeg! (is een uitdrukking die alleen wordt gebruikt indien de spreker de luisteraar iets vertelt wat hij/zij nog niet wist en is dialect |
yanushi-家主 | huiseigenaar |
yan'ya-やんや | toejuichingen (zoiets als: Ned. bravo!; (Eng. wow); luid applaus |
yariba-遣り場 | vluchtoord; schuilplaats; uitlaatklep (fig.) |
yarido-遣り戸 | schuifdeur |
yarikake-遣り掛け | onvoltooid; niet af; (nog) in uitvoering |
yarikirenai-遣り切れない | on(ver)draaglijk; onuitstaanbaar; onduldbaar |
yarikomeru-遣り込める | iem. neerbuigend toespreken; iem. tot zwijgen brengen |
yarimizu-遣り水 | (in een Japanse tuin) stroom; beekje |
yaritori-遣り取り | geven en nemen; (brieven) uitwisselen; debatteren |
yasehosoru-瘦せ細る | dunner worden; vermageren; uitgemergeld raken |
yasen-野選 | (honkbal) fielder's choice; de keuze van veldspeler (als hij na een honkslag kan kiezen de slagman uit te schakelen of een andere honkloper) |
yashiki-屋敷 | groot herenhuis; villa |
yashiki-屋敷 | perceel; (bouw)terrein; grondgebied (van huis met erf of landbouwgrond) |
yashiki-屋敷 | (afk. voor bukeyashiki) behuizing van de krijgselite (in feodaal Japan) |
yashikibōkō-屋敷奉公 | huisbediende [dienaar] van een feodale heer [samoerai] |
yashikizutome-屋敷勤め | huisbediende [dienaar] van een feodale heer [samoerai] |
yashusentaku-野手選択 | (honkbal) fielder's choice; de keuze van veldspeler (als hij na een honkslag kan kiezen de slagman uit te schakelen of een andere honkloper) |
yassamossa-やっさもっさ | kabaal; rumoer; herrie; gedruis; opschudding |
yasubushin-安普請 | gebouwen [huizen] die op een goedkope manier zijn gebouwd (vaak met slechte materialen) |
yasudaiji-易大事 | iets dat er eenvoudig uitziet, maar in werkelijkheid zeer belangrijk is |
yasuge(na)-安げ(な) | (lit.) iets dat er vreedzaam [rustig] uitziet; vredig; rustig |
yasuge(na)-安げ(な) | (lit.) iets dat er zo gemakkelijk en eenvoudig uitziet |
yasumu-休む | pauzeren; rusten; uitrusten |
yasumu-休む | verzuimen; afwezig zijn; vrij zijn [nemen] (van werk, etc.) |
yasuppoi-安っぽい | er goedkoop uitzien |
yasurai-休らい | (lit.) het uitrusten; rust; ontspanning; pauze |
yasurau-休らう | rusten; uitrusten |
yasuuri-安売り | koopje(s); uitverkoop; opruiming |
yasuyasu-安安 | (vaak gebruikt in combinatie met to) vredig; zonder problemen |
yasuyasu-易易 | (vaak gebruikt in combinatie met to) heel gemakkelijk, eenvoudig, simpel; met groot gemak; erg toegankelijk (fig.) |
yatchaba-やっちゃ場 | markt voor groente en fruit in Tokio (zo genoemd vanwege de uitroepen tijdens de veiling: yatcha, yatcha) |
yatō-野盗 | bandiet; (struik)rover |
yatto-やっと | eindelijk (met veel moeite); ten langen leste; uiteindelijk; tenslotte |
yattokosa-やっとこさ | (uitroep) hup, hup! zet hem op! joehoe! |
yattokosa-やっとこさ | eindelijk; uiteindelijk; tenslotte |
yattsukeru-やっつける | en aanval plaatsen; aanvallen; achter iemand aangaan; (neer)slaan; verslaan; opruimen; vermoorden |
yattsukeshigoto-やっつけ仕事 | haastwerk; slordig uitgevoerde klus |
yawahada-柔肌 | (jonge) zachte huid |
yawarakai-柔らかい | zacht; buigzaam; flexibel; soepel |
yazukuri-家造り | het bouwen van een huis\ |
yō-様 | uiterlijk; verschijning; voorkomen; manier; situatie |
yō-癰 | karbonkel; steenpuist; negenoog |
yōan-溶暗 | fade-out; (beeld) het vervagen [uitvloeien]; in het donker verdwijnen |
yoasobi-夜遊び | het uitgaansleven; nachtleven |
yobigoe-呼び声 | roep; schreeuw; kreet; uitroep |
yobiireru-呼び入れる | iem. uitnodigen (om binnen te komen); iem. binnenvragen |
yobijio-呼び塩 | speciaal zout dat wordt gebruikt bij het ontzouten |
yobikakeru-呼びかける | uitroepen; aanroepen; een oproep doen |
yobiko-呼び子 | fluitje (om iemand te waarschuwen of roepen) |
yobikomu-呼び込む | iem. uitnodigen (om binnen te komen); iem. binnenvragen |
yobu-呼ぶ | roepen; uitroepen; schreeuwen |
yobu-呼ぶ | uitnodigen |
yobuko-呼ぶ子 | fluitje (om iemand te waarschuwen of roepen) |
yōdai-容態 | (iemand's) uiterlijk; uiterlijke verschijning |
yōgen-用言 | (taalkunde) een verbuigbaar woord; woord dat men kan vervoegen |
yōgin-洋銀 | Duits zilver; nikkelzilver; nieuwzilver |
yōgin-洋銀 | buitenlandse zilveren munten geïmporteerd in Japan vanaf het einde van de Edo-periode |
yogiru-過る | oversteken; doortrekken; (door)kruisen |
yōgo-洋語 | Japans leenwoord uit een westerse taal |
yōgo-用語 | terminologie; term; woordgebruik |
yogore-汚れ | vuil; vlek |
yogoreru-汚れる | vies worden; bevuild [besmet] raken |
yogosu-汚す | vuil maken; besmeuren; bevuilen |
yōgu-用具 | instrument; gereedschap; werktuig |
yohaku-余白 | blanco; lege ruimte; marge; kantlijn |
yohaku-余白 | witruimte; negatieve ruimte (in kunst en design) |
yōhin-用品 | benodigdheden; gebruiksartikelen |
yōhō-用法 | gebruiksvoorschrift; gebruiksaanwijzing |
yoi-良い | goed; prima; uitstekend; geschikt |
yoidore-酔いどれ | dronkaard; zuiplap; dronkenlap |
yoitsubureru-酔い潰れる | stomdronken worden; zich bewusteloos drinken; comazuipen |
yojijukugo-四字熟語 | vierkarakterwoord; woord bestaande uit vier karakters [kanji] |
yōjinbō-用心棒 | lijfwacht; bodyguard; bewaker; uitsmijter |
yōjinbō-用心棒 | stok gebruikt voor zelfverdediging |
yojōhan-四畳半 | een kleine kamer [ruimte] |
yokaku-予覚 | voorgevoel; intuïtie |
yōkan-洋館 | een huis [gebouw] in Westerse [Europese] stijl |
yokka-翼下 | onderzijde van vleugels (van een vogel of vliegtuig) |
yokkaichizensoku-四日市喘息 | Yokkaichi asthma, veroorzaakt door inademen van zwaveldioxide (vervuilingsziekte in Japanse prefectuur Mie tussen 1960 en1972) |
yokkaku-浴客 | badhuis bezoeker [gast] |
yokkyaku-浴客 | badhuis bezoeker [gast] |
yōkō-洋行 | (studie)reis (vanuit Japan) naar het buitenland [het Westen] |
yōkō-洋行 | (in China) algemene benaming voor handelsondernemingen in bezit van buitenlanders |
yokobue-横笛 | dwarsfluit |
yokogiru-横切る | kruisen; oversteken; overvaren |
yokome-横目 | zijwaartse [schuine] blik |
yokomichi-横道 | de verkeerde kant; het verkeerde pad; afdwaling; uitweiding |
yokosuberi-横滑り | zijwaartse beweging [slip; schuiver]; zijslip (van auto, skiër, etc.) |
yokotawaru-横たわる | zich uitstrekken (over) |
yokoyure-横揺れ | het slingeren [rollen] (van een schip, vliegtuig, e.d.) |
yoku-良く | buitengewoon |
yoku-良く | bekwaam; kundig; juist; correct |
yokujō-浴場 | badhuis |
yokuseki-よくせき | uitzonderlijk; extreem; buitengewoon; onvermijdelijk |
yokusō-浴槽 | badkuip; ligbad |
yokutokuzuku-欲得ずく | dingen te doen uit eigenbelang; berekenend zijn |
yokuyō-抑揚 | intonatie; inflexie; stembuiging; modulatie |
yokuyō-浴用 | (voor gebruik in bad) bad- |
yokuyoku-善く善く | uitzonderlijk; buitengewoon; extreem |
yōma-洋間 | kamer [ruimte] in westerse stijl; westerse kamer |
yome-夜目 | in het donker; in duisternis; bij nacht |
yome-嫁 | bruid; echtgenote |
yomeiribune-嫁入り舟 | boot(je) om een bruid (pasgetrouwde echtgenote) te vervoeren (naar het huis van de echtgenoot) |
yometoome-夜目遠目 | (gezegde) Bij duisternis kan men geen onderscheid maken tussen mooi en lelijk. (lett. een vrouw in het donker, in de verte) |
yometori-嫁取り | een bruid nemen; een vrouw trouwen |
yomikata-読み方 | leeswijze; uitspraak (v.e. karakter) |
yomikuse-読み癖 | vreemde [idiomatische] uitspraak [lezing] |
yomu-詠む | een Japans gedicht componeren [schrijven]; als thema voor een gedicht gebruiken |
yōmuin-用務員 | conciërge; huisbewaarder |
yonō-予納 | vooruitbetaling |
yopparai-酔っぱらい | dronkenman; dronkenlap; zuiplap |
yoroke-蹌踉 | wankeling; struikeling; gestrompel |
yorokeru-蹌踉ける | waggelen; wankelen; struikelen; strompelen |
yoromeku-蹌踉めく | struikelen; strompelen; wankelen |
yorozu-万 | tienduizend; een heel groot aantal |
yosebashi-寄せ箸 | eetstokjes waarmee men (kom met) een gerecht naar zich toe trekt (onjuist gebruik van eetstokjes) |
yōshi-容姿 | (iemand's) verschijning; voorkomen; uiterlijk; gestalte |
yoshibue-葦笛 | rietpijp; rietfluit |
yosō-予想 | verwachting; vooruitzicht; voorspelling; veronderstelling |
yosomono-余所者 | (geen standaard term, soms onbeleefd) buitenlander; vreemdeling; buitenstaander; outsider |
yōsu-様子 | verschijning; uiterlijk; voorkomen |
yosutebito-世捨て人 | Kluizenaar; heremiet |
yotamono-与太者 | deugniet; nietsnut; gangster; schurk; schavuit; vandaal (Eng.hooligan) |
yōtashi-用足し | zakelijke transactie; uitvoering van werkzaamheden |
yotayota-よたよた | (onomatopee) struikelend; wankelend |
yōto-用途 | gebruik; gebruikswijze; nut |
yotsukado-四つ角 | kruispunt |
yotsumi-四つ身 | een (kruiselingse) greep bij sumo worstelen |
yotsutsuji-四つ辻 | kruispunt; (weg)kruising |
yōyaku-漸く | uiteindelijk; tenslotte; ten langen leste |
yōyaku-要約 | samenvatting; uittreksel; overzicht |
yōyou-漸う | (uit)eindelijk; tenslotte |
yoyū-余裕 | marge; overschot; (genoeg) ruimte [tijd; geld] |
yūbinuke-郵便受け | persoonlijke brievenbus; postbus (aan huis) |
yubiori-指折り | belangrijk; eminent; uitmuntend; prominent |
yubizumō-指相撲 | duimworstelen |
yūbō-有望 | goede vooruitzichten; veelbelovend zijn |
yūbōkabu-有望株 | een veelbelovend persoon; persoon met goede vooruitzichten |
yūbōkigyō-有望企業 | een veelbelovende onderneming; een onderneming met goede vooruitzichten |
yubune-湯船 | badkuip |
yūdachi-夕立 | avondregen; plotselinge regenbui (in de avond) |
yudan-油断 | onoplettendheid; onzorgvuldigheid; onvoorbereid zijn (etymologie: het licht gaat uit door het niet op tijd bijvullen van de lampolie) |
yūdō-有道 | (het volgen van) de juiste weg; deugdzaam levenspad |
yudono-湯殿 | badkamer; badruimte |
yūgaku-遊学 | studie in het buitenland |
yugamu-歪む | kromtrekken; vervormd zijn; buigen; verbogen zijn |
yūgigu-遊戯具 | speeltoestel (zoals glijbaan, etc., b.v. in speeltuinen) |
yūhai-有配 | dividend uitkerend aandeel |
yūhei-幽閉 | hechtenis; detentie; opsluiting |
yuinō-結納 | (ceremoniële) uitwisseling van verlovingsgeschenken |
yuinōkin-結納金 | gift van de familie van de a.s. bruidegom aan de familie van de a.s. bruid bij een verloving |
yūjūfudan-優柔不断 | besluiteloosheid |
yukashita-床下 | (ruimte) onder de vloer |
yūkemuri-夕煙 | rook die opstijgt uit de kamado bij het bereiden van het avondeten |
yukikaki-雪搔き | het sneeuwruimen |
yukimidōrō-雪見灯籠 | een lage stenen tuinlantaarn (met grote platte kap) |
yukimushi-雪虫 | wolluis |
yūkin-遊金 | ongebruikt [onbelegd; inactief] geld |
yukioroshi-雪下ろし | sneeuwwind; een wind die sneeuw meevoert uit de bergen |
yukitsuku-行き着く | (de bestemming) bereiken; uitkomen op [bij]; tot de conclusie komen |
yukuyuku-行く行く | in de toekomst; eens; ooit; uiteindelijk |
yūkyū-遊休 | inactiviteit; buiten werking; buiten gebruik |
yūmai-幽昧 | (arch.) diepe duisternis |
yumeuranai-夢占い | oneiromantie; droomuitlegging; waarzeggerij gebaseerd op dromen |
yuna-湯女 | een prostituee in een badhuis |
yunittogatatōshishintaku-ユニット型投資信託 | unit investment trust, Amerikaans beleggingsfonds dat op de beurs wordt verhandeld en een vaste effectenportefeuille heeft met een vaste levensduur |
yunitto・kitchin-ユニット・キッチン | keuken bestaande uit vaste keukenblokken; kleine geprefabriceerde keuken |
yunohana-湯の花 | sedimenten uit warmwaterbronnen, wordt verkocht als badzout |
yuoke-湯桶 | (Japanse) badkuip |
yūran-遊覧 | (toeristische) excursie; pleziertochtje; uitstapje; het bezoeken van bezienswaardigheden |
yurankan-輸卵管 | de eileider (buis van Fallopio) |
yūransuru-遊覧する | een (toeristisch) uitstapje [excursie] maken |
yuryō-湯量 | hoeveelheid water uit een warmwaterbron |
yusan-遊山 | pleziertocht; plezierreis; uitstapje; uitje; tochtje; excursie |
yūseigachi-優勢勝ち | (judo) overwinning door overmacht [bij scheidsrechter's besluit] |
yūsen-有線 | (afk. voor) kabeluitzending |
yūsenhōsō-有線放送 | kabeluitzending |
yūshoku-有職 | een baan [werk] hebben; een beroep uitoefenen |
yūshū-優秀 | excellent [superieur; uitmuntend; bewonderenswaardig] zijn |
yūshū-幽囚 | gevangenneming; opsluiting |
yushutsu-輸出 | export; uitvoer |
yūsoku-有職 | kennis van etiquette [gebruiken] |
yūsu-ユース | gebruik; toepassing |
yūsuru-有する | hebben; bezitten; uitgerust zijn met |
yūtairui-有袋類 | buideldier |
yutanpo-湯湯婆 | kruik; warmwaterzak |
yūtō-優等 | superioriteit; uitmuntendheid; hogere rang [klasse]; cum laude |
yutori-ゆとり | ruimte; bewegingsruimte; speelruimte; armslag |
yūtōsei-優等生 | een uitmuntende [excellente] student [persoon] |
yuttari-ゆったり | losjes; ruim |
yuya-湯屋 | openbaar [publiek] badhuis; gebouw (bij een tempel of heiligdom) met badhuis |
yūyarō-遊冶郎 | een levensgenieter; losbandig persoon; losbol; vrijbuiter |
yūyo-有余 | (iets) meer dan... ; ... en meer; ruim ... |
yūyō-有用 | nuttig [behulpzaam; bruikbaar] zijn |
yūyo-猶予 | uitstel |
yūyoku-遊弋 | vaartocht; cruise |
yūyoku-遊弋 | patrouillering op zee |
yūzā-ユーザー | gebruiker; consument |
yūzen-油然 | opwellen; opborrelen; uitstromen |
yūzūmuge-融通無碍 | onbevangenheid; buigzaamheid; veerkrachtigheid; veelzijdigheid |
yū・bōto-ユー・ボート | U-boot (Unterseeboot, Duitse onderzeeboot [onderzeeër] in gebruik tijdens de Eerste en de Tweede Wereldoorlog) |
yū・esu・bī-ユー・エス・ビー | USB (universele seriële bus, standaard voor de aansluiting van randapparatuur op computers) |
za-挫 | (in kanji combinaties) verpletteren; breken; verstuiken |
zaazaa-ざあざあ | (geluid van) harde regen [hard stromend water] |
zagane-座金 | metalen sluitring |
zai-在 | platteland; buitenwijk |
zaieki-在役 | in de gevangenis zitten; een gevangenisstraf uitzitten |
zaigai-在外 | overzee; in het buitenland |
zaigaishisan-在外資産 | buitenlandse activa |
zaike-在家 | huis in privébezit (op het platteland) |
zaike-在家 | (in de middeleeuwen) landhuis met grondgebied |
zainichi-在日 | het verblijven [wonen] (van buitenlanders) in Japan |
zainō-財嚢 | portemonnee, geldbeurs, portefeuille |
zairyō-材料 | feiten; bewijsvoering; basis (voor een besluit); motivering |
zaitaku-在宅 | het thuis zijn |
zaitakusuru-在宅する | thuis zijn; thuis blijven |
zaku-ざく | diverse groenten (zoals groene ui) voor eenpansgerechten zoals sukiyaki |
zakuzaku-ざくざく | (onomatopee) krakend geluid (zoals bij lopen op ijzige sneeuw) |
zangai-残骸 | wrak; wrakstuk; brokstuk; puin; overblijfselen |
zangensuru-讒言する | belasteren; kwaadspreken; valse beschuldigingen uiten |
zanzen-嶄然 | prominent [in 't oog lopend; opzienbarend; uitblinkend; uitmuntend; ongeëvenaard] zijn |
zappi-雑費 | (diverse) kleine uitgaven [bestedingen] |
zaraba-ザラ場 | (op de handelsbeurs) continue handel; doorlopende sessie (van de eerste transactie tot de sluiting) |
zāsai-ザーサイ | ingelegde mosterdkool uit Sichuan (Chinese provincie); ingemaakte Sichuan groente; (Eng. Szechuan [Szechwan] pickles); (Chn. zhacai) |
zasetsusuru-挫折する | falen; mislukken; ineenstorten; uit elkaar vallen |
zassō-雑草 | onkruid |
zatsuboku-雑木 | gemengd bos (bestaande uit verschillende soorten bomen) |
zatsueki-雑益 | bijverdiensten; inkomsten uit nevenactiviteiten |
zatsugaku-雑学 | gevarieerde kennis (over uiteenlopende onderwerpen) |
zatsuon-雑音 | geruis; geluid; ruis (van harttonen, frequenties, e.d.) |
zatsuzen-雑然 | wanorde; warboel; puinhoop |
zawameku-ざわめく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren) |
zawatsuku-ざわつく | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig; onrustig] zijn; ritselen (van bladeren); rillen |
zawazawa-ざわざわ | (onomatopee) luidruchtig; lawaaierig; onrustig; geritsel (van bladeren); rillerig |
zawazawasuru-ざわざわする | (onomatopee) luidruchtig [lawaaierig] zijn; commotie veroorzaken; ritselen (van bladeren); rillen; bibberen |
zāzā-ざーざー | (onomatopee) (het geluid van) gekletter van harde regen |
zeichiku-筮竹 | (50) bamboestokjes, die worden gebruikt om de toekomst te voorspellen |
zeisei-税政 | Belastingdienst (de uitvoerende macht die te maken heeft met belastingen) |
zekke-絶家 | uitgestorven familie; familie waarvan alle leden zijn overleden |
zekkei-絶景 | prachtig uitzicht; schitterend landschap |
zen-漸 | geleidelijke vooruitgang |
zenchishiki-善知識 | (boeddh.) iem. die de Boeddhistische leer uitlegt en mensen leidt naar de juiste (Boeddhistische) weg |
zendaimimon-前代未聞 | ongekend [buitengewoon] zijn; nooit eerder voorgekomen |
zendō-善道 | (boeddh.) de goede [juiste] weg; de weg van rechtschapenheid [deugdzaamheid] |
zeneraru・mōgēji-ゼネラル・モーゲージ | algemene bedrijfsobligaties (uitgegeven door bedrijven die bij speciale wetgeving zijn opgericht, zoals elektriciteitsbedrijven, e.d.) |
zenkei-前傾 | het vooroverbuigen; anteversie |
zenkin-前金 | voorschot; vooruitbetaling |
zenko-全戸 | de gehele familie; iedereen in de familie; alle families [huizen] (in de buurt; stad) |
zenryaku-前略 | inkorting van een citaat aan het begin; een uitdrukking in een brief, om aan te geven dat er zinnen in het begin weggelaten worden |
zenshin-全身 | het hele lichaam; ten voeten uit |
zenshin-前進 | vooruitgang; voorwaartse beweging; vordering; verbetering |
zenshin-漸進 | geleidelijke vooruitgang [ontwikkeling] |
zenshō-前哨 | buitenpost; afgelegen standplaats |
zenshōtō-前照灯 | koplamp (van een voertuig) |
zensōhō-漸層法 | climax (een retorische methode waarbij men een opeenvolging van steeds sterkere uitdrukkingen gebruikt) |
zentei-前庭 | voortuin |
zentei-前提 | veronderstelling; aanname; uitgangspunt |
zento-前途 | toekomstperspectief; vooruitzicht |
zentotanan-前途多難 | sombere vooruitzichten; problemen in de toekomst |
zentoyōyō-前途洋洋 | veelbelovende toekomst; goede vooruitzichten |
zen'aku-善悪 | goed en slecht; juist en fout |
zen'yō-善用 | het goed gebruik maken van |
zen'yōsuru-善用する | goed gebruik maken (van); je tijd goed gebruiken [benutten] |
zeraniumu-ゼラニウム | (tuin)geranium (Pelargonium) |
zesshō-絶唱 | prachtig [uitmuntend; mooi] gedicht of lied |
zetsugi-絶技 | uitblinkend kunststuk; stunt; voortreffelijk optreden [acteerwerk]; goede techniek |
zetsumetsu-絶滅 | uitsterving; uitroeiing |
zetsumyō-絶妙 | uitmuntendheid; volmaaktheid; perfectie |
zettaizetsumei-絶体絶命 | uitzichtloze situatie; situatie waaruit geen ontsnapping mogelijk is; in een hoek gedreven zijn |
zettō-絶倒 | het in lachen uitbarsten; schaterlachen |
zōbin-増便 | toename van openbaar vervoer (bus, trein, vliegtuig) |
zōchiku-増築 | uitbreiding van een gebouw; aanbouw |
zōen-造園 | landschapsarchitectuur; tuinontwerp |
zōfuku-増幅 | versterking (elektriciteit, geluid) |
zōgon-雑言 | schuttingtaal; grof taalgebruik; scheldwoorden |
zōhatsu-増発 | vergroting van de uitgifte van bankbiljetten, obligaties, e.d. |
zōhibyō-象皮病 | elefantiasis (huidaandoening) |
zōho-増補 | aanvulling; uitbreiding |
zōhyō-雑兵 | een onbeduidende [onbelangrijke] persoon binnenin een organisatie; een werkmier |
zōkan-増刊 | speciale uitgave van een tijdschrift of boek |
zōki-雑木 | gemengd bos (bestaande uit verschillende soorten bomen) |
zokkai-俗解 | populaire [algemene; oppervlakkige] uitleg [interpretatie] |
zokkō-続稿 | een doorlopend manuscript; voortzetting [uitbreiding] van een bestaand manuscript |
zokkon-ぞっこん | geheel; uit de grond van je hart |
zoku-賊 | verrader; rebel; opstandeling; muiter |
zokuke-俗気 | wereldlijke gerichtheid; platvloersheid; uit zijn op roem of geld |
zokuryū-粟粒 | iets heel kleins; kruimeltje |
zonde-ゾンデ | sonde; (onbemand) ruimtevaartuig |
zōsetsu-増設 | uitbreiding; verhoging; vergroting |
zōshitsu-蔵室 | pakhuis; voorraadschuur; opslagplaats |
zōteishiki-贈呈式 | uitreikingsceremonie |
zubanukeru-ずば抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zubazuba-ずばずば | (onomatopee) uitgesproken; eerlijk; recht op de man af |
zubunure-ずぶ濡れ | kletsnat [druipnat; doorweekt] zijn |
zukeru-付ける | (achtervoegsel) drukt uit de intentie om iets te doen |
zuku-ずく | (achtervoegsel) drukt de intentie uit (om iets te doen) |
zūmu・auto-ズーム・アウト | (fotografie) het uitzoomen |
zunukeru-図抜ける | de beste zijn; opvallen; zichzelf onderscheiden; (met kop en schouders) uitsteken boven; uittorenen boven |
zurasu-ずらす | bewegen; verschuiven; (van plaats) veranderen; wijzigen |
zure-ずれ | vertraging; discrepantie; kloof; verschuiving; afglijding |
zurekomu-ずれ込む | uitgesteld [vertraagd; verplaatst; verzet] worden |
zureru-ずれる | wegglijden; naar beneden glijden; verschuiven |
zuri-ずり | rotsgruis; rotsaarde (uit een mijn) |
zuriagaru-ずり上がる | omhoog glijden; opkruipen (van kleding) |
zuruchin-ズルチン | dulcine (ook bekend als sucrol, een kunstmatige zoetstof veel zoeter dan suiker) |
zurui-狡い | slim; sluw; geslepen; uitgekookt |
zurukeru-ずるける | niet veel doen; de kantjes eraf lopen; spijbelen; lui zijn |
zuruzuru-ずるずる | slurpend; zuigend; snuivend |
zushite-ずして | (werkwoordsuitgang -zu + shite) zonder ... te doen [zijn] |
zuto-ずと | (werkwoordsuitgang -zu + to) zelfs zonder te... |