Kruisverwijzing
barst
lemma | meaning |
---|---|
akagire-皹 | kloofje (in de huid); barst; scheur |
baku-爆 | uitbarsting; ontploffing; explosie |
bakuhatsu-爆発 | explosie; ontploffing; uitbarsting |
bakuretsu-爆裂 | explosie; ontploffing; uitbarsting |
boppatsu-勃発 | uitbraak (b.v. van een oorlog); uitbarsting; plotselinge gebeurtenis |
emu-笑む | openbarsten (van de beschermhuls [vruchtwand] van een noot e.d.) |
fukidasu-吹き出す | uitbarsten (in lachen, huilen, etc.) |
fuku-噴く | uitstoten; uitbarsten; overkoken; spuiten |
funka-噴火 | (vulkaan)uitbarsting; eruptie |
funkazan-噴火山 | een uitbarstende [actieve] vulkaan |
funpan-噴飯 | belachelijk [absurd; idoot] zijn; het plotseling in lachen uitbarsten [je verslikken door het lachen] |
gekihatsu-激発 | (woede)uitbarsting; vlaag van woede |
gingin-ぎんぎん | barstende hoofdpijn |
gojinka-御神火 | een vergoddelijkte vulkaan; vuur en rook van een vulkaanuitbarsting gezien als een god |
gyūzume-ぎゅう詰め | bomvol [volgepropt; barstensvol; tjokvol] zijn |
hachikireru-はち切れる | barstensvol [boordevol] zitten |
hairu-入る | (beginnen te) scheuren; barsten |
hajikeru-弾ける | openbarsten; uitbarsten; openscheuren |
harisakeru-張り裂ける | (open)barsten; scheuren; in stukjes breken |
hasseisuru-発生する | gebeuren; zich voordoen; ontstaan; voortkomen (uit); uitbreken (van ziekte, etc.); uitbarsten (vulkaan) |
hibi-皹 | barst; scheur; kloof; spleet; kloof |
hiware-干割れ | barst(en) (door uitdroging) |
hiwareru-干割れる | barsten door uitdroging |
hizumu-歪む | vervormd [verbogen; misvormd; gebarsten] zijn |
ikaru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten; opspelen; (iem.) uitschelden |
kanba-悍馬 | een onstuimig [onhandelbaar; weerbarstig] paard |
kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
kireru-切れる | breken; splijten; barsten |
kiretsu-亀裂 | scheur; barst; spleet; breuk |
kōhai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kōkai-降灰 | het regenen [neerdalen] van vulkanische as door een vulkaanuitbarsting |
kurakuryūru-クラクリュール | craquelure (barstjes in verfoppervlak) |
nakibeso-泣きべそ | met een gezicht dat op huilen uitbarsten staat |
nakikuzureru-泣き崩れる | in huilen uitbarsten |
neguse-寝癖 | (na het slapen) warrig [weerbarstig] haar; weerborstel |
okoru-怒る | boos [kwaad; woedend] worden; in woede uitbarsten |
panpan-ぱんぱん | (onomatopee) barstensvol; opgezwollen |
sakeru-裂ける | scheuren; openbarsten |
sakuretsu-炸裂 | zware ontploffing; explosie; heftige uitbarsting |
wareme-割れ目 | spleet; kloof; scheur; gleuf; barst |
warenabe-割れ鍋 | gebroken [gebarsten] pot |
yabukeru-破ける | scheuren; breken; barsten |
yabureme-破れ目 | scheur; barst |
zettō-絶倒 | het in lachen uitbarsten; schaterlachen |