Kruisverwijzing
slecht
lemma | meaning |
---|---|
agattari-上がったり | het slecht gaan (van zaken, e.d.) |
aitsugunau-相償う | compenseren; goedmaken; vergoeden; het goede en het slechte brengen elkaar in balans |
akiage-秋上げ | hoge rijstprijzen in de herfst als gevolg van een slechte opbrengst van de rijstteelt |
akidaka-秋高 | hoge rijstprijzen in de herfst als gevolg van een slechte opbrengst van de rijstteelt |
akiochi-秋落ち | slechte oogst in de herfst |
akka-悪化 | achteruitgang; verslechtering; degeneratie; neergang |
akka-悪貨 | kwaad [slecht] geld |
akkan-悪漢 | booswicht; schurk; slechterik; deugniet |
akki-悪鬼 | een kwade geest [godheid] die de mensen op het slechte pad brengt; de god van de onderwereld |
akkō-悪口 | één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
akkō-悪行 | slechte daad; zonde |
akku-悪口 | (boeddh.) één van de 10 slechte daden [zonden], nl. het kwaadspreken |
aku-悪 | het kwaad [de slechtheid] (van natuur, zoals ziekte, natuurrampen, etc.); ondeugd |
aku-悪 | armoedig [armzalig]; van slechte [inferieure] kwaliteit |
aku-悪 | slecht; onbekwaam |
akubi-悪日 | een ongeluksdag; een kwade [slechte] dag; een dag met slechte voortekenen |
akubun-悪文 | slecht opgebouwde [kromme] zinnen |
akubun-悪文 | een slechte (schrijf)stijl (dit woord wordt vaak gebruikt als uiting van bescheidenheid over een eigen brief, e.d.) |
akuchi-悪地 | slechte grond; land dat ongeschikt is voor landbouw e.d. |
akuchi-悪血 | slecht bloed (bloed dat door ziekte een verkeerde samenstelling heeft) |
akuchishiki-悪知識 | een kwaadaardig iemand die mensen op het slechte pad brengt |
akudama-悪玉 | een slecht iemand; een booswicht [boef]; iem. met een slecht karakter |
akudō-悪道 | (boeddh.) het slechte pad volgen, d.w.z. in deze wereld slechte dingen doen en daardoor na de dood in de hel komen |
akudō-悪道 | slecht [onzedelijk; losbandig] gedrag |
akudō-悪道 | een slechte weg; een slecht [onbegaanbaar] pad |
akudōmono-悪道者 | een slechte [losbandige] persoon |
akueikyō-悪影響 | slechte invloed; averechts effect |
akuekishitsu-悪液質 | cachexie; een slechte lichamelijke toestand met vermagering en verval van krachten als gevolg van ondervoeding of ziekte (b.v. kanker) |
akuen-悪縁 | (boeddh.) slecht karma; lotsbestemming; noodlot |
akuen-悪縁 | slechte relatie [verbinding; band; connectie] |
akufu-悪婦 | een vrouw met een slecht [opvliegend] karakter [humeur; temperament] |
akufū-悪風 | een slechte gewoonte; slechte manieren |
akugata-悪形 | de rol van de slechterik [schurk] in Kabuki theaterstukken |
akugō-悪業 | (boeddh.) slechte daden; slecht gedrag; zonde |
akugyō-悪業 | slechte daden; slecht gedrag; zonde |
akugyō-悪行 | slechte daad; zonde |
akuhei-悪弊 | kwade [corrupte] praktijken [gewoonten] (die slechte gevolgen hebben) |
akuheki-悪癖 | een slechte gewoonte |
akuhen-悪変 | verslechtering; verandering ten kwade |
akuhensuru-悪変する | slechter worden |
akuhitsu-悪筆 | een slecht [lelijk] handschrift |
akuhitsu-悪筆 | een slechte penseel; penseel van slechte kwaliteit |
akuhō-悪報 | (boeddh.) straf [ongeluk; pech] als gevolg van slechte daden |
akuhō-悪報 | slecht nieuws; slechte berichten |
akuhō-悪法 | slechte methode [manier; procedure] |
akuhō-悪法 | slechte wetgeving |
akuhō-悪法 | (boeddh.) een slechte leer |
akuhyō-悪評 | een slechte reputatie; berucht zijn |
akuhyō-悪評 | slechte [negatieve] recensie [kritieken]; beledigende opmerking(en) |
akui-悪意 | kwaadaardigheid (t.o.v. iem.); slechte bedoelingen |
akuinakka-悪因悪果 | die kwaad doet, kwaad ontmoet (als men slechte dingen zaait, zal men ook slechte dingen moeten oogsten) |
akuji-悪事 | misdaad; slechte daad |
akujiki-悪食 | eenvoudig eten; slecht [onsmakelijk] eten |
akujo-悪女 | een slechte [boosaardige] vrouw |
akuka-悪貨 | kwaad [slecht] geld |
akuma-悪魔 | een door en door slechte [wrede; onmenselijke] persoon |
akume-悪目 | pech; slechte omstandigheden [situatie] |
akumei-悪名 | een slechte naam; slechte reputatie |
akumonogui-悪物食い | eenvoudig eten; slecht [onsmakelijk] eten |
akumyō-悪名 | een slechte naam [reputatie] |
akunen-悪念 | slechte dingen van plan zijn; kwade opzet [gedachten; motieven; bedoelingen]; kwaadwillendheid |
akunenriki-悪念力 | algehele toewijding aan [gericht zijn op] slechte daden |
akunichi-悪日 | een ongeluksdag; een kwade [slechte] dag; een dag met slechte voortekenen |
akuningata-悪人形 | de rol van de slechterik [schurk] in Kabuki theaterstukken |
akuninshōkisetsu-悪人正機説 | juist slechte mensen ontvangen de gunsten van Amida Boeddha (een theorie van Shinran (1173-1262), de stichter van de boeddhistische Jōdoshin school) |
akurei-悪例 | een slecht voorbeeld |
akuro-悪路 | een slechte weg; een moeilijk begaanbare weg |
akusai-悪妻 | een slechte echtgenote; een kenau [helleveeg] |
akusai-悪才 | iemand met talent voor kwade [slechte] dingen |
akusatsu-悪札 | slecht [lelijk] schrijfwerk (zegt men van eigen handschrift) |
akusei-悪声 | slechte [lelijke] stem |
akusei-悪声 | slechte reputatie [naam] |
akusei-悪政 | slechte politiek [slecht bestuur]; wanbeleid |
akusen-悪銭 | geld van slechte kwaliteit |
akushin-悪心 | kwade [slechte] bedoelingen; boze opzet |
akushitsu-悪質 | slechte kwaliteit |
akushitsu-悪質 | een slecht karakter; kwaadaardig [gemeen] zijn |
akushō-悪性 | een kwaadaardig [boosaardig; slecht; verdorven; gemeen] karakter |
akusho-悪所 | een slechte plek; rosse buurt; bordeel |
akusho-悪書 | een slecht [verdorven] boek (qua inhoud) |
akusho-悪書 | een slecht handschrift |
akushōdokoro-悪性所 | een plaats van slechte zeden; een bordeel |
akushoku-悪食 | eenvoudig eten; slecht [onsmakelijk] eten |
akushu-悪手 | een verkeerde [slechte] zet bij een spel (bv. schaken of go) |
akushū-悪習 | een slechte gewoonte |
akushu-悪趣 | (boeddh.) het slechte pad |
akushu-悪酒 | slechte [goedkope] sake |
akushumi-悪趣味 | slechte [goedkope] smaak; wansmaak |
akusō-悪僧 | een slechte monnik; een monnik die zich slecht gedraagt |
akusō-悪相 | een slecht [kwaad] voorteken [voorgevoel] |
akusōkyū-悪送球 | (van honkbal) een slechte worp (die zijn doel mist) |
akutare-悪たれ | met opzet kattenkwaad uithalen; een schelmenstreek uithalen; zich slecht [wild] gedragen |
akuten-悪天 | slecht weer |
akuten-悪点 | een slechte beoordeling [recensie]; kwade kritiek |
akutenkō-悪天候 | slecht weer; ruw [stormachtig] weer |
akuto-悪徒 | een slechte [kwaadaardige] man |
akutō-悪投 | een buitengewoon slechte [afzwaaiende] worp van een (verre) veldspeler bij honkbal |
akuyū-悪友 | een slechte vriend |
amanojaku-天の邪鬼 | slechterik; verdorven persoon; tegendraads [koppig] persoon; dwarsligger |
anbu-暗部 | donker [duister] gedeelte [aspect]; verborgen [slecht; lelijk] deel |
anguiseisha-暗愚為政者 | een domme [slechte] staatsman [ambtenaar] |
anten-暗転 | een (plotselinge) verslechtering; een ongunstige wending |
antensuru-暗転する | het toneel verduisteren voor een scène- [decor] wisseling; en ongunstige wending nemen; (plotseling) verslechteren |
an'ei-暗影 | een slecht voorteken |
arappoi-荒っぽい | ruw; grof; wild; slechtgemanierd |
ashizama-悪し様 | ongunstig; slecht |
atoaji-後味 | nasmaak (fig.); slecht gevoel achteraf |
bakari-ばかり | (geeft aan dat iets is gelimiteerd tot en bepaalde handeling [plaats; ding]): slechts, alleen (maar) |
bakari-ばかり | slechts; niets anders (kunnen) dan... |
bakari-ばかり | (in de uitdrukking: bakari ni): (het kwam) alleen maar door(dat)...; slechts vanwege; eenvoudigweg omdat |
bakarika-ばかりか | niet alleen (maar), niet slechts |
bakkari-ばっかり | slechts; net meer dan; alleen omdat; ongeveer |
bakkashi-ばっかし | ongeveer; slechts; alleen maar |
bōnheddo-ボーンヘッド | het tactisch slecht [dom] spelen (honkbal) |
busahō-無作法 | onbeleefdheid; slechte manieren; inbreuk op de etiquette |
byō-病 | (in kanji combinaties) ziekte; aandoening; kwaal; zwakte; slechte gewoonte |
chinko-沈痼 | langdurige slechte gewoonte |
dabun-駄文 | slecht schrijfwerk; slechte schrijfstijl |
dahon-駄本 | een slecht [waardeloos] boek |
dajare-駄洒落 | flauwe [slechte; goedkope] grap |
dake-だけ | in de mate (dat); slechts; alleen maar |
daku-駄句 | een slecht gedicht [vers] |
dakuru-駄句る | slechte haiku (gedichten) maken [schrijven] |
damono-駄物 | iets van lage kwaliteit; slecht product; rommel; prul |
dasaku-駄作 | slecht stuk werk; prulwerk; prutswerk |
dekisokonai-出来損ない | mislukking; een flop; slecht [afgekeurd; onvolledig] product [artikel] |
demodori-出戻り | terugkeer van een schip naar de vertrekhaven (vanwege verslechterde weersomstandigheden) |
denpō-伝法 | slecht [onbeschoft; ruw] gedrag; een schurk |
egyōfushin-営業不振 | zakelijke malaise; inzinking [verslechtering] van de handel |
fubun-不文 | het slecht schrijven |
fudebushō-筆無精 | slechte (brieven)schrijver |
fudeki-不出来 | slecht vakmanschap; geklungel |
fueisei-不衛生 | slechte hygiëne; onhygiënische omstandigheden [toestand] |
fugyōseki-不行跡 | wangedrag; slecht [onbetamelijk] gedrag |
fuka-不可 | fout; slecht; ongepast; niet te rechtvaardigen; niet toegestaan; niet mogelijk |
fukekka-不結果 | een slecht resultaat |
fukenkō-不健康 | slechte gezondheid |
fukigen-不機嫌 | slecht humeur; ongenoegen; norsheid |
fukitsu-不吉 | ongeluk; pech; slecht voorteken |
fumin-不眠 | slapeloosheid; slechte nachtrust |
furyō-不良 | slecht [inferieur; minderwaardig] zijn |
furyōsaiken-不良債権 | slechte lening; niet verhaalbare [oninbare] lening |
fusaku-不作 | slechte [mislukte] oogst |
fusaku-不作 | slechte kwaliteit (b.v. van een literair werk) |
fuseiseki-不成績 | slechte cijfers (voor een examen); slecht resultaat; slechte prestatie |
fushō-不祥 | pech; slecht voorteken |
futokui-不得意 | iemands zwakke punt; slecht zijn in bepaalde vaardigheden |
gaidoku-害毒 | kwaad; slecht gedrag; slechte [verderfelijke] invloed |
gara-がら | slechte kwaliteit (hout)kool |
gokudō-極道 | slechtheid; verdorvenheid; zondigheid; kwade levensweg; het slechte pad |
gureshamunohōsoku-グレシャムの法則 | wet van Gresham (economie: de stelling dat "slecht geld" "goed geld' verdringt) |
gusaku-愚策 | stom [dwaas] plan; slechte tactiek |
gusaku-愚策 | (bescheiden taalgebruik) mijn slechte plan [tactiek] |
gyakuen-逆縁 | slechte daad die iemand uiteindelijk tot de Boeddhistische leer leidt |
gyakutai-虐待 | slechte [wrede] behandeling; mishandeling; wreedheid |
gyokusekikonkō-玉石混淆 | een mengeling van goede en slechte [waardevolle en waardeloze] dingen (lett. een mengsel van edelstenen en stenen) |
hadaare-肌荒れ | droge ruwe [schilferige] huid; geïrriteerde huid; slechte [ongezonde] huid |
hanamagari-鼻曲がり | iemand met een slecht humeur; brombeer; chagrijn |
hanashibeta-話下手 | een slechte spreker |
hataraku-働く | plegen; begaan; (iets slechts) doen |
heishū-弊習 | slechte gewoonte |
heppoko-へっぽこ | slecht; inferieur (in vaardigheid); nutteloos |
herikutsu-屁理屈 | gebekvecht; haarkloverij; drogreden; verkeerde redenering; slecht argument |
hidarimae-左前 | slechte financiële situatie; (economische) recessie |
hidarimuki-左向き | de verkeerde kant (van een kimono overslag) ; slechte financiële situatie; (economische) recessie |
hieshō-冷え性 | gevoeligheid voor kou; slecht tegen kou kunnen |
hikyō-悲境 | tegenslag; slechte omstandigheden |
hīru-ヒール | (bij prof. worstelen) de slechterik; schurk |
hōkyō-豊凶 | goede oogst en slechte oogst; goed jaar en slecht jaar |
honno-本の | slechts; louter |
hyakugai-百害 | heel slecht; groot fiasco |
ichigonhanku-一言半句 | slechts een paar woorden; (geen) enkel woord |
ikenai-いけない | niet goed; slecht; ondeugend; onbruikbaar |
ikesukanai-いけ好かない | gemeen; slecht; walgelijk; griezelig; eng |
ippen-一遍 | exclusief; alleen; slechts |
ippon'yari-一本槍 | het doorzetten [volharden] met slechts één methode van begin tot eind |
isshin'ittai-一進一退 | eb en vloed; voorspoed en tegenspoed; vooruitgaan en achteruitgaan; goede tijden, slechte tijden |
jadō-邪道 | het pad van het kwaad; slechte pad |
jaken-邪見 | slechte [verkeerde] manier van bekijken [denken] |
jaki-邪気 | slechte [giftige] lucht [damp] |
janen-邪念 | slechte bedoeling(en) [gedachten]; kwade geest |
jūaku-十悪 | (boeddh.) tien slechte daden (die gedrag, taalgebruik en instelling omvatten) |
jungyaku-順逆 | (boeddh.) goede daden en slechte daden |
kaette-却って | des te meer [beter; slechter]; juist daarom; als reactie daarop |
kahi-可否 | goed of slecht; goed of fout |
kaminarioyaji-雷親父 | een slechtgehumeurde [prikkelbare] oude man; een oude brompot [mopperkont] |
kansen-感染 | besmetting (fig.); aangestoken zijn (door slechte ideeën, etc.) |
kanshaku-癇癪 | kwaadheid; slecht humeur; geïrriteerdheid; woede-uitbarsting |
kanshō-癇性 | geïrriteerdheid; lichtgeraaktheid; prikkelbaarheid; slechtgehumeurd zijn |
kasen-寡占 | oligopolie (monopolievorm op de markt van slechts enkele bedrijven) |
kasha-火車 | (boeddh.) vuurwagen (vervoert dode mensen die tijdens hun leven slechte daden hebben begaan naar de hel) |
kashidaore-貸し倒れ | een slechte [oninbare] vordering [schuld; lening] |
kasumime-翳み目 | aandoening waarbij het gezichtsvermogen is verslechterd door ouderdom, ziekte, etc.; slechtziendheid |
katanagare-片流れ | (afk. voor) een structuur met een dak dat slechts aan één kant helt |
keieiakka-経営悪化 | verslechtering van de bedrijfsvoering |
ken'en-犬猿 | als kat en hond; een slechte verstandhouding |
kikibeta-聞き下手 | een slechte luisteraar |
kimiwarugi-気味悪気 | een slecht [onheilspellend] gevoel |
kinkin-僅僅 | slechts; alleen maar; niet meer dan |
kinshō-僅少 | een klein aantal; kleine hoeveelheid; slechts een paar |
kkya-っきゃ | (met ontkenning, drukt uit een intentie of beperking) slechts; enkel; alleen |
kogetsukishikin-焦げ付き資金 | slechte [niet meer te vorderen] lening |
kokugū-酷遇 | mishandeling; slechte [gemene; wrede] behandeling |
kokugūsuru-酷遇する | (iem.) slecht [wreed; gemeen] behandelen; mishandelen |
korebakari-此れ許かり | slechts zo'n klein beetje |
kōten-荒天 | slecht weer; ruw [stormachtig] weer |
kototoittaranai-ことといったらない | niet in woorden uit te drukken zijn (zowel in goede als slechte zin) |
kuchibeta-口下手 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibeta-口下手 | een slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kuchibuchōhō-口不調法 | ongearticuleerd [onwelsprekend] zijn; het slecht spreken |
kuchibuchōhō-口不調法 | slechte spreker; iemand die slecht uit zijn woorden kan komen |
kurai-暗い | donker; schemerig; slecht verlicht |
kusareen-腐れ縁 | een slechte [rottende] relatie (die niet verbroken kan worden) |
kusareru-腐れる | bederven; slecht worden; rotten; verrotten; vergaan |
kusaru-腐る | bederven; slecht worden; rotten; verrotten; vergaan |
kuse-癖 | (vaak slechte) gewoonte; neiging |
kyōbun-凶聞 | slecht nieuws |
kyōchō-凶兆 | een slecht voorteken |
kyōhō-凶報 | slecht nieuws |
kyōkan-凶漢 | slechterik; boosaardige man; schurk |
kyōkō-凶荒 | slechte [mislukte] oogst |
kyōsaku-凶作 | een slechte oogst |
kyūjō-窮状 | slechte [benarde] toestand [situatie; omstandigheden] |
made-まで | ook: zelfs; slechts |
madō-魔道 | het slechte pad; de weg van het kwaad; ketterij |
magatta-曲がった | oneerlijk; verdorven; slecht; kwaadaardig |
makeoshimi-負け惜しみ | een slechte verliezer; onwil [tegenzin] om je nederlaag toe te geven |
meikyōshisui-明鏡止水 | serene [vredige] gemoedsgesteldheid (zonder slechte gedachten) |
misumatchi-ミスマッチ | verkeerde [slechte] combinatie; wanverhouding |
mushakusha-むしゃくしゃ | geërgerd; geïrriteerd; humeurig; slecht-gehumeurd |
mushakushasuru-むしゃくしゃする | geërgerd [geïrriteerd; humeurig; slecht-gehumeurd] zijn |
na-名 | een reputatie; naam; een goede naam; faam; beroemdheid; eer; glorie; een slechte reputatie; gerucht; roddel; kletspraatjes |
na-名 | (slechts) in naam ; uiterlijk; uiterlijke schijn; voorwendsel; excuus; (in) naam (van); op titel van; namens |
nagarezukuri-片流れ造り | een structuur met een dak dat slechts aan één kant helt |
narihateru-成り果てる | (slechts) eindigen als; teruggebracht worden tot; gereduceerd worden tot, verworden tot |
nehan-涅槃 | nirwana; verlichting; (geestelijke) bevrijding van slechte hartstochten en de kringloop van wedergeboortes |
nezumi-鼠 | een slechte persoon; een slechterik |
omei-汚名 | slechte naam [reputatie]; schande; blaam |
onchi-音痴 | geen gevoel hebben (voor); ergens slecht in zijn |
onrī-オンリー | enkel; slechts; alleen maar |
oriashiku-折悪しく | helaas; ongelegen; slecht uitkomend; op een ongelukkig moment; jammer genoeg |
otoru-劣る | slechter [minder] zijn dan; niet zo goed zijn als; niet voldoen aan |
oyajigyagu-親父ギャグ | slechte [flauwe] grap; oude mannengrap (Eng.: dad joke) |
pochi-ぽち | een klein beetje; slechts |
potchi-ぽっち | klein beetje; slechts; schamel; onbeduidend |
rakushu-落手 | een slechte zet bij shogi (Japans schaakspel) |
rakushusuru-落手する | een slechte zet doen bij shogi (Japans schaakspel) |
ranpitsu-乱筆 | slecht [lelijk] handschrift |
rekka-劣化 | verval; aantasting; verslechtering; degeneratie |
retsuaku-劣悪 | (van) slechte [inferieure] kwaliteit |
rettōsei-劣等生 | slechte [trage] leerling; leerling met een leerachterstand |
roakuka-露悪家 | iemand die graag opschept over hoe slecht hij of zij is; iemand die zich voordoet als een slecht persoon |
roakushumi-露悪趣味 | het leuk vinden om op te scheppen over hoe slecht je bent |
saitei-最低 | het laagste; minste; slechtste; minimum |
seihi-正否 | goed of slecht; juist of fout |
seija-正邪 | goed en fout; goed en slecht [kwaad] |
seimoku-井目 | (bij het go-spel, als er een groot verschil in vaardigheid is) het vooraf plaatsen van 9 stenen op het bord door de slechtste speler |
seiu-晴雨 | goed of slecht weer; zon of regen |
sekiaku-積悪 | opeenstapeling van zonden [slechte daden} (in de loop der jaren begaan) |
sekigo-隻語 | (slechts) een enkel woord; een paar woorden |
sekkō-拙攻 | slecht opgezette [voorbereidde] aanval; zwak offensief (bij sportwedstrijden) |
seppitsu-拙筆 | matig [slecht; onbekwaam] handschrift |
setsuaku-拙悪 | inferioriteit lage [slechte] kwaliteit; slechte situatie [smaak] |
shika-しか | (met ontkenning, drukt uit een intentie of beperking) slechts; enkel; alleen |
shirokuro-白黒 | goed of [en] slecht; onschuldig of [en] schuldig |
shiryokushōgai-視力障害 | slechtziendheid |
shiryokushōgaisha-視力障害者 | slechtziende (persoon) |
shissei-失政 | verkeerd beleid; slecht bestuur; wanbestuur; wanbeheer |
shitatarazu-舌足らず | krom praten; slecht woordgebruik; onduidelijke uitleg |
shī・dī・āru-シー・ディー・アール | CD-R, compact disc recordable (kan slechts één keer worden beschreven, daarna meerdere keren worden gelezen) |
shōkafuryō-消化不良 | indigestie; slechte spijsvertering; dyspepsie |
sohan-粗飯 | slechte [armoedige; eenvoudige] maaltijd |
soraoboe-空覚え | een slecht geheugen |
soreppotchi-それっぽっち | zo weinig; zo gering; zo klein; zo'n klein beetje; slechts [alleen maar] dit [dat]; onbelangrijk; onbeduidend; futiel |
suketchifon-スケッチフォン | telefoon voor doven en slechthorenden (met een display en tekstinformatie-invoer) |
tada-徒 | slechts; enkel maar |
tahōtō-多宝塔 | een pagode, bestaande uit (slechts) twee verdiepingen (begane grond en bovenverdieping) (voornamelijk bij Shingon en Tendai Boeddhistische tempels) |
tatakidaiku-叩き大工 | een beginnende [slechte; onhandige] timmerman |
tataru-祟る | een slecht resultaat [slechte situatie] teweegbrengen [veroorzaken] |
tatta-たった | slechts; enkel maar |
teikyū-低級 | lage [slechte] kwaliteit; inferieur [vulgair] zijn |
teimei-低迷 | (voortdurende) ongunstige [slechte] situatie [omstandigheden] |
tsukamaseru-摑ませる | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsukamasu-摑ます | iemand misleiden tot het kopen van een (slecht) product |
tsunbo-聾 | doofheid; slechthorendheid; dove |
tsunbosajiki-聾桟敷 | de dovengalerij (bovenste rijen stoelen in de schouwburg waar de verstaanbaarheid van het toneel slecht is) |
ukina-浮き名 | gerucht; (slechte) reputatie; schandaal |
ukine-浮き寝 | slecht [onrustig] slapen |
ukishizumi-浮き沈み | goede en slechte tijden; ups en downs; stijgen en dalen |
uradoshi-裏年 | slecht oogstjaar |
uramichi-裏道 | slechte [oneerlijke] handelswijze [methode; levenswijze] |
uwanuri-上塗り | het herhalen van (slechte) dingen |
wan・pointo-ワン・ポイント | slechts één patroon of decoratie van borduurwerk op kleding |
warobu-悪ぶ | (arch.) er slecht uitzien |
waruasobi-悪遊び | gemene streek; schelmenstreek; slechte [kwade] geneugten [pleziertjes] |
waruburu-悪ぶる | zich (ten onrechte) voordoen [gedragen] als een schurk [slechterik] |
waruge-悪気 | een slecht gevoel; er slecht uitzien |
warui-悪い | slecht; verkeerd; onjuist; fout; inferieur; zwak |
warui-悪い | slecht; niet passend |
warui-悪い | slecht; onaangenaam; onprettig (gevoel) |
warui-悪い | zich slecht [ziek] voelen |
warui-悪い | van slechte kwaliteit; niet goed; inferieur |
waruimen-悪い面 | slechte kant |
warujare-悪洒落 | een slechte [goedkope; flauwe] grap |
warukusuruto-悪くすると | in het slechtste geval |
warumono-悪者 | een slechte [kwaadaardige; verdorven] persoon; een schurk; een boef; een schoft |
warusa-悪さ | slechtheid |
warushi-悪し | (klassieke vorm van 悪い) niet goed; geen goede indruk makend; slecht; kwaadaardig; verdorven |
waruyoi-悪酔い | een kwade dronk hebben; wild en slecht gedrag o.i.v. sterke drank |
wāsuto-ワースト | slechtste; ergste |
wazawaisuru-災いする | problemen veroorzaken; slecht invloed hebben; kwaad doen |
yabuisha-藪医者 | kwakzalver; slechte [onbekwame] dokter |
yamai-病 | slechte gewoonte; zwakte |
yarisokonau-遣り損なう | tekortschieten; falen; mislukken; slecht werk leveren; een blunder begaan |
yasubushin-安普請 | gebouwen [huizen] die op een goedkope manier zijn gebouwd (vaak met slechte materialen) |
yasumono-安物 | een goedkoop artikel [produkt] (van slechte kwaliteit) |
yokoshima-邪 | verdorvenheid; slechtheid |
yoō-余殃 | onheil dat nakomelingen overkomt vanwege slechte daden van hun voorouders |
yoromeku-蹌踉めく | zich misdragen; het slechte pad opgaan; overspel plegen |
yūmeimujitsu-有名無実 | slechts in naam (en niet in werkelijkheid) |
zaishō-罪障 | (boeddh.) slecht karma |
zen'aku-善悪 | goed en slecht; juist en fout |
zōaku-増悪 | verergering; verslechtering (van een ziekte) |