なみだ(泪、涕) namida
1 traan; tranen(vloed)
その話は人々の涙を誘った。
Dat verhaal bracht de mensen aan het huilen.
涙を呑んで引き下がる。
Ik moet me terugtrekken en het spijt me zeer. [Ik trek me terug en bedwing mijn tranen.]
準決勝で涙を呑んだ。
Tot onze grote spijt haalden we de halve finale niet.
その話を聞いて涙しない者はいなかった。
Er was niemand die niet moest huilen bij het horen van dat verhaal.
涙片手に
in tranen
涙に暗れる
door een waas van tranen zien; door tranen verblind zijn
涙に暮れる
zijn dagen in tranen doorbrengen; huilend door het leven gaan; door tranen verblind zijn
涙に沈む
in diepe droevenis [in een vloed van tranen] verzinken
涙に迷う
door verdriet overmand zijn
涙に咽ぶ
snikken; door tranen verstikt zijn; een brok in de keel hebben
涙の雨
een tranenregen; een regen [stortvloed] van tranen
涙の川 (=涙川)
een rivier van tranen
涙の底
een diepe wanhoop [verdriet]
涙を誘う
(iem.) laten huilen; aan het huilen maken; (iem.) tot tranen toe ontroeren
涙を流す
tranen vergieten; tranen plengen; huilen
涙を呑む
zeer spijtig zijn; zijn tranen bedwingen [onderdrukken]
涙を振るう
zijn verdriet opzij zetten; zijn tranen drogen [wegvegen]
涙を催す
in tranen uitbartsen; op het punt staan om in tranen uit te barsten
2 het huilen
涙なしには語れない。
Ik kan het niet vertellen zonder te huilen.
3 (menselijke) gevoelens (zoals medeleven en verdriet)
血も涙もない
koud en gevoelloos zijn
4 (in combinatie met een zelfstandig naamwoord) een kleine hoeveelheid; een beetje; licht(elijk)