鞭打つ muchiutsu
1 afranselen; ranselen; geselen; met de zweep slaan; een pak slaag geven
御者は馬車馬を鞭打った。
De koetsier gaf de paarden de zweep.
De koetsier gaf de paarden de zweep.
昔は奴隷を鞭打つのは非道とはみなされていなかった。
Vroeger vond men het niet onmenselijk om een slaaf met een zweep te slaan.
Vroeger vond men het niet onmenselijk om een slaaf met een zweep te slaan.
2 aansporen; aanmoedigen; stimuleren; aanvuren
貧困から、祖母は老骨に鞭打って働かなければならなかった。
Vanwege haar armoedige situatie moest mijn oma zichzelf aansporen om keihard te werken.
Vanwege haar armoedige situatie moest mijn oma zichzelf aansporen om keihard te werken.
息子の無実を訴えるために、母親は重病の体に鞭打って出廷した。
Ondanks haar ernstige ziekte dwong de moeder zichzelf naar de rechtbank te gaan om te pleiten voor haar zoons onschuld.
Ondanks haar ernstige ziekte dwong de moeder zichzelf naar de rechtbank te gaan om te pleiten voor haar zoons onschuld.
老骨に鞭打つ
zichzelf aansporen tot hard werken op oudere leeftijd
zichzelf aansporen tot hard werken op oudere leeftijd