恨み（怨み、憾み） urami
1 wrok; rancune; wrevel; verbolgenheid; vijandigheid
恨みをいだく
een wrok koesteren (jegens iemand)
een wrok koesteren (jegens iemand)
恨みを言う
een wrok uiten
een wrok uiten
恨みをこらえる
wrok [rancune] onderdrukken [inslikken]
wrok [rancune] onderdrukken [inslikken]
恨みを買う
zich wrok [vijandigheid] op de hals halen; iemand tegen je opzetten; iemands kwade wil opwekken
zich wrok [vijandigheid] op de hals halen; iemand tegen je opzetten; iemands kwade wil opwekken
恨みを晴らす
wraak nemen op iemand; oude rekeningen vereffenen
wraak nemen op iemand; oude rekeningen vereffenen
恨み重なる敵
(iemands) gezworen vijand
(iemands) gezworen vijand