出 de
1 verschijning; opkomst
明日の日の出は7時25分だ。
De zonsopkomst morgen is om 07:25 uur.
De zonsopkomst morgen is om 07:25 uur.
2 (iemands) afkomst
彼は鹿児島の出だ。
Hij komt oorspronkelijk uit Kagoshima.
Hij komt oorspronkelijk uit Kagoshima.
彼女は名門の出だが、今では掃除婦として働いている。
Zij komt uit een vooraanstaande familie maar werkt nu als schoonmaakster.
Zij komt uit een vooraanstaande familie maar werkt nu als schoonmaakster.
農民の出
(iemand) van het platteland
(iemand) van het platteland
名門の出
(iemand) uit een vooraanstaande familie
(iemand) uit een vooraanstaande familie
3 uitvloeisel; uitstroming; uitloop; afvloeiing
台所の水の出が悪いので、母が水道業者を呼んだ。
Mijn moeder belde de loodgieter omdat het water in de keuken niet goed doorstroomde.
Mijn moeder belde de loodgieter omdat het water in de keuken niet goed doorstroomde.
4 verkoop; vraag
この作家の推理小説は出が良い。
De detectiveromans van deze schrijver verkopen goed.
De detectiveromans van deze schrijver verkopen goed.
5 aanwezigheid; dienst; aan het werk
明日は午後の出なので、朝にミーティングはできない。
Voor morgenochtend kan ik geen vergadering plannen want ik heb morgenmiddag pas dienst.
Voor morgenochtend kan ik geen vergadering plannen want ik heb morgenmiddag pas dienst.