組む kumu
1 vastmaken; aan elkaar maken
2 vlechten
3 in elkaar zetten; monteren
4 de benen [armen] kruisen [over elkaar slaan]
5 (zich) verenigen; samengaan; aansluiten (bij)
6 worstelen; vechten
7 samenstellen; (op)zetten
8 uitgeven; overmaken (betaalopdracht)