口 kuchi
1 mond; bek
2 spraak
3 smaak
4 opening; tuit
5 mond van een rivier
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
口は災いの因 [口は災いの門]。
De mond is de bron van het kwaad. [De mond is de poort naar het kwaad.]
De mond is de bron van het kwaad. [De mond is de poort naar het kwaad.]
口ほどにも無い。
Grote woorden maar geen daden.; Veel geschreeuw en weinig wol.
Grote woorden maar geen daden.; Veel geschreeuw en weinig wol.