心 kokoro
1 hart; ziel; geest; gevoelens; mentaliteit; karakter; aard; persoonlijkheid
心の広い
vriendelijk; behulpzaam; barmhartig
vriendelijk; behulpzaam; barmhartig
心をひかれる
zich aangetrokken voelen (door; tot)
zich aangetrokken voelen (door; tot)
心を奪われる
je hart verliezen aan; gegrepen [gefascineerd] worden door
je hart verliezen aan; gegrepen [gefascineerd] worden door
Spreekwoord(en)/gezegde(s)
心を鬼にする
onvermurwbaar [hardvochtig] zijn; van zijn hart een steen maken (lett.: van zijn hart een monster maken)
onvermurwbaar [hardvochtig] zijn; van zijn hart een steen maken (lett.: van zijn hart een monster maken)
心は二つ身は一つ
In dubio staan; Staan te twijfelen. (lett. twee harten, één lichaam)
In dubio staan; Staan te twijfelen. (lett. twee harten, één lichaam)