走り hashiri
1 een run; sprint; het rennen; hardlopen; rijden
郵便局まで一走りしてこよう。
Ik ren gauw even naar het postkantoor.
2 het glijden
このペンは走りが悪い。
Deze pen schrijft niet zo soepel.
3 primeur; de [het] eerste van het seizoen
ミニスカートの走りは1960年ごろだった。
De minirok kwam voor het eerst in de mode rond 1960.
走りの桃
de eerste perziken (van het seizoen)
梅雨の走り
de eerste regen van het regenseizoen
4 (Tohoku en West-Japanse dialecten) gootsteen