macht / macht ( de (m/v) | znw | machten )
1権力けんりょく [heerschappij]
machtige persoon; persoon aan de macht
権力者
machtsuitoefening
権力行使
machtsmisbruik
権力乱用
2ちから [sterkte]
machtsvertoon
力の誇示
militaire macht
軍事力