Kruisverwijzing
hemel
lemma | meaning |
---|---|
amabito-天人 | hemelbewoner; engel |
amakudari-天下り | neerdalen uit de hemel |
amanohara-天の原 | de lucht; de hemel; het firmament |
amanoiwato-天の岩戸 | Poort van de Hemelse Grot (Ama-no-Iwato is een grot in de Japanse mythologie) |
amatsu-天つ | hemels; keizerlijk; imperiaal |
ame-天 | lucht; hemel |
amebito-天人 | hemelbewoner; engel |
ametsuchi-天地 | hemel en aarde; het universum; de wereld |
aotenjō-青天井 | blauwe hemel |
banbutsu-万物 | alles tussen hemel en aarde (alle levende wezens en dingen in de schepping) |
chiyahoya-ちやほや | (onomatopee) ophemelend; ophef makend (over); verwennend |
chōchinmochi-提灯持ち | vleierij; bewieroking; ophemeling |
chū-宙 | lucht; hemel; ruimte; tussen hemel en aarde |
daichi-大地 | de aarde (t.o. de hemel) |
fuyuzora-冬空 | winterhemel; winterlucht; winterweer |
gekai-下界 | de [deze] wereld; de aarde (beneden de hemel) |
genpu-玄符 | gunstig voorteken (in de hemel) |
gokuraku-極楽 | het Paradijs; de Hemel |
gyōten-暁天 | dageraad; ochtendgloren; de hemel bij zonsopgang (wanneer de sterren vervagen) |
hadakamugi-裸麦 | hemelgerst; naaktzadige gerst (Hordeum vulgare variëteit nudum) |
haro-ハロ | halo (lichtende kring om een hemellichaam) |
harō-ハロー | halo (lichtende kring om een hemellichaam) |
hetsurau-諂う | vleien; ophemelen; stroop om de mond smeren; bij iemand in de gunst [in het gevlij] proberen te komen |
hinbutsu-品物 | alles tussen hemel en aarde |
homeru-褒める | prijzen; bewonderen; ophemelen; verheerlijken |
hoshi-星 | ster (hemellichaam) |
hoshikuzu-星屑 | sterrenwolk; kosmische stof; veel sterren (aan de nachtelijke hemel) |
hoshizora-星空 | sterrenhemel |
ittai-一体 | (wat) in hemelsnaam; in vredesnaam; verdorie |
iyahaya-いやはや | (uitroep) o jee; lieve hemel; goede genade |
jigajisan-自画自賛 | zijn eigen lof zingen; zichzelf ophemelen; opschepperij |
jingi-神祇 | de goden van de hemel en de goden van de aarde |
jōkū-上空 | lucht; luchtstreek; hemel; firmament |
jōten-上天 | de hemel (die boven de wereld is) |
jōten-上天 | de schepper (in religieuze betekenis); God in de hemel |
jōten-上天 | één van de vier hemelen; n.l. de winterhemel |
jōten-上天 | Hemelvaart |
kaisei-快晴 | mooi [helder] weer; een wolkenloze hemel |
kama-釜 | kookpot; (hemelwater) ketel; rijstkoker |
kaminokuni-神の国 | (Christendom) het Koninkrijk van God; het Koninkrijk Gods; Hemel |
kanoe-庚 | het zevende teken van decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanoto-辛 | het achtste teken van de decaden (de tien hemelstammen) van de Chinese lunisolaire kalender |
kanten-寒天 | koude lucht; winterhemel |
kenkon-乾坤 | hemel en aarde; het heelal; universum |
kenshō-乾象 | hemel; astronomisch verschijnsel; weersomstandigheden (over tijdsduur en plaats) |
kidō-軌道 | baan; orbit (van een hemellichaam); traject |
kōgai-口蓋 | verhemelte; gehemelte; palatum |
kōgaikotsu-口蓋骨 | verhemeltebeen (os palatinum) |
korewashitari-これはしたり | o jeetje; hemeltjelief; lieve hemel; mijn god! |
kōryō-亢竜 | hemelse [vliegende] draak |
kōryū-亢竜 | hemelse [vliegende] draak |
kumonoue-雲の上 | boven de wolken; hoog in de lucht [hemel] |
kūsai-空際 | horizon (het punt waar hemel en aarde elkaar raken) |
meifuku-冥福 | hemelse zaligheid; geluk in het hiernamaals |
mizuiro-水色 | lichtblauw; hemel(s)blauw; azuur; turkoois |
monka-もんか | ik vraag me af; is dat zo; alsof; hoe (in hemelsnaam) |
monoka-ものか | ik vraag me af; is dat zo; alsof; hoe (in hemelsnaam) |
nanten-南天 | de zuidelijke hemel |
nanten-南天 | Nandina domestica (een plant, ook wel hemelse bamboe genoemd) |
nukaboshi-糠星 | ontelbare kleine sterren aan de nachtelijke hemel |
oozora-大空 | het zwerk; de wijde hemel, het hemelgewelf |
paradaisu-パラダイス | het paradijs; de hemel |
parusā-パルサー | pulsar (een hemellichaam dat regelmatig pulsen van radiogolven en röntgenstralen uitzendt) |
rekishō-暦象 | astronomische almanak met de omlooptijd van hemellichamen (planeten, manen sterren, e.d.) |
rekishō-暦象 | hemellichamen |
roku-禄 | geschenk [geluk] uit de hemel |
safaia-サファイア | saffier (blauwe kleur); hemelsblauw |
sansai-三才 | hemel, aarde en de mensen |
seiten-晴天 | mooi weer; blauwe [heldere] hemel [lucht] |
seiten-青天 | blauwe hemel [lucht] |
seitoku-聖徳 | goddelijke [hemelse] deugden |
seiun-青雲 | [heldere] blauwe lucht [hemel] |
serurianburū-セルリアンブルー | hemelsblauw |
shidai-四大 | (taoïsme) de vier grote dingen: Tao, Hemel, Aarde en Koning |
shōten-昇天 | Hemelvaart (van Christus) |
sora-空 | lucht; hemel |
sorairo-空色 | hemelsblauw; azuur |
sorewasorewa-其れは其れは | (uitroep van verbazing, etc.) mijn hemel; wat jammer |
sukai-スカイ | lucht; hemel |
sururianburū-セルリアンブルー | hemelsblauw; azuur |
sutā-スター | ster (hemellichaam) |
taikyo-太虚 | hemel; heelal; universum; kosmos |
taisei-太清 | de weg [wetten] van de hemel |
taitei-大帝 | God; Heer in de Hemel; de Schepper |
takamagahara-高天原 | de Japanse Olympus; de hemel van de goden |
tei-帝 | (in kanji combinaties) keizer (zoon van het hemelse rijk) |
tei-帝 | (in kanji combinaties) hemelse god (i.t.t. aardse god) |
ten-天 | de lucht; de hemel; het firmament |
ten-天 | God; de Hemel; het hemelrijk |
tenchi-天地 | hemel en aarde; het universum; de wereld |
tenchikaibyaku-天地開闢 | de schepping [het ontstaan] van hemel en aarde |
tenchishinmei-天地神明 | de god(en) van hemel en aarde |
tengoku-天国 | de hemel (religie) |
tenjiku-天竺 | (arch.) lucht; hemel |
tenjin-天人 | de hemel en mensheid |
tenjō-天上 | de hemel |
tenjo-天助 | goddelijke hulp [bijstand]; hulp uit de Hemel |
tenjō-天壌 | hemel en aarde; de hele wereld; het universum |
tenjōkai-天上界 | hemel; hemelrijk |
tenjōtenge-天上天下 | de hele wereld; hemel en aarde |
tenka-天下 | (afk. voor) keizer; zoon des hemels |
tenkai-天界 | hemel; hemelrijk |
tenki-天機 | geheimen der natuur [schepping; hemel en aarde] |
tenkō-天功 | hemels werk; werk [prestatie; gave] van de hemel [de natuur; het universum] (of van de keizer als plaatsvervanger van de hemel) |
tennin-天人 | hemelbewoner; engel |
tennin-天人 | de hemel en mensheid |
tennō-天王 | (Boeddh.) hemelse koning |
tennyo-天女 | nimf van het hemelrijk; engel; hemelgeest (v) |
tenpen-天変 | buitengewone verschijnselen (in de hemel en op aarde); natuurramp |
tenrai-天来 | hemels [door de hemel gezonden; goddelijk] zijn |
tenshu-天主 | (Boeddhisme) de heer [heerser] over de hemelen [goden] |
tentai-天体 | hemellichaam |
utau-謳う | lof zingen; prijzen; ophemelen; verheerlijken |
yasunokawa-安の河 | de mythologische (hemel)rivier; de Melkweg |
yokkai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yokukai-欲界 | (boeddh.) het rijk van de begeerte [lust] (m.n. de mensenwereld tussen hemel en aarde) |
yuuzora-夕空 | avondhemel; avondlucht; avondschemering |
zaiten-在天 | in de hemel zijn (van een god of geest) |