araitateru-洗い立てる | goed [grondig; voorzichtig] wassen |
atsukau-扱う | (voorzichtig) iets bedienen |
chūi-注意 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
chūibukai-注意深い | voorzichtig; zorgvuldig; nauwgezet; attent; waakzaam; alert |
fuchūi-不注意 | onvoorzichtigheid; onverschilligheid; onoplettendheid |
fukaku-不覚 | onvoorzichtigheid; slordigheid; blunder; fiasco; mislukking |
fukinshin-不謹慎 | indiscretie; onvoorzichtigheid; onbescheidenheid; onbezonnenheid |
fumishimeru-踏み締める | met zekere stappen [voorzichtig; met vaste tred] lopen |
fushozon-不所存 | ondoordachtheid; tactloosheid; onverstandigheid; onvoorzichtigheid |
kaesugaesu-返す返す | voorzichtig |
karuhazumi-軽はずみ | onbesuisdheid; onvoorzichtigheid |
keikeini-軽軽に | luchtig; achteloos; onvoorzichtig; gedachteloos |
keisotsu-軽率 | onvoorzichtigheid; lichtvaardigheid; onbesuisdheid |
mubō-無謀 | roekeloosheid; ondoordachtheid; onvoorzichtigheid |
mubōunten-無謀運転 | het onvoorzichtig [roekeloos] autorijden |
mufunbetsu-無分別 | indiscretie; onnadenkendheid; onvoorzichtigheid |
nen-念 | voorzichtigheid |
nukeme-抜け目 | onvoorzichtigheid; onoplettendheid; nalatigheid |
shinchō-慎重 | voorzichtigheid; behoedzaamheid |
sokonuke-底抜け | roekeloos; onvoorzichtig; indiscreet |
tashinamu-嗜む | voorzichtig [bescheiden] zijn |
tsutsushimi-慎み | voorzichtigheid; bescheidenheid; terughoudendheid |
tsutsushimu-慎む | letten op; passen op; voorzichtig [tactvol] zijn |
waremonochūi-割れ物注意 | (op bagage, pakketten, etc.) voorzichtig [pas op], breekbaar! |
yasui-安い | frivool; zorgeloos; onvoorzichtig; indiscreet |
yōjin-用心 | voorzichtigheid; zorgvuldigheid; voorzorg |
yōjinbukai-用心深い | voorzichtig; waakzaam; alert; op zijn hoede |